Arrest Hoge Raad inzake belastbaarheid vergoeding parkeer-, tol- en veergelden

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 18-12-1995 t/m heden

Arrest Hoge Raad inzake belastbaarheid vergoeding parkeer-, tol- en veergelden

Circulaire aan de Ministers

In zijn arrest van 28 juni 1995, nr. 30.255, heeft de Hoge Raad een uitspraak van het Hof Amsterdam van 8 april 1994 betreffende het niet belastbaar zijn van een vergoeding inzake parkeer-, tol- en veergelden vernietigd.

Uit dit arrest blijkt onder meer dat indien de parkeer-, tol- en veergelden met een kredietkaart of via voorschotten voor rekening van de werkgever komen, er voor de heffing van loonbelasting en premie volksverzekeringen sprake is van een vergoeding in geld. Dit brengt mee dat een dergelijke vergoeding tot het bedrag waarmee de maximaal onbelast te vergoeden kilometervergoeding wordt overschreden, tot het loon moet worden gerekend.

In de nota’s van toelichting van het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland is hierover vermeld dat de betaling van de parkeer- en veergelden met een kredietkaart van de werkgever en het verstrekken van een plaatsbewijs voor een pont of een parkeerkaart door de werkgever beide onbelast zijn. Gelet op het arrest van de Hoge Raad is dit wat betreft het betalen met een kredietkaart door de werkgever niet juist.

Ik verzoek u in voorkomend geval met het vorenstaande rekening te houden.

’s-Gravenhage, 8 decmeber 1995

De

Minister

van Binnenlandse Zaken,
Voor deze,
De

Directeur-generaal Management en Personeelsbeleid

,

A.H.C. Annink

Naar boven