Eindtermen vuurwapenopleiding politie

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 15-11-1996 t/m heden

Eindtermen vuurwapenopleiding politie

Circulaire aan korpsbeheerders en beheerder KLPD

Mijne dames/heren,

In het overleg met de Commissie voor Georganiseerd Overleg Politie-ambtenarenzaken van 16 oktober jongstleden is gesproken over de brief die mijn ministerie op 19 augustus jongstleden aan het Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP) heeft gezonden. In deze brief is ingestemd met een aantal aanpassingen in de eindtermen van de vuurwapenopleiding in het kader van de Primaire Opleiding Medewerker Basispolitiezorg (POMB).

Hierbij wil ik u informeren over de conclusies van het overleg en de consequenties die dat heeft voor de uitvoering bij uw korps van de Regeling training en toetsing vuurwapengebruik politie.

Ik heb geconstateerd dat met de brief aan het LSOP voorbij is gegaan aan het reguliere overleg dat over zo’n voorgenomen wijziging met de vakorganisaties wordt gevoerd. Evenmin is rekening gehouden met het feit dat een aanpassing van dit deel van de eindtermen van de primaire opleiding consequenties heeft voor de uitvoering van de Regeling training en toetsing vuurwapengebruik politie. Ten slotte kan een dergelijke aanpassing alleen rechtsgeldig tot stand komen door wijziging van de ministeriële regeling waarmee de eindtermen POMB zijn vastgesteld.

Op grond van het voorgaande heb ik in de eerste plaats vastgesteld dat de brief aan het LSOP herroepen zal worden. Daarnaast heb ik geconcludeerd dat de eindtermen van de vuurwapenopleiding nog steeds van kracht zijn zoals deze van kracht waren voor de verzending van de brief aan het LSOP.

Het is mij bekend dat als gevolg van de brief aan het LSOP in een aantal korpsen onduidelijkheid is ontstaan over de vraag welke toets moet worden gehanteerd bij de uitvoering van de Regeling training en toetsing vuurwapengebruik politie. Voor alle betrokkenen is het van belang dat deze onduidelijkheid op zo kort mogelijke termijn wordt beëindigd. In dat verband bevestig ik hierbij dat de toets gebruikt moet (blijven) worden die van kracht was ten tijde van de invoering van de Regeling training en toetsing vuurwapengebruik politie op 1 januari 1996. Voor de goede orde heb ik een exemplaar van deze geldende toets gevoegd bij deze circulaire.

Als gevolg van de onduidelijkheid is het mogelijk dat een beperkt aantal medewerkers van uw korps niet de correcte toets heeft afgelegd en op grond daarvan op dit moment formeel niet voldoet aan de eisen gesteld in de Regeling training en toetsing vuurwapengebruik politie. Indien hiervan in uw korps sprake is, ben ik van oordeel dat de betrokken medewerkers de toets opnieuw dienen af te leggen op zo kort mogelijke termijn doch uiterlijk bij de eerstvolgende voor betrokkene geplande reguliere vuurwapentraining. Dit betekent dat betrokkene uiterlijk drie maanden na dagtekening van deze circulaire de (oorspronkelijke) toets moet hebben afgelegd.

Ik verzoek u deze circulaire onder de aandacht te brengen van de betrokken medewerkers van uw korps.

’s-Gravenhage, 15 november 1996

Hoogachtend,
De

Minister

van Binnenlandse Zaken,
Voor deze,
De

Directeur Politie

,

J. Vrolijk

Bijlage III. Schietvaardigheden

1. Toets: Schietvaardigheid I

1.1. Doelstelling

De kandidaat demonstreert in een aantal schietacties, vanaf verschillende vuurposities, op onderscheiden trefvlakken en verschillende schiethoudingen, dat hij in staat is op veilige en doelmatige wijze om te gaan met het dienstpistool.

1.2. Toetsvorm

De te toetsen vaardigheden in de toets ’schietvaardigheid I’ worden getoetst in een parcours. In het parcours werkt de kandidaat zonder onderbreking de vaardigheden in een vaste volgorde af. Per vaardigheid zijn de condities, waaronder de vaardigheden vertoond moeten worden, vastgelegd.

1.3. Toetsduur

Het afnemen en bespreken van het parcours duurt per kandidaat ongeveer 10 minuten. Bij de toetsonderdelen waarbij de factor tijd wordt gemeten, wordt gebruik gemaakt van een stopwatch of computerinstelling. De toegestane tijd per onderde(e)l(en) is aangegeven in de normeringstabel.

1.4. Toetsvoorschriften

  • 1. Tijdens de toets is de kandidaat gekleed in volledig politie-uniform (inclusief blouson) en draagt hij de wapenstok en de handboeien op de daarvoor bestemde plaats.

    Wordt op grond van de functie de toets niet in uniform afgelegd, dan wordt kleding gedragen die voor het uitoefenen van de functie algemeen aanvaardbaar is.

  • 2. De kandidaat mag per toets twee pogingen doen om te tonen dat hij voldoet aan de gestelde eindtermen. Onder poging wordt verstaan het al dan niet geheel uitvoeren van het parcours door de kandidaat.

  • 3. Indien een kandidaat tijdens het afleggen van de toets een veiligheidsfout maakt, beëindigt de docent de poging. Onder veiligheidsfout wordt elke handeling met het vuurwapen verstaan die direct of indirect gevaar voor derden of voor de schutter kan opleveren.

  • 4. De zich tijdens de toets voordoende storingen aan het wapen worden door de kandidaat op de voorgeschreven wijze verholpen. Bij niet te verhelpen storingen door de kandidaat wordt de poging onderbroken en daarna herhaald.

1.5. Toetsinhoud

De toets schietvaardigheid I bestaat uit een parcours waarin op statische doelen wordt geschoten.

Statisch doel

Tijdens het parcours wordt geschoten op de onderscheiden trefvlakken van de man/ringschijf. De man/ringschijf mag ook worden geprojecteerd op een projectiescherm.

Beenvlak: Het gedeelte onder de horizontale witte streep, ter hoogte van de heupen van de manfiguur. In deze toets telt alleen de zwarte delen van het beenvlak als score mee.

Romp: Het gedeelte vanaf de schouderlijn tot de horizontale witte streep, ter hoogte van de heupen van de manfiguur.

Het parcours

Het parcours bestaat uit de volgende onderdelen:

– Aanhoudingsvuur

  • A. Staande ondersteund of weaver houding sterke hand en geknield ondersteund sterke hand.

  • B. Geknield ondersteund sterke hand en staande ondersteund zwakke hand achter een dekking.

    – Noodweervuur

  • C. Vanuit een statische situatie op een statisch doel.

  • D. Vanuit een dynamische situatie op een statisch doel.

De genoemde onderdelen worden in een parcours zonder onderbreking afgewerkt in de volgorde waarin ze zijn opgenomen. Het vereiste aantal patronen bedraagt 16.

1.6. Toetsuitvoering

  • 1. De uitgangspositie is de rusthouding. De twee patroonhouders waarover de kandidaat beschikt, zijn door hem elk met acht patronen gevuld. Het pistool is in geladen-ontspannen toestand in de gesloten holster. De tweede patroonhouder bevindt zich in het patroonhoudertasje.

  • 2. Bij de handelingen aan het pistool vóór en na het schieten, alsmede tijdens het verplaatsen naar een andere vuurpositie dient de kandidaat het doel in zijn primaire gezichtsveld te houden.

  • 3. Bij het verplaatsen naar een andere vuurpositie is het pistool in geladen-ontspannen toestand in de gesloten holster.

1.7. Het parcours

Uithoudingsgang

Het pistool in geladen-ontspannen toestand in een gesloten holster. Een geheel gevulde reservehouder in het patronentasje.

A1. Staande ondersteund of weaver houding sterke hand

Afstand: 15 meter

Doel: beenvlak manfiguur

Aantal schoten: 2

De kandidaat:

  • neemt de staand ondersteund sterke hand c.q. weaverhouding in;

  • vuurt twee schoten af op het beenvlak. Het eerste schot is ’double action’;

  • ontspant het afvuurmechanisme door middel van de ontspanhefboom. Het pistool wordt niet geborgen;

A2. Geknield sterke hand

Afstand: 15 meter

Doel: beenvlak manfiguur

Aantal schoten: 2

De kandidaat:

  • neemt de geknielde schiethouding sterke hand in;

  • vuurt twee schoten af op het beenvlak. Het eerste schot is ’double action’;

  • ontspant het afvuurmechanisme door middel van de ontspanhefboom; bergt het pistool en sluit de holster;

  • staat op.

B1. Geknield ondersteund sterke hand achter dekking

Afstand: 10 meter

Doel: beenvlak manfiguur

Aantal schoten: 2

De kandidaat:

  • neemt schiethouding geknield ondersteund sterke hand achter dekking in;

  • vuurt twee schoten af op het beenvlak. Het eerste schot is ’double action’;

  • ontspan het afvuurmechanisme door middel van de ontspanhefboom;

  • houdt het pistool in zijn hand.

B2. Staande ondersteund zwakke hand achter dekking

Afstand: 10 meter

Doel: beenvlak manfiguur

Aantal schoten: 2

De kandidaat:

  • neemt schiethouding staande ondersteund zwakke hand achter dekking in;

  • vuurt twee schoten af op het beenvlak. Het eerste schot is ’double action’;

  • herlaadt het pistool en bergt het

pistool in de holster en sluit deze.

C. Noodweervuur – statische situatie/statisch doel

Afstand: 8 meter

Doel: romp manfiguur

Aantal schoten: totaal 4

De handelingen in dit parcoursonderdeel worden vier maal doorlopen waarbij telkens één schot wordt afgevuurd.

Techniek: Weaver

De kandidaat:

  • neemt vanuit de uitgangshouding de schiethouding volgens de Weaver-techniek in;

  • vuurt één schot ’double action’ af;

  • ontspant het afvuurmechanisme door middel van de ontspanhefboom;

  • bergt het pistool in de holster en sluit deze;

Deze handelingen worden viermaal herhaald.

Noodweervuur – dynamische situatie/statisch doel

Deze oefening bestaat uit twee onderdelen. Het is de bedoeling dat onderdeel 1 en 2 achter elkaar doorlopen worden waarbij voor elk onderdeel in eerste instantie één schot wordt afgevuurd. Vervolgens wordt de oefening eenmaal herhaald. In totaal worden er vier schoten afgevuurd.

Onderdeel 1

Afstand: 2 tot 6 meter

Doel: 1 schot op romp manfiguur

Aantal schoten: totaal 2

De handelingen in dit parcoursonderdeel worden eenmaal herhaald. In totaal wordt tweemaal één schot afgevuurd.

Techiek: Weaver

Uitgangspositie: 2 meter vanaf het doel

De kandidaat:

  • loopt achteruit;

  • heeft de druksluiting van de holster ontsloten en omvat de pistoolgreep, wijsvinger is gestrekt. Het pistool blijft geborgen;

  • roept tegen de imaginaire verdachte: ’Houd op, doe dat wapen weg, anders moet ik schieten’.

  • neemt gekomen op een afstand van 4-6 meter op een door de docent gegeven signaal (fluit/computer) de schiethouding volgens de Weaver-techniek in;

  • vuurt één schot ’double action’ af op de romp;

  • ontspant en bergt het pistool;

Onderdeel 2

Afstand: 2 tot 8 meter

Doel: 1 schot op beenvlak manfiguur

Aantal schoten: totaal 2

De handelingen in dit parcoursonderdeel worden eenmaal herhaald. In totaal wordt tweemaal één schot afgevuurd.

Techniek: Weaver

Uitgangspositie: 2 meter vanaf het doel

De kandidaat:

  • loopt achteruit;

  • heeft de druksluiting van de holster ontsloten en omvat de pistoolgreep, wijsvinger is gestrekt. Het pistool blijft geborgen;

  • roept tegen de imaginaire verdachte: ’Houd op, doe dat wapen weg, anders moet ik schieten’.

  • neemt gekomen op een afstand van 6-8 meter op een door de docent gegeven signaal (fluit/computer) de schiethouding volgens de Weaver-techniek in;

  • vuurt één schot ’double action’ af op het beenvlak;

  • ontspan en bergt het pistool;

De oefening wordt éénmaal herhaald.

Hierna wordt het pistool ontladen, geborgen en de holster gesloten.

1.8. Beoordeling

De kandidaat moet voor een voldoende eindresultaat op de toets, op alle parcoursonderdelen aan de norm voldoen.

Parcoursonderdeel

Norm

Tijd

Veiligheid

Gedurende de gehele poging mag geen veiligheidsfout woren gemaakt

 

A1.

Staande ondersteund of Wea-verhouding sterke hand.

Zeven treffers in beenvlak, zonder dat de romp is geraakt.

Parcoursonderdeel A+B: maximaal drie minuten.

A2.

Geknield ondersteund sterke hand.

   

B1.

Geknield ondersteund sterke hand achter dekking.

   

B2.

Staande ondersteund zwakke hand achter dekking.

   

C.

Noodweervuur: vanuit statische situatie op een statisch doel.

Drie treffers romp

Ieder schot moet binnen drie seconden na het gegeven signaal worden afgegeven.

D.

Noodweervuur:vanuit een dynaische situatie op een statisch doel.

Mondelinge waarschuwing en drie treffers verdeeld over romp en been-vlak in de verhouding 1/2 of 2/1.

Ieder schot moet binnen twee seconden na het gegeven signaal worden afgegeven.

Een schot wordt als treffer aangemerkt als de inslag van de kogel de rand van het aangegeven onderdeel van de manfiguur raakt.

2. Toets: Schietvaardigheid II

2.1. Doelstelling

De kandidaat laat zien dat hij een bewegend doel kan volgen en op een bepaald moment kan raken.

2.2. Benodigdheden

Primaire grafische beeldplaat en examendiskette (Circon).

2.3. Toetsvorm

De toets bestaat uit rollende ballen die op verschillende manieren over het scherm bewegen. De bollen zijn rood als ze verschijnen. Op een gegeven moment worden deze ballen ongeveer 2 seconden geel. Op dat moment moet de schutter schieten.

2.4. Uitvoering

Afstand: 5 meter

Wapen: systeem gecontroleerd (dus met terugslag)

Snelheid: 0/9/0

Kogeltracering: uit

Aantal schoten: 16

Toets: De kandidaat begint met een geladen ontspannen wapen in een gesloten holster. Op het moment dat hij het doel ziet mag hij het wapen trekken en richten. Op het moment van de verkleuring moet hij schieten. Hierna mag hij het wapen in handen houden. De kandidaat dient na ieder schot het wapen te ontspannen.

Norm: De kandidaat schiet één keer per bewegend object. Er komt 16 keer een bewegende bol op het scherm. Van de 16 schoten dienen er minimaal 13 raak te zijn. Niet schieten telt als een misser. Indien de bol wordt geraakt voor of na de verkleuring wordt dit eveneens gezien als een misser.

3. Toets: Schietvaardigheid III

3.1. Doelstelling

De kandidaat laat zien dat hij op een verantwoorde en effectieve wijze een doel kan treffen dat een bedreigende situatie voorstelt.

3.2. Toetsvorm

De oefening bestaat uit manfiguren met en manfiguren zonder wapen. Er mag alleen geschoten worden op de manfiguren met wapen. Als zich achter de manfiguur met wapen een manfiguur zonder wapen bevindt mag er niet geschoten worden. Het eerste doel wordt drie seconden getoond. De volgende doelen worden twee seconden getoond.

3.3. Uitvoering

Afstand: 5 meter

Wapen: systeem gecontroleerd (dus met terugslag)

Kogeltracering: uit

Aantal schoten: 8

Toets: De kandidaat begint met een geladen ontspannen wapen in een gesloten holster. Op het moment dat hij de eerste bedreigende situatie ziet moet hij zijn wapen trekken en vuren. Het eerste doel blijft drie seconden in beeld. Vervolgens mag hij zijn wapen in de hand houden. Hij hoeft zijn wapen niet te ontspannen.

Norm: De kandidaat krijgt 8 keer een manfiguur met wapen te zien. Hij dient per manfiguur één keer te schieten. Van de 8 keer moet hij 6 keer raak schieten.

Naar boven