Stb. 2016, 472, datum inwerkingtreding 08-12-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2015.
1 Een persoon, wiens echtgenoot overlijdt binnen drie jaar na inwerkingtreding van deze
wet, wordt aangemerkt als rechthebbende op een nabestaandenuitkering.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden in afwijking van het eerste
lid regels gesteld waarbij een persoon die voldoet aan die regels alsmede aan het
tweede lid, doch wiens echtgenoot overlijdt op of na de dag gelegen drie jaar na de
dag van inwerkingtreding van deze wet, wordt aangemerkt als rechthebbende op een nabestaandenuitkering.
Deze regels hebben in elk geval betrekking op de periode waarbinnen en de voorwaarden
waaronder een aanvraag om als zodanig te worden aangemerkt bij de Sociale verzekeringsbank
moet worden ingediend en op de hoogte van een daartoe verschuldigde bijdrage. Daarnaast
hebben deze regels betrekking op de door de Sociale verzekeringsbank verschuldigde
vergoeding aan derden in verband met door hen gemaakte kosten ten behoeve van de uitvoering
van de in de eerste zin bedoelde algemene maatregel van bestuur.
Stb. 2020, 496, datum inwerkingtreding 05-12-2020, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.
Er wordt onder vernummering van het derde lid tot vierde lid een lid ingevoegd, luidende:
3 Artikel 16, eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op de persoon die op grond
van het eerste lid is aangemerkt als rechthebbende op een nabestaandenuitkering.