Wet overleg fysieke leefomgeving

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Wet van 11 december 1996, houdende regels betreffende advies en overleg over het beleid inzake verkeer en waterstaat (Wet advies en overleg verkeer en waterstaat)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de Herzieningswet adviesstelsel wenselijk is de Raad voor verkeer en waterstaat opnieuw in te stellen met handhaving van de bestaande regeling van het overleg met betrekking tot het terrein van verkeer en waterstaat;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • overlegorgaan: Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving, bedoeld in artikel 4.

Artikel 4

Er is een Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving voor het voeren van overleg over het beleid inzake fysieke leefomgeving.

Artikel 5

Door of namens Onze Minister en, waar daartoe aanleiding bestaat door of namens Onze Ministers wie het mede aangaat, worden in het overlegorgaan beleidsvoornemens aan de orde gesteld met betrekking tot onderdelen van het beleid inzake fysieke leefomgeving.

Artikel 6

In het overlegorgaan wordt door of namens Onze Minister en waar daartoe aanleiding bestaat, door of namens Onze Ministers wie het mede aangaat, overleg gevoerd met betrokkenen en hun organisaties.

Artikel 7

  • 1 Onze Minister wijst de betrokkenen of hun organisaties aan, die zich in het overlegorgaan kunnen doen vertegenwoordigen.

  • 2 Waar daartoe aanleiding bestaat geschiedt de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, in overeenstemming met Onze Ministers wie het mede aangaat.

  • 3 Door of namens Onze Minister en, waar daartoe aanleiding bestaat door of namens Onze Ministers wie het mede aangaat, kunnen andere betrokkenen of organisaties dan de betrokkenen of organisaties, bedoeld in het eerste lid, bij een vergadering van het overlegorgaan worden betrokken, voor zover dat voor een goede invulling van het overleg wenselijk is.

Artikel 9

  • 1 Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat personen als voorzitter van het overlegorgaan. Behoudens toepassing van het vijfde lid, wordt het voorzitterschap van een overlegvergadering steeds door een van deze personen bekleed.

  • 2 De voorzitter heeft in het overlegorgaan zitting zonder last.

  • 3 De benoeming geschiedt voor een periode van ten hoogste vier jaren.

  • 4 Een voorzitter wordt bij voorkeur slechts eenmaal herbenoemd.

  • 5 In bijzondere omstandigheden kan een overlegvergadering worden voorgezeten door een andere persoon die door of namens Onze Minister is aangewezen.

Artikel 11

Het overlegorgaan komt bijeen, indien ten minste 5 van de betrokkenen of hun organisaties, bedoeld in artikel 7, eerste lid, daarom verzoeken.

Artikel 12

De gezichtspunten van de in het overlegorgaan vertegenwoordigde afzonderlijke betrokkenen of organisaties van hen, die resulteren uit het gevoerde overleg, worden door dat orgaan schriftelijk ter kennis gebracht van Onze Minister en, waar daartoe aanleiding bestaat, door diens tussenkomst, van Onze Ministers wie het mede aangaat.

Artikel 15

  • 1 Het overlegorgaan heeft een secretaris.

  • 2 De secretaris is voor zijn werkzaamheden voor het overlegorgaan uitsluitend verantwoording schuldig aan het overlegorgaan.

  • 3 Aan de secretaris kunnen andere medewerkers worden toegevoegd.

  • 4 De secretaris en de andere medewerkers zijn geen lid van het overlegorgaan.

  • 5 Onze Minister stelt aan, bevordert, schorst en ontslaat, na overleg met de voorzitters van het overlegorgaan, de secretaris. Onze Minister stelt aan, bevordert, schorst en ontslaat, op voordracht van de secretaris, de andere medewerkers.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 11 december 1996

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de negentiende december 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven