Regeling vaststelling energieprogramma’s 1996 (eerste tranche)

[Regeling vervallen per 11-06-2005.]
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 21-12-1996 t/m 10-06-2005

Ministeriële regeling houdende vaststelling van enige energieprogramma’s, de daarvoor beschikbare bedragen en de periodes in 1996 waarin aanvragen om subsidie met betrekking tot die programma’s kunnen worden ingediend (eerste tranche)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 5, eerste en tweede lid, en 6, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Als programma’s als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s worden vastgesteld de programma’s, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlagen 1 tot en met 4, onder A.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

  • 1 Voor ieder van de in de bijlagen 1 tot en met 4 opgenomen programma’s zijn de bedragen beschikbaar, die zijn opgenomen in de desbetreffende bijlagen, onder B.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde bedragen zijn beschikbaar voor aanvragen die zijn ontvangen in de in de desbetreffende bijlagen onder C opgenomen periodes.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 april 1996

De

Minister

van Economische Zaken,

G.J. Weijers

Bijlage 1

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma Integraal Ketenbeheer door en voor Bedrijven 1996 (IKB)

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het IKB-programma is het proefondervindelijk vergroten van inzicht in de succes- en faalfactoren van integraal ketenbeheer toegepast door bedrijven en het vervolgens praktisch hanteerbaar en toepasbaar maken van ketenbeheer voor bedrijven. Energie-efficiencyverbetering en vermindering van de milieubelasting staan centraal in dit programma.

Onder integraal ketenbeheer wordt in dit verband verstaan het beheren van stofkringlopen in (economische) produktketens. Dit betekent het beheren van stofkringlopen, vanaf de grondstof via het produktieproces, produkt en gebruik, tot aan de ontmanteling/afbraak, hergebruik en afvalverwerking. Ook het (her)ontwerpen van produkten en produktie-ketens behoort tot integraal ketenbeheer.

Het integrale aspect van ketenbeheer komt naar voren bij het afstemmen van de diverse autonome schakels in de keten, waardoor het totaal ’resultaat’ van de keten wordt verbeterd. Aanleidingen voor het initiëren van ketenbeheerprojecten kunnen bijvoorbeeld zijn:

  • -

    Innovatie van ’Produkt/Markt/Technologie-combinatie’ (PMT-combinatie).

    Samenwerking van meerdere bedrijven in ketenverband leidt tot nieuwe opties voor PMT-combinaties met een verbeterde energie- en milieukarakteristiek. Een nieuwe PMT-combinatie betekent dat een bedrijf één of meer van de elementen produkt, markt, technologie of de combinatie daarvan vernieuwt, bijvoorbeeld de keuze van een nieuw produkt voor dezelfde markt met gebruikmaking van een andere technologie.

  • -

    Verbetering energie-efficiency.

    Activiteiten op het gebied van ketenbeheer kunnen leiden tot een verbetering van de energie-efficiency van de totale keten.

  • -

    Vermindering van milieubelasting door reductie van afvalstoffen en emissies.

    Activiteiten op het gebied van ketenbeheer dienen tot een vermindering van de milieubelasting van de totale keten te leiden, waarbij verschuiving van milieuproblemen van het ene milieucompartiment naar het andere vermeden dienen te worden.

  • -

    Optimalisatie cq. verbetering van het bedrijfseconomische rendement van ketens van bedrijven.

    Ketenbeheer kan tot een verbetering van het bedrijfseconomische rendement van de totale keten leiden.

In dit programma worden in beginsel projecten ondersteund die aantoonbaar zijn gericht op de hieronder genoemde onderwerpen en bovendien een optimale bijdrage leveren aan bovengenoemde doelstelling van het programma in relatie tot de benodigde subsidie.

De voornaamste soorten projecten die in 1996 voor een subsidie in aanmerking komen zijn haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten en praktijkexperimenten door en voor bedrijven en die gericht zijn op het toepassen van integraal ketenbeheer. Het gaat hierbij om innovatieve projecten door bedrijven gericht op vergroting van de energie-efficiency en vermindering van milieubelasting als uitwerking van integraal ketenbeheer. De nadruk ligt op de implementatie van methoden, systemen en technieken voor het optimaal beheren van grondstof-produkt-afvalketens of delen daarvan. De projecten dienen:

  • -

    meerdere schakels/onderdelen van totale ketens te omvatten (tenminste 3 schakels) en aandacht te besteden aan effecten in de totale keten;

  • -

    zowel energie- en milieuaspecten, als ook bedrijfseconomie, innovatie en management-methodiek integraal te benaderen;

  • -

    een goede voorbeeldwerking te hebben waardoor andere ketens kunnen worden gestimuleerd. Projecten moeten inzicht verschaffen in bedrijfsoverstijgende aspecten;

  • -

    qua methodiek en doelgroep een meerwaarde te vertegenwoordigen ten opzichte van lopende en afgeronde ketenbeheer-projecten.

Overige beoordelingsaspecten

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstelling van het programma wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • c. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstelling van het programma;

  • d. de mate waarin relevante kennisoverdracht plaatsvindt.

Toelichting

Toelichting op de bovengenoemde aspecten:

ad a. Projecten zullen veelal voor wat betreft de slaagkans een beperkt risico met zich dragen. Indien de slaagkans van het project op zichzelf te gering wordt geacht, zal het verlenen van een subsidie niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen van de slaagkans van een project wordt, naast de technische en financieel/economische haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager.

ad b. Doelstellingen van overheidsbeleid, zowel nationaal als internationaal, kunnen meegewogen worden bij de beoordeling van projecten, voor zover dit beleid raakvlakken vertoont met het programma.

In de beoordeling wordt mede betrokken de mate waarin projecten aansluiten op convenanten tussen Rijksoverheid en het bedrijfsleven ter ondersteuning van de uitvoering van overheidsbeleid met betrekking tot energie, produkten en afvalstoffen.

ad c. De projectkosten worden getoetst aan de te realiseren energie- en milieuverdienste van het project en de doelstelling van het programma.

ad d. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bereidheid van de aanvrager tot het meewerken aan het schrijven van een artikel voor een vakblad en het openbaar maken van de rapportage.

Aan de doelstelling van het programma kunnen met name bijdragen individuele bedrijven, samenwerkingsverbanden van bedrijven en branche-organisaties die activiteiten wensen te ontplooien die gericht zijn op bovengenoemde doelstelling.

Een substantieel deel van de projectkosten dient door de indieners van de projecten te worden gedragen.

B. Budget

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het bedrag dat beschikbaar is voor het doen van subsidietoezeggingen op in 1996 ontvangen aanvragen met betrekking tot het programma Integraal Ketenbeheer door en voor Bedrijven bedraagt f 600.000,00.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het programma Integraal Ketenbeheer door en voor Bedrijven moeten zijn ontvangen in de periode van 15 april 1996 tot en met 30 november 1996. Nadere informatie is verkrijgbaar bij: Novem, Postbus 8242, 3503 RE Utrecht, tel. 030-2393493.

Bijlage 2

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma Rationeel Energiegebruik in Verkeer en Vervoer (REV)

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het REV-programma is het leveren van een bijdrage aan het energiebesparingsbeleid van de overheid, zoals verwoord in de Vervolgnota Energiebesparing, voor wat betreft de sector Verkeer en Vervoer op het gebied van technologische ontwikkeling, innovatie en gedragsverandering.Het programma is ingedeeld in twee onderdelen:

1. Technologie-ontwikkeling

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

1.A Ontwikkeling van zuinige voertuigen

Dit onderdeel richt zich op het bevorderen van industrieel onderzoek en industriële ontwikkeling in Nederland met betrekking tot verhoging van de energie-efficiency van wegvoertuigen.De voornaamste soorten projecten die in 1996 voor subsidie in aanmerking komen zijn onderzoek- of ontwikkelingsprojecten die mede gefinancierd worden door de industrie en die betrekking hebben op:

  • -

    verhoging van het energetisch rendement van Diesel- en Otto-motoren binnen de randvoorwaarden van de Europese emissie-eisen;

  • -

    ontwikkeling van systemen bestaande uit een vorm van continu variabele transmissie en regeling ter optimalisatie van het energetisch rendement van de gehele aandrijflijn;

  • -

    voortzetting van reeds eerder in het kader van het REV programma ondersteunde ontwikkeling van een vliegwielsysteem;

  • -

    haalbaarheidsonderzoeken en industriële onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten gericht op vermindering van het eigen gewicht van auto’s en vrachtwagens ter verhoging van de energie-efficiency.

1.B Ontwikkelen van toepassingen van transportbrandstoffen.

Dit onderdeel richt zich op verbreiding van het pakket energiedragers in het wegtransport, voornamelijk LPG. Hiermee wordt beoogd een bijdrage te leveren aan diversificatie van motorbrandstoffen en vermindering van de milieubelasting in combinatie met een zo hoog mogelijke energetische efficiency.De voornaamste projecten die in 1996 voor een subsidie in aanmerking komen zijn:

  • -

    industrieel onderzoek en ontwikkeling met betrekking tot de toepassing van LPG met elektronische inspuit- en regeltechnieken, resulterend in praktijkproeven, reeds eerder in het kader van het REV-programma ondersteund;

  • -

    industrieel onderzoek en ontwikkeling ten behoeve van efficiënter gebruik van LPG in Otto-motoren door aanpassing van bestaande typen motoren, resulterend in praktijkproeven, reeds eerder in het kader van het REV-programma ondersteund;

  • -

    erkennend industrieel onderzoek naar de mogelijkheden van toepassing van LPG in omgebouwde dieselmotoren voor lichte en zware bestelauto’s en vrachtauto’s;

2. Efficiënt gebruik van transportmiddelen

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

2.A Efficiënt goederenvervoer

Dit programma-onderdeel richt zich op verbetering van de efficiency van het goederenvervoer. Belangrijke sturingselementen hierin zijn het aantal ritkilometers van het vervoer over de weg, de beladingsgraad en het energiegebruik per tonkilometer.Dit onderdeel van het REV-programma sluit aan bij het project TRANSACTIE, waarin rijksoverheid en sectoren in het goederenvervoer samenwerken om energiegebruik en milieuhinder van het goederenvervoer te verminderen. Projecten die vanuit REV ondersteund worden dienen een voorbeeldfunctie voor TRANSACTIE te vervullen. In aanmerking voor subsidie komen projecten die een verbeterde efficiency van het goederenvervoer tot rechtstreeks gevolg hebben. Dit gevolg dient in het project aangetoond te worden. Projecten kunnen aangevraagd worden door bedrijven uit het beroepsgoederenvervoer, eigen vervoer of het verladend bedrijfsleven. Ook branche-organisaties die deze bedrijven vertegenwoordigen kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

2.B Gedragsbeïnvloeding

Dit onderdeel is er op gericht om via een planmatige en resultaatgerichte aanpak automobilisten, beroepschauffeurs en vervoerondernemers te motiveren tot het energie- en milieubewust aanschaffen en gebruiken van personenauto’s, bestel- en vrachtwagens en bussen. Projecten dienen zoveel mogelijk te worden uitgevoerd in samenwerking met belangrijke intermediairen (branche- en koepelorganisaties) of bedrijven in de sector verkeer en vervoer.De voornaamste onderwerpen die in 1996 voor subsidie in aanmerking komen zijn projecten die betrekking hebben op:

  • -

    kennisoverdracht over Koop Zuinig Rij Zuinig onderwerpen aan de doelgroepen door het aanvullen c.q. uitbreiden van communicatie-activiteiten van inter mediaire organisaties;

  • -

    haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijk-experimenten en demonstratieprojecten gericht op het bevorderen van energie zuinig aankoop- en rijgedrag en regelmatig onderhoud van personenauto’s of bedrijfswagens;

  • -

    educatie, opleidingen en cursussen; dit betreft het integreren van Koop Zuinig Rij Zuinig onderwerpen in geplande scholingsactiviteiten gericht op kennisoverdracht van het Koop Zuinig Rij Zuinig thema aan de personenautomobilist of beroepschauffeur.

Overige beoordelingsaspecten

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van het programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de milieuverdienste van het project;

  • c. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • d. de mate waarin het project aansluit bij een aanwezig innovatietraject, van de aanvrager of van anderen;

  • e. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de doelstelling van het programma;

  • f. de mate van betrokkenheid van de industrie of organisaties van eindgebruikers;

  • g. de relevantie voor technologische clusters in Nederland;

  • h. de nieuwheid van het project;

  • i. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;

  • j. de mate waarin relevante kennisoverdracht plaatsvindt.

Toelichting

Toelichting op de bovengenoemde aspecten:

ad a. Voor het vaststellen van de slaagkans van een project wordt, naast een inschatting van de technische en financieel/economische haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager.

ad b. Bij de beoordeling van de milieuverdienste wordt rekening gehouden met verbetering ten aanzien van brandstofverbruikbesparing.

ad d. Van belang is dat projecten zoveel mogelijk aansluiten op reeds eerder door de aanvrager of door anderen gegenereerde kennis en dat voor wat betreft haalbaarheids- en ontwikkelingsprojecten doublures worden vermeden.

ad f. Bij de introductie van nieuwe technieken is het van belang dat er in een vroeg stadium betrokkenheid is van de industrie of organisaties van eindgebruikers. De voorkeur wordt dan ook gegeven aan projecten met een wezenlijke betrokkenheid van de industrie of organisaties van eindgebruikers, zowel inhoudelijk als financieel.

ad g. Bij de beoordeling gaat de voorkeur uit naar projecten die worden ondernomen door samenwerkingsverbanden van industrie, afnemers, onderzoekinstellingen, ontwikkelbedrijven.

ad h. Onder het nieuwheidscriterium wordt in dit programma verstaan:

  • -

    het toepassen van nieuwe dan wel vernieuwende technologieën;

  • -

    het geven van nieuwe toepassingen aan bestaande technologieën. Er dient sprake te zijn van voor Nederland in meer of mindere mate grensverleggende toepassingen.

ad i. Een project wordt mede beoordeeld op basis van de mate waarin het toepasbaar is in de markt, en de mate waarin herhalingspotentieel met betrekking tot de betreffende technologische toepassing aanwezig is.

ad j. Naast de bereidheid van de aanvrager tot het schrijven van een artikel, het organiseren van een workshop of het openstellen van een installatie voor bezoek van derden, wordt hierbij met name aandacht besteed aan de participatie van relevante partijen in het project.

Aan de doelstelling van het programma kunnen met name bijdragen:

  • -

    fabrikanten van transportmiddelen,

  • -

    fabrikanten van componenten en systemen voor transportmiddelen,

  • -

    organisaties op het gebied van verkeer en vervoer,- vervoerbedrijven,

  • -

    instellingen voor onderzoek en hoger of wetenschappelijk onderwijs.

B. Budget

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het bedrag dat beschikbaar is voor het doen van subsidietoezeggingen op in 1996 ontvangen aanvragen met betrekking tot het programma Rationeel Gebruik van Energie in Verkeer en Vervoer bedraagt:

onderdeel 1A f 2.100.000,00

onderdeel 1B f 1.400.000,00

onderdeel 2A f 1.900.000,00

onderdeel 2B f 600.000,00

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het programma Rationeel Gebruik van Energie in Verkeer en Vervoer moeten zijn ontvangen in de periode 15 april 1996 tot en met 30 november 1996. Nadere informatie is te verkrijgen bij: Novem, Postbus 8242, 3503 RE Utrecht, tel. 030-2393493.

Bijlage 3

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Nationaal Onderzoek en Ontwikkeling Programma Zonne-energie, Fotovoltaïsche Conversie (NOZ-PV) 1996

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Doelstelling

Het doel van het programma fotovoltaïsche zonne-energie is het scheppen van voorwaarden voor de inpassing van zonnecellen in de Nederlandse energievoorziening van de 21ste eeuw, met als belangrijkste voorwaarden: een solide industrieel draagvlak, opschaling van de PV-technologie, daling van de kostprijs, een gezonde markt voor autonome PV-systemen in en buiten Nederland, een verbreed maatschappelijk draagvlak, en kennis van de actoren en factoren bij de toepassing van PV in de gebouwde omgeving.

Het programma is ingedeeld in vier onderdelen:

1. Cellen

De voornaamste soorten projecten die in 1996 voor subsidie in aanmerking komen, zijn gericht op:

  • -

    onderzoek en ontwikkeling van cellen op basis van multi-kristallijn silicium gericht op rendementsverbetering en kostprijsreductie van industrieel te produceren cellen;

  • -

    onderzoek aan cellen op basis van concepten gericht op lage kosten op middellange termijn. Hieronder valt onderzoek aan cellen op basis van amorf silicium, eventueel in combinatie met andere materialen, gericht op verbetering van het gestabiliseerde rendement en verbeterde produktiemethoden; onderzoek aan organische zonnecellen; en vooronderzoek aan alternatieve dunne-film technologieën zoals dunne-film polykristallijn silicium;

  • -

    onderzoek naar concepten van zonnecellen die op lange termijn kunnen leiden tot zeer hoge rendementen of tot doorbraken op andere aspecten.

2. Componenten voor netgekoppelde systemen

De voornaamste soorten projecten die in 1996 voor subsidie in aanmerking komen, zijn gericht op verlaging van de kosten en verhoging van de waarde en opbrengst van netgekoppelde PV-systemen in Nederland, en betreffen:

  • -

    ontwikkeling van industrieel te produceren PV-modules, PV- bouwelementen en van componenten ten behoeve van een betere inpasbaarheid van PV- panelen in daken en gevels;

  • -

    onderzoek en ontwikkeling van industrieel te produceren omvormers ten behoeve van toepassingen in netgekoppelde PV- systemen;

  • -

    onderzoek, ontwikkeling en monitoring van netgekoppelde PV- systemen en ontwerp van gebouwgeïntegreerde PV-systemen ten behoeve van praktijkprojecten.

3a. Produkt/marktontwikkeling van autonome systemen

De voornaamste soorten projecten die in 1996 voor subsidie in aanmerking komen, zijn gericht op autonome toepassingen van PV die op korte termijn marktperspectief bieden:

  • -

    demonstratie van en praktijkexperimenten met nieuwe, economisch perspectiefrijke toepassingen in Nederland;

  • -

    marktintroductie van technisch uitontwikkelde toepassingen van PV in enkele kansrijke marktsegmenten in Nederland;

  • -

    haalbaarheidsstudies ten behoeve van een betere positionering van het Nederlandse bedrijfsleven op de PV markt in Europa en in ontwikkelingslanden;

  • -

    produktontwikkeling van PV systemen voor het leveren van energiediensten in nieuwe markten, met zicht op aanvullende milieuvoordelen. Projecten die zicht bieden op een groot marktpotentieel qua PV- vermogen genieten de voorkeur.

3b. Produkt/marktontwikkeling van autonome systemen ten behoeve van de Indonesische markt

Dit onderdeel richt zich op autonome toepassingen van PV die op korte termijn marktperspectief bieden voor toepassing in Indonesië. De voornaamste soorten projecten die in 1996 voor subsidie in aanmerking komen, zijn gericht op de ontwikkeling van productietechnologie, logistieke systemen, financieringsstructuren en het ontwikkelen van een nulserie voor de marktintroductie van Nederlandse Solar Home Systems op de Indonesische markt. Projecten waarin speciale aandacht wordt besteed aan prijs/kwaliteitsverbetering en marktprijsverlaging van in Nederland geproduceerde multikristallijne zonnepanelen en/of Solar Home Systems genieten de voorkeur.

Projecten dienen van voldoende grootte te zijn om volumevoordelen te genereren en om evaluatie van zoveel mogelijk aspecten van marktintroductie mogelijk te maken.

4. Leerprogramma PV in de Gebouwde Omgeving (PV pilot- projecten)

De voornaamste soorten projecten die in 1996 voor subsidie in aanmerking komen, zijn gericht op decentrale netgekoppelde toepassingen van PV in de gebouwde omgeving. Hieronder vallen:

  • -

    praktijkexperimenten met een technisch innovatief karakter, met PV geïntegreerd in de schil van een of enkele woningen of een gebouw;

  • -

    de voorbereiding en realisatie van grootschalige praktijk-experimenten ter grootte van tientallen tot enkele honderden woningen met PV waarin de beheersaspecten van het PV-systeem een punt van onderzoek is;

  • -

    de voorbereiding en realisatie van een of enkele praktijk- experimenten met PV op daken of in/aan gevels van kantoor- en bedrijfsgebouwen.

In de PV-pilotprojecten dient speciale aandacht aan de integratie van PV als bouwelement in het dak of de gevel en aan de architectuur te worden besteed. Projecten waarin een nutsbedrijf (mede)indiener is en projecten waarin speciale aandacht aan elektriciteits- en overige energiebesparing wordt besteed, genieten de voorkeur.

Overige beoordelingsaspecten

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstelling van het programma wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. het perspectief met betrekking tot de milieuverdienste van het project;

  • c. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • d. de mate waarin het project aansluit bij een aanwezig innovatietraject;

  • e. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen van het programma;

  • f. het perspectief op economische haalbaarheid van de technologie op middellange en lange termijn;

  • g. het perspectief op economische haalbaarheid en marktrijpheid van de toepassing op de korte termijn in de markt;

  • h. de kostprijsverlaging van voor het programma relevante technieken;

  • i. de nieuwheid van het project;

  • k. de mate waarin samengewerkt wordt met andere (markt)partijen, bijvoorbeeld in technologie clusters of in marktclusters;

  • l. de relevantie van het project voor marktpartijen;

  • m. de bijdrage aan (de opbouw van) relevante kennis, draagvlak en infrastructuur bij de doelgroepen van het NOZ-PV.

Toelichting

Toelichting op de bovengenoemde aspecten:

ad a. Projecten zullen veelal voor wat betreft de slaagkans een zeker risico met zich dragen. Indien de slaagkans te gering wordt geacht zal het verlenen van een subsidie niet aan de orde zijn. Demonstratieprojecten kunnen slechts dan voor subsidie in aanmerking komen indien de technische en financieel/ economische haalbaarheid voldoende is aangetoond.

ad d. Van belang is dat projecten zoveel mogelijk aansluiten op reeds eerder gegenereerde kennis en dat voor wat betreft onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten doublures worden vermeden. ad g. Het perspectief op economische haalbaarheid van een bepaalde autonome PV-toepassing dient te worden aangetoond bijvoorbeeld door middel van het overleggen van een marktonderzoek of een marketingplan. Aan de doelstelling van het programma kunnen met name bijdragen:

  • -

    instellingen voor onderzoek en universiteiten;

  • -

    industriële bedrijven, betrokken bij ontwikkeling en produktie van zonnecellen en fotovoltaïsche systemen;

  • -

    bedrijven en instellingen betrokken bij de toepassing van PV-systemen;

  • -

    energiedistributiebedrijven en bouwsector.

B. Budget

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het bedrag dat beschikbaar is voor het doen van subsidietoezeggingen op in 1996 ontvangen aanvragen voor subsidies met betrekking tot het programma Nationaal Onderzoek- en ontwikkelingprogramma Zonne-energie, Fotovoltaïsche conversie bedraagt:

- f 7.300.000 voor de onderdelen 1, 2 en 3a tezamen, met

dien verstande dat voor onderdeel 3a maximaal f 1.000.000 beschikbaar is;

- f 1.500.000 voor onderdeel 3b;

- f 5.000.000 voor onderdeel 4.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het programma Nationaal Onderzoek en ontwikkeling programma Zonne-energie, Fotovoltaïsche conversie 1996 moeten zijn ontvangen in de periode 15 april 1996 tot en met 31 oktober 1996, met dien verstande dat aanvragen voor onderdeel 3b moeten zijn ontvangen in de periode van 9 december tot en met 31 december 1996.

Bijlage 4

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma Brandstofcellen 1996

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het programma is het bevorderen van onderzoek en ontwikkeling van de brandstofceltechnologie ten behoeve van aantrekkelijke toepas-singen van deze technologie in energieconversiesystemen in Nederland. De activiteiten dienen aan te sluiten en voort te bouwen op de belangrijkste verworvenheden van de in Nederland aanwezige kennis en kunde, met als zwaartepunt MCFC. Daarnaast wordt aandacht besteed aan activiteiten op gebied van SOFC en SPFC en van brandstofcelsystemen. Bovendien worden kansrijke toepassingsmogelijkheden voor brandstofcellen geïdentificeerd en verkend, waarin de specifieke voordelen van de brandstofcel ten opzichte van concurrerende alternatieven tot uiting komen. In 1996 komen projecten voor een subsidie in aanmerking die gericht zijn op:

  • 1. Voortzetting van reeds eerder door Novem ondersteunde MCFC-ontwikkelingsprojecten passend in de Nederlandse kennis en kunde en aansluitend bij de internationale samenwerkingsverbanden.

  • 2. Voortzetting van onderzoek- en ontwikkelingsprojecten leidend tot een commercialiseerbare, bij lagere temperatuur werkende SOFC (± 850 ∞C) van het vlakke-plaatconcept.

  • 3. Voortzetting van reeds eerder door Novem ondersteunde ontwikkelingen op het gebied van de SPFC.

  • 4. Het verkrijgen van voor Nederland nieuwe kennis van brandstofcelsystemen voor stationaire toepassingen, alsmede het analyseren en oplossen van knelpunten in de componenten van deze systemen, mede door het uitvoeren van praktijkexperimenten.

Overige beoordelingsaspecten

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van het programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de doelstellingen van het programma;

  • c. de energie- en milieuverdienste van het project;

  • d. de relevantie voor andere doelstellingen van het overheids- beleid;

  • e. de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • f. de mate van aansluiting op lopende reeds eerder door Novem gesteunde ontwikkelingen op het gebied van brandstofcellen en systemen;

  • g. de inpasbaarheid van voorgestelde praktijkexperimenten in het lopende programma;

  • h. de mate van bijdrage aan de synergie van de activiteiten op brandstofcelgebied in Nederland;

  • i. de mate van betrokkenheid van de Nederlandse industrie bij het project;

Toelichting

Toelichting op bovengenoemde aspecten:

ad a. Projecten zullen veelal voor wat betreft de slaagkans een zeker risico met zich dragen. Indien de slaagkans van het project op zichzelf te gering wordt geacht, zal het verlenen van een subsidie niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen de slaagkans van een project wordt naast een inschatting van de technische en financieel/ economische haalbaarheid tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager.

ad c. Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt rekening gehouden met:

  • de mate waarin CO2-emissie wordt vermeden;

  • de mate waarin het project bijdraagt aan de verbetering van de huidige situatie op het gebied van emissies.

ad f. Van belang is dat projecten zoveel mogelijk aansluiten op reeds eerder door de aanvrager of door anderen gegenereerde kennis en dat voor wat betreft haalbaarheids- en ontwikkelingsprojecten doublures worden vermeden.

ad i. Bij de beoordeling gaat de voorkeur uit naar projecten die worden ondernomen door samenwerkingsverbanden van industrie, afnemers, onderzoeksinstellingen en bedrijven gespecialiseerd in de ontwikkeling van betreffende technieken. Er dient sprake te zijn van voor Nederland in voldoende mate grensverleggende toepassingen; dit geldt met name voor ontwikkelingsprojecten. Aan de doelstelling van het programma kunnen met name bijdragen instellingen voor onderzoek/ontwikkeling en wetenschappelijk onderwijs, industriële ontwikkelaars en fabrikanten van componenten en systemen, advies- en ingenieursbureaus en potentiële investeerders in en exploitanten van brandstofcelsystemen voor energieproduktie.

B. Budget

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het bedrag dat beschikbaar is voor het doen van subsidietoezeggingen op in 1996 ontvangen aanvragen met betrekking tot het programma Brandstofcellen bedraagt: f 7.400.000,00.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het programma Brandstofcellen moeten zijn ontvangen in de periode van 15 april 1996 tot en met 31 oktober 1996. Nadere informatie is verkrijgbaar bij: Novem, Postbus 8242, 3503 RE Utrecht, tel.: 030 - 239 3493.

Naar boven