Regeling eisen praktijk-examens D en E bij D

[Regeling vervallen per 30-09-2003.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-08-2002 t/m 29-09-2003

Regeling eisen praktijk-examens D en E bij D

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 111, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikel 70 van het Reglement rijbewijzen;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 30-09-2003]

De aanvrager van het praktijk-examen dient blijk te geven in staat te zijn na te gaan of er met het examenvoertuig veilig gereden kan worden. De hierna genoemde punten komen aan de orde:

  • a. het verstellen van de zitplaats van de bestuurder voor een juiste zithouding;

  • b. het afstellen van de spiegels en, indien aanwezig, de veiligheidsgordel en de hoofdsteun;

  • c. nagaan of de portieren gesloten zijn.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 30-09-2003]

Naast de punten van artikel 1 moet de aanvrager in staat zijn een selectie van de hierna genoemde handelingen uit te voeren:

  • a. controle van de banden en bandenspanning;

  • b. controle van de verlichting, reflectoren en richtingaanwijzers;

  • c. controle van de stuurinrichting;

  • d. controle van de positie en functie van de diverse bedieningsorganen, schakelaars, controlelampjes en meters;

  • e. controle van de remmen;

  • f. controle van het oliepeil;

  • g. controle van de claxon;

  • h. controle van de koelvloeistof, remvloeistof en ruitensproeiervloeistof;

  • i. controle van het controleapparaat als bedoeld in bijlage I van verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (PbEG L 370) en de snelheidsbegrenzer.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 30-09-2003]

Tijdens het praktijk-examen dient de aanvrager blijk te geven in staat te zijn om in verkeerssituaties op veilige wijze:

  • a. de kant van de weg of de parkeerruimte te verlaten;

  • b. op het juiste weggedeelte en met aanpassing van de snelheid aan de weg- en verkeersomstandigheden aan het verkeer deel te nemen;

  • c. te rijden op rechte weggedeelten;

  • d. bochten te rijden;

  • e. afstand te houden ten opzichte van andere voertuigen;

  • f. van rijstrook te veranderen en andere zijdelingse verplaatsingen uit te voeren;

  • g. andere weggebruikers in te halen, alsook obstakels voorbij te rijden;

  • h. juist te handelen ten opzichte van tegenliggers, ook bij wegversmallingen;

  • i. door overige weggebruikers tegemoet gekomen en ingehaald worden;

  • j. in diverse omstandigheden in te halen;

  • k. een overweg te naderen en op te rijden;

  • l. te rijden nabij en op bijzondere weggedeelten, zoals woonerven, voetgangersoversteekplaatsen, tram- en bushaltes;

  • m. een kruispunt te naderen en op te rijden;

  • n. rechts of links af te slaan bij kruispunten of om de weg te verlaten;

  • o. de invoegstrook van de doorgaande rijbaan op te rijden (invoegen) en van de doorgaande rijbaan de uitvoegstrook (uitvoegen);

  • p. een rotonde te berijden;

  • q. een aantal bijzondere verrichtingen (vaardigheden) uit te voeren met het voertuig.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 30-09-2003]

De aanvrager dient tijdens het praktijk-examen blijk te geven inzicht te hebben ten aanzien van de in artikel 3 genoemde handelingen en manoeuvres door middel van:

  • a. het letten op tekens en overige aanduidingen op de weg;

  • b. het tijdig en op juiste wijze geven van signalen aan de overige weggebruikers en tijdig en op juiste wijze te reageren op signalen van de overige weggebruikers;

  • c. het adequaat reageren in gevaarlijke situaties;

  • d. het tijdig en op juiste wijze reageren op tekens en aanwijzingen van verkeersagenten e.d.;

  • e. het naar behoren rekening te houden met andere weggebruikers, met name kwetsbare weggebruikers als voetgangers en fietsers, en op te letten in situaties waarin ander verkeer kan worden verwacht (kijkgedrag);

  • f. rekening te houden met weg- en weersomstandigheden;

  • g. het op de juiste wijze verlenen van voorrang aan bestuurders en het voor laten gaan van weggebruikers die daar recht op hebben;

  • h. het innemen van de juiste plaats op de weg voor het uitvoeren van voorgenomen handelingen zoals inhalen, afslaan en stoppen, en het daarvoor geschikte dan wel bestemde weggedeelte te kiezen;

  • i. het houden van voldoende volgafstand ten opzichte van de overige bestuurders en weggebruikers;

  • j. te rijden met een veilige, aan de verkeersomstandigheden aangepaste snelheid en daarbij de geldende maximumsnelheid niet te overschrijden.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 30-09-2003]

De aanvrager dient bij het uitvoeren van de in de artikelen 3 en 4 genoemde examenonderdelen blijk te geven:

  • a. rekening te houden met het vervoer van personen;

  • b. het ontkoppelings- en schakelmechanisme van het voertuig op juiste en economische wijze te bedienen;

  • c. op juiste wijze zowel versnellend als vertragend over te schakelen;

  • d. zowel de gastoevoer als de remorganen van het voertuig op juiste en economische wijze te bedienen;

  • e. de verlichtings-, waarschuwings- en andere hulpapparatuur tijdig en op de juiste wijze te bedienen;

  • f. het voertuig behoorlijk te beheersen door het tonen van voldoende stuurvastheid;

  • g. onder alle omstandigheden rekening te houden met de aard en omvang van het voertuig en de beperkingen van het gezichtsveld;

  • h. tijdig en op doelmatige wijze de snelheid van het voertuig te vertragen, te remmen en te stoppen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 30-09-2003]

De in artikel 3, onder q, bedoelde bijzondere verrichtingen bestaan voor de categorie D uit:

  • a. het voor aanvang van het praktijk-examen uitvoeren van de noodzakelijke voorbereidings- en controlehandelingen (remsystemen, stuurbekrachtiging, snelheidsvertragingssystemen) zowel aan als in het voertuig;

  • b. de juiste bediening van het controleapparaat als bedoeld in bijlage I van verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (PbEG L 370);

  • c. het op juiste en veilige wijze in- of uitstappen;

  • d. het in een rechte lijn achteruit rijden;

  • e. het achteruitrijden van aangegeven bochten;

  • f. het achteruit inparkeren van het voertuig;

  • g. het met het voertuig maken van een halve draai in een vloeiende beweging binnen een beperkte ruimte (keren);

  • h. het voertuig zonder fouten op een helling tot stilstand brengen en weer optrekken;

  • i. het op juiste wijze stoppen bij een bushalte;

  • j. het op juiste wijze beproeven van de werking van de remmen;

  • k. het na afloop van de rit uitvoeren van de noodzakelijke controlehande-lingen zowel aan als in het voertuig;

  • l. het op juiste wijze treffen van bijzondere maatregelen voor de veiligheid van het voertuig.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 30-09-2003]

De in artikel 3, onder q, genoemde bijzondere verrichtingen bestaan voor de categorie E bij D uit:

  • a. de verrichtingen genoemd in artikel 6;

  • b. het aan en afkoppelen van de aanhanger.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 30-09-2003]

Het CBR verstrekt na afloop van het praktijk-examen aan de aanvrager een uitslagformulier waarop het resultaat van het examen is vermeld. Bij een onvoldoende examen zal tevens worden aangegeven aan welke eisen niet werd voldaan.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 30-09-2003]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 1996.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 30-09-2003]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eisen praktijk-examens D en E bij D.

Deze regeling zal worden geplaatst in de Staatscourant.

’s-Gravenhage, 14 mei 1996

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven