Wijzigingswet Wet belastingen op milieugrondslag (invoering van een regulerende energiebelasting) (2)

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-01-1998 t/m heden

Wet van 13 december 1995 tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met de invoering van een regulerende energiebelasting

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een regulerende energiebelasting in te voeren met het oog op het verminderen van de uitstoot van kooldioxide en het bevorderen van energiebesparing;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel II

  • 1 De in artikel 36c, tweede en derde lid, alsmede de in artikel 36j, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde hoeveelheidsgrenzen worden naar evenredigheid verlaagd indien de periode gelegen tussen het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet en het einde van de voor een verbruiker geldende verbruiksperiode korter is dan 12 maanden.

Artikel III

  • 1 In afwijking van artikel 36i, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag bedraagt het tarief van 1 januari 1996 tot 1 januari 1997 voor:

    • a. halfzware olie, per 1000 L f 28,20;

    • b. gasolie, per 1000 L f 28,40;

    • c. vloeibaar gemaakt petroleumgas, per 1000 kilogram f 33,60;

    • d. aardgas, met een bovenste verbrandingswaarde van 35,17 megajoule, per m3 f 0,032.

  • 2 In afwijking van artikel 36i, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag bedraagt het tartief van 1 januari 1997 tot 1 januari 1998 voor:

    • a. halfzware olie, per 1000 L f 56,40;

    • b. gasolie, per 1000 L f 56,80;

    • c. vloeibaar gemaakt petroleumgas, per 1000 kilogram f 67,20;

    • d. aardgas, met een bovenste verbrandingswaarde van 35,17 megajoule, per m3 f 0,064.

Artikel IV

  • 1 Ter zake van het bij het ingaan van 1 januari 1996 voorhanden hebben in een opslagplaats van halfzware olie, gasolie of vloeibaar gemaakt petroleumgas als bedoeld in artikel 36b, onderdelen a, b en c, van de Wet belastingen op milieugrondslag, wordt regulerende energiebelasting geheven, die voor halfzware olie en gasolie per 1000 L gelijk is aan f 28,20 respectievelijk f 28,40 en voor vloeibaar gemaakt petroleumgas per 1000 kilogram gelijk is aan f 33,60.

    Onder het voorhanden hebben wordt mede begrepen het vervoer naar een opslagplaats.

  • 2 Aan de regulerende energiebelasting, bedoeld in het eerste lid, zijn niet onderworpen halfzware olie, gasolie en vloeibaar gemaakt petroleumgas:

    • a. waarvoor het tijdstip waarop de regulerende energiebelasting, bedoeld in artikel 36i, eerste lid, onderdelen a, b en c, verschuldigd wordt, is gelegen op of na het in het eerste lid bedoelde tijdstip;

    • b. waarvoor een vrijstelling van accijns geldt.

  • 3 Onder opslagplaats wordt verstaan elk gebouw of terrein waar minerale oliën als bedoeld in het eerste lid voor commerciële doeleinden voorhanden zijn. Opslagplaatsen in gebruik bij een zelfde persoon worden te zamen als één opslagplaats beschouwd.

  • 4 De regulerende energiebelasting, bedoeld in het eerste lid, wordt geheven van de eigenaar van de in een opslagplaats voorhanden zijnde minerale oliën en moet op aangifte worden voldaan.

  • 6 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de aangifte.

  • 7 De heffing van de regulerende energiebelasting, bedoeld in het eerste lid, blijft achterwege indien de te heffen belasting niet meer bedraagt dan f 200.

Artikel V

Artikel IV is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de verhoging van de regulerende energiebelasting met ingang van 1 januari 1997.

Artikel IX

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1996, mits het bij koninklijke boodschap van 14 september 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting in verband met de invoering van een regulerende energiebelasting (Kamerstukken II 1994/95, 24 344) (Stb. 1995, 664) tot wet wordt verheven en met ingang van 1 januari 1996 in werking treedt alsmede het bij koninklijke boodschap van 23 augustus 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen (Kamerstukken II 1994/95, 24 285) (Stb. 1995, 566) tot wet wordt verheven en het in dat wetsvoorstel opgenomen artikel III, onderdeel B, en de daarin genoemde algemene maatregel van bestuur eveneens met ingang van 1 januari 1996 in werking treden.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 13 december 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Uitgegeven de achtentwintigste december 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven