Wet op het RIVM

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2017 t/m 24-05-2018

Wet van 21 oktober 1996, houdende regeling van de taakuitoefening door het RIVM (Wet op het RIVM)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is wettelijk te regelen dat het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu zijn taken ten behoeve van de beleidsontwikkeling en het toezicht op het terrein van de volksgezondheid en het terrein van het milieu zelfstandig uitoefent;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • b. RIVM: het rijksinstituut, bedoeld in artikel 2;

  • c. de directeur-generaal: de directeur-generaal van het RIVM, genoemd in artikel 2;

  • d. meerjaren-activiteitenprogramma: een programma als bedoeld in artikel 4.

HOOFDSTUK 2. INSTELLING, TAAK EN WERKWIJZE

Artikel 2

  • 1 Er is een Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu, dat ressorteert onder Onze Minister.

  • 2 De leiding van het RIVM berust bij de directeur-generaal van het RIVM. De directeur-generaal wordt door Onze Minister in overeenstemming met Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit benoemd.

Artikel 3

  • 1 Het RIVM heeft, onverminderd het bepaalde bij of krachtens andere wetten, tot taak:

    • a. onderzoek te verrichten, dat is gericht op ondersteuning van de beleidsontwikkeling en de uitoefening van toezicht op het terrein van de volksgezondheid, het terrein van het milieu en het terrein van natuur, bos en landschap;

    • b. periodiek te rapporteren over de toestand en de toekomstige ontwikkeling van de volksgezondheid en het milieu;

    • c. andere door Onze Minister op te dragen werkzaamheden uit te voeren.

  • 2 Het RIVM kan ander onderzoek dan dat, bedoeld in het eerste lid, onder a, alsmede andere werkzaamheden dan die, bedoeld in het eerste lid, onder c, verrichten indien dat uit een oogpunt van algemeen belang nuttig is te achten en dit onderzoek of die werkzaamheden zijn opgenomen in een meerjaren-activiteitenprogramma. De kosten van zodanig onderzoek of zodanige werkzaamheden brengt het RIVM in rekening bij degene, in wiens opdracht het onderzoek of de werkzaamheden worden verricht.

Artikel 4

  • 1 De directeur-generaal stelt jaarlijks, na overleg met Onze Minister, een meerjaren-activiteitenprogramma op, waarin zijn opgenomen alle activiteiten op het terrein van de volksgezondheid, die het RIVM voornemens is in de komende jaren uit te voeren. Het meerjaren-activiteitenprogramma en wijzigingen daarin behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

  • 2 De directeur-generaal stelt jaarlijks, na overleg met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, een meerjaren-activiteitenprogramma op, waarin zijn opgenomen alle activiteiten op het terrein van het milieu, die het RIVM voornemens is in de komende jaren uit te voeren. Het meerjaren-activiteitenprogramma en wijzigingen daarin behoeven de goedkeuring van Onze Minister en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

  • 3 De directeur-generaal stelt jaarlijks, na overleg met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, een meerjarenactiviteitenprogramma op, waarin zijn opgenomen de activiteiten op het terrein van natuur, bos en landschap die het RIVM en de andere betrokken instellingen in het kader van de opstelling van de rapporten, bedoeld in artikel 1.9 van de Wet natuurbescherming, voornemens zijn in de komende jaren uit te voeren. Het meerjarenprogramma en wijzigingen daarin behoeven de goedkeuring van Onze Minister en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

  • 4 De directeur-generaal stelt jaarlijks, na overleg met Onze Minister en Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, een meerjaren-activiteitenprogramma op van onderzoek dat hij noodzakelijk acht voor het verwerven van inzichten die nodig zijn om de in artikel 3, eerste lid, onder a en b, genoemde taken adequaat te kunnen uitvoeren.

Artikel 5

Onze Minister geeft aan de directeur-generaal geen aanwijzingen met betrekking tot de methoden, volgens welke de in de meerjaren-activiteitenprogramma’s opgenomen onderzoeken worden uitgevoerd en de resultaten daarvan worden gerapporteerd.

Artikel 6

De directeur-generaal zendt jaarlijks voor 1 juni aan Onze Minister en Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een verslag van de werkzaamheden van het RIVM in het afgelopen kalenderjaar.

Artikel 7

Onze Minister en Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zenden rapporten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, alsmede de meerjaren-activiteitenprogramma's, bedoeld in artikel 4, en het verslag, bedoeld in artikel 6, aan de Staten-Generaal.

HOOFDSTUK 3. COMMISSIE VAN TOEZICHT

Artikel 8

  • 1 Er is een Commissie van toezicht die tot taak heeft het wetenschappelijk niveau van het RIVM te bewaken.

  • 2 De Commissie van toezicht bestaat uit:

    • a. twee door Onze Minister in overeenstemming met Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op voordracht van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen telkens voor vier jaren te benoemen leden, waaronder de voorzitter, en

    • b. telkens één lid, aan te wijzen door de directie van het Centraal Planbureau, de directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, het hoofd van de Rijksplanologische Dienst en de directeur-generaal voor de statistiek.

  • 3 Onze Minister en Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kunnen daarnaast telkens voor vier jaren personen, die deskundig zijn op het terrein van het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de volksgezondheid, het milieu of natuur, bos of landschap, tot lid van de commissie benoemen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 21 oktober 1996

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de zesentwintigste november 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven