2. Commentaar
[Regeling vervallen per 09-09-2006 met terugwerkende kracht tot en met 29-08-2006]
In het onderwerpelijke geding heeft het Hof Amsterdam uit de overeenkomst afgeleid
dat A bepaalde kosten, zoals financiering, verzekering en belasting zelf zou dragen.
Het in bovenvermelde beslissing door de Hoge Raad ingenomen standpunt dat alsdan deze
kosten niet tot de vergoeding voor de aan A verrichte dienst vallen te rekenen sluit
aan bij deze feitelijke constatering. Ik leid dit ook af uit de overweging van de
Hoge Raad dat partijen er in casu voor hebben gekozen dat deze kosten rechtstreeks
door de lessee worden gedragen en dat er alsdan geen reden is de financieringskosten
tot de vergoeding voor de door de lessor aan de lessee verrichte dienst te rekenen,
ook niet in de aan de orde zijnde situatie dat de lessee de financieringskosten draagt
door aan de lessor een renteloze lening te verschaffen.
’s-Hofs feitelijke vaststelling houdt naar het mij voorkomt verband met de stelling
van de inspecteur dat de lessor een offer bracht door berekening van rente, welke
normaliter een onderdeel vormt van de financieringslasten, achterwege te laten. Nu
de lasten niet bij de lessor zijn opgekomen is naar ’s-Hofs oordeel van een door de
lessor gebracht offer geen sprake.
Bij de beschouwing van de feiten door het Hof is naar mijn mening de omstandigheid
dat financiering van de aanschaf van de auto’s, naar zijn aard (tegenover het direct
betalen van de aanschafprijs van de auto’s staat de geleidelijke terugbetaling via
de leasetermijnen) altijd deel uitmaakt van de door de lessor te verrichten prestatie,
onvoldoende aan de orde gekomen. In dit verband kunnen in de onderhavige zaak worden
onderscheiden het verstrekken van de lening en de lease van de auto’s. De financieringskosten
welke betrekking hebben op het verstrekken van de lening zullen rechtstreeks opkomen
bij de lessee; de financieringskosten welke betrekking hebben op de lease-overeenkomst
zullen daarentegen rechtstreeks bij de lessor opkomen. Laatstgenoemde kosten worden
door de lessor immer doorberekend aan de lessee (in welk kader in de onderhavige zaak
door de lessee een renteloze lening aan de lessor is verstrekt).
Naast het vorenstaande merk ik nog op dat de kosten met betrekking tot financiering
van de aan te schaffen auto’s, verzekering en belasting, feitelijk bezien, in zoverre
van elkaar verschillen dat bepaalde kosten, zoals verzekeringskosten, buiten de leaseprijs
kunnen worden gehouden door overeen te komen dat bepaalde elementen, zoals het verzekeren
van auto’s, geen onderdeel uit maken van de door de lessor te verrichten prestatie.
Financiering van de door de lessor aan te schaffen auto’s vormt echter, naar zijn
aard, geen element dat buiten de overeenkomst kan worden gehouden hetgeen ook blijkt
uit de omstandigheid dat in de onderhavige zaak het verstrekken van een (renteloze)
lening onderdeel uitmaakte van de overeenkomst.
Het verstrekken van een renteloze lening vormt een bijkomende prestatie in het kader
van het leasen van de auto’s. Alsdan maken de met de financiering gemoeide kosten
ook deel uit van de toegevoegde waarde van de prestatie welke door de lessor wordt
verricht ter zake waarvan omzetbelasting dient te worden voldaan.
In dit verband verwijs ik nog naar het arrest van de Hoge Raad van 18 mei 1994, nr.
29.402, inzake een sponsorcontract waarin de Hoge Raad (ten overvloede) oordeelt dat
de belasting door de lessor van de auto’s verschuldigd, ingeval de lessee bijkomende
prestaties verricht, dient te worden berekend over de waarde voor de lessor van bedoelde
prestaties en dat niet de inkoopwaarde van de door de lessor verrichte prestatie beslissend
is.
Gelet op het vorenstaande ben ik voornemens de vraag of de waarde van het verstrekken
van een renteloze lening, zijnde een door de lessee verrichte bijkomende prestatie,
in een dergelijke situatie tot de vergoeding behoort in een voorkomende situatie opnieuw
aan de Hoge Raad voor te leggen.
Daarbij zal niet zozeer de vraag of sprake is van een offer als wel de vraag of de
financieringskosten die opkomen bij de lessor, los van de eventueel bij de lessee
opgekomen financieringskosten, moeten leiden tot een aanpassing van de maatstaf van
heffing in de eerder door de inspecteur bepleite zin.