Voorschrift inzake bijstandsverlening aan en door de Politie en andere opsporingsinstanties

[Regeling vervallen per 20-06-2013.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 25-04-1996 t/m 19-06-2013

Voorschrift inzake bijstandsverlening aan en door de Politie en andere opsporingsinstanties

de Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

§ 1. Inleiding

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

Van bijstandsverlening door de Belastingdienst aan de Politie en andere opsporingsinstanties is sprake wanneer de Belastingdienst incidenteel medewerking verleent aan concrete onderzoeken of acties van de Politie en andere opsporingsinstanties. De Belastingdienst participeert in geval van bijstandsverlening aan de Politie en andere opsporingsinstanties niet in de leiding van en de verantwoordelijkheid voor die onderzoeken of acties.

Te denken valt aan het terbeschikkingstellen van fiscale of financiële expertise in een bepaald onderzoek van de Politie of een andere opsporingsinstantie.

Ook bijstandsverlening in omgekeerde richting, waarbij de Politie en andere opsporingsinstanties incidenteel medewerking verlenen aan concrete onderzoeken of acties van de Belastingdienst, is denkbaar. In dat geval participeren de Politie en andere opsporingsinstanties niet in de leiding van en verantwoordelijkheid voor die onderzoeken of acties.

Te denken valt aan het politieel begeleiden van een risicovolle controleactie of aan het inhaken van de Politie of een andere opsporingsinstantie op een door een eenheid van de Belastingdienst ondernomen actie.

Bijstandsverlening dient te worden onderscheiden van samenwerking van de Belastingdienst met de Politie en andere opsporingsinstanties, waarop het voorschrift van 25 april 1996, nr. AFZ96/1608M-1 betrekking heeft.

.....

§ 2. Bijstandsverlening door de Belastingdienst

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

2.1. De Belastingdienst verleent desgevraagd medewerking aan onderzoeken of acties van de Politie en andere opsporingsinstanties, mits deze acties gericht zijn op de bestrijding van criminaliteit dan wel van misbruik of oneigenlijk gebruik van financiële overheidsregelingen .

.....

2.2. Bij het verzoek tot bijstandsverlening dient te worden aangegeven op welke wijze en in welke mate de van de Belastingdienst gevraagde medewerking bijdraagt aan de realisatie van één of meer van de in § 2.1. genoemde doelen.

2.3.1. Het verzoek tot verlening van medewerking aan regionale onderzoeken moet worden gericht aan het hoofd/de hoofden van de eenheid/de eenheden, het district/de districten en/of de FIOD-vestiging(en), waarvan de medewerking wordt gevraagd.

2.3.2. Het hoofd beslist op het verzoek met in achtneming van het onderhavige voorschrift. Uiteraard beziet hij bij zijn beslissing of de voor de gevraagde bijstandsverlening benodigde mensen en middelen voor die bijstandsverlening kunnen worden ingezet zonder nadelige gevolgen voor de voortgang van de reguliere werkzaamheden van de eenheid/het district/de vestiging.

2.3.3. Elke beslissing wordt gemeld aan en geregistreerd door de regionale FIOD-vestiging. In de melding wordt het beslag dat met de bijstandsverlening wordt gelegd op mensen en middelen gekwantificeerd.

2.4.1. Op verzoeken tot het verlenen van medewerking aan landelijke onderzoeken of akties wordt beslist door de Directieraad. Het hoofd van het onderdeel van de Belastingdienst, dat een dergelijk verzoek ontvangt, doet het door tussenkomst van zijn directeur toekomen aan het landelijk doelgroepmanagementoverleg (HDGM), dat het met advies voorlegt aan de Directieraad.

2.4.2. Elke beslissing van de Directieraad wordt geregistreerd door de FIOD, waarbij tevens het beslag dat met de bijstandsverlening wordt gelegd op mensen en middelen wordt vastgelegd.

2.5. Bijstandsverlening aan de Politie en andere opsporingsinstanties kan (mede) bestaan uit informatieverstrekking aan de Politie en andere opsporingsinstanties. Die informatieverstrekking moet voldoen aan de normen, die zijn vervat in het Voorschrift informatieverstrekking 1993 (VIV 1993).

2.6. Een belangrijke ontwikkeling in de criminaliteitsbestrijding is de opkomst van een vóórfase in het strafrechtelijke traject (ook wel genoemd: pro-actieve fase), dat is een fase van vooronderzoek, van opbouwen van een informatiepositie en van informatieanalyse.

In de vóórfase is/zijn nog geen bepaalde verdachte(n) in beeld; wèl is er een vermoeden van strafbare feiten.

Met betrekking tot de vóórfase geldt dat de Belastingdienst daaraan geen medewerking verleent. Dat wil zeggen dat de Belastingdienst geen bijstand verleent aan onderzoeken of acties van de Politie en andere opsporingsinstanties in de vóórfase.

2.7. Het gestelde in § 2.6. lijdt slechts uitzondering indien de vóórfase door het Openbaar Ministerie is geïnitieerd.

De hier bedoelde gevallen worden vóóraf voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën (door tussenkomst van de Directeur Algemene Fiscale Zaken).

2.8.1. Medewerkers van de Belastingdienst mogen uitsluitend worden ingezet voor werkzaamheden tot het verrichten waarvan zij bevoegd zijn. Zo kunnen voor opsporingswerkzaamheden slechts de als bijzonder opsporingsambtenaar aangewezen medewerkers van de Belastingdienst worden ingezet en kunnen heffings-, invorderings-, controle- en toezichtswerkzaamheden slechts door Belastingdienstmedewerkers met de desbetreffende fiscaal-bestuursrechtelijke bevoegdheid worden verricht. Fiscaal-bestuursrechtelijke bevoegdheden worden niet gebruikt ten behoeve van opsporingsdoeleinden, evenmin als opsporingsbevoegdheden worden gebruikt voor fiscale doeleinden. Gebruik van fiscaal-bestuursrechtelijke bevoegdheden in het kader van een opsporingsonderzoek is in afwijking van het voorgaande bij uitzondering toegestaan, indien het gebruik van deze bevoegdheden minder hinderlijk of minder belastend voor de betrokkenen is dan het gebruik van opsporingsbevoegdheden.

Zo is het inzage nemen van een administratie doorgaans minder belastend voor betrokkenen dan inbeslagneming daarvan.

2.8.2. Een verzoek tot bijstandsverlening wordt niet ingewilligd indien de naleving van het gestelde in § 2.8.1. door de instantie, die om bijstand vraagt, niet kan worden gegarandeerd.

§ 3. Bijstandsverlening aan de Belastingdienst

[Regeling vervallen per 20-06-2013]

3.1. Het hoofd van de eenheid/het district/de FIOD-vestiging kan de de bijstand van de Politie en/of andere opsporingsinstanties inroepen in gevallen waarin bijstandsverlening door de Politie en andere opsporingsinstanties kan bijdragen aan de vervulling van de kerntaken van de Belastingdienst: de heffing en de invordering van belastingen (in ruime zin), de controle en het toezicht op de nakoming van fiscale en douaneverplichtingen, de opsporing van fiscale en douanedelicten en de in niet-fiscale wetgeving aan de Belastingdienst opgedragen taken.

3.2. In het kader van bijstandsverlening door de Politie en andere opsporingsinstanties aan de Belastingdienst kan het nodig zijn dat de Belastingdienst aan de bijstandsverlenende instanties onder de geheimhoudingsplicht vallende informatie verstrekt.

Die informatieverstrekking moet voldoen aan de normen, die zijn vervat in het Voorschrift informatieverstrekking 1993 (VIV 1993).

3.3. Medewerkers van de Politie en andere opsporingsinstanties, die bijstand verlenen aan de Belastingdienst, mogen uitsluitend worden ingezet voor werkzaamheden tot het verrichten waarvan zij bevoegd zijn. Zij kunnen derhalve niet worden ingezet voor werkzaamheden, waarvoor een fiscaal-bestuursrechtelijke bevoegdheid vereist is.

Naar boven