Wijzigingswet Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, enz.

[Regeling materieel uitgewerkt per 04-07-2013.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-08-1995 t/m 03-07-2013

Wet van 31 mei 1995, houdende wijziging van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en van enkele andere wetten inzake samenvoeging van de schoolsoorten onderwijs aan blinde kinderen en onderwijs aan slechtziende kinderen tot de schoolsoort onderwijs aan visueel gehandicapte kinderen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs te wijzigen teneinde de schoolsoorten onderwijs aan blinde kinderen en onderwijs aan slechtziende kinderen samen te voegen tot de schoolsoort onderwijs aan visueel gehandicapte kinderen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Wijziging van de interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en andere wetten

Hoofdstuk II. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel X. Omzetting bekostiging scholen in bekostiging van instellingen met nevenvestigingen

  • 1 Indien het bevoegd gezag besluit de school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor blinde kinderen het "Koninklijk Instituut tot onderwijs van slechtzienden en blinden" te Huizen met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet om te zetten in een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan visueel gehandicapte kinderen en het bevoegd gezag van de "Comeniusschool" voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan slechtziende kinderen te Amsterdam besluit de school met ingang van die datum om te zetten in een nevenvestiging daarvan, komen die instelling en nevenvestiging met ingang van die datum voor bekostiging in aanmerking.

  • 2 Indien het bevoegd gezag besluit de "mr. H.P. van Heukelomschool" voor speciaal onderwijs aan meervoudig gehandicapte kinderen te Haren met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet om te zetten in een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan visueel gehandicapte kinderen en het bevoegd gezag van de "VISIO school Noord" voor speciaal onderwijs aan blinde kinderen te Haren besluit de school met ingang van die datum om te zetten in een nevenvestiging daarvan, komen die instelling en nevenvestiging met ingang van die datum voor bekostiging in aanmerking.

  • 3 Indien het bevoegd gezag besluit de "Theofaanschool Louis Braille" voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan blinde, slechtziende en meervoudig gehandicapte kinderen te Grave met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet om te zetten in een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan visueel gehandicapte kinderen en de bevoegde gezagsorganen van de school voor speciaal onderwijs aan meervoudig gehandicapte kinderen "De Markendalen" te Breda en de "Prinses Margriet Francisca school" voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan slechtziende kinderen te Rotterdam besluiten de scholen met ingang van die datum om te zetten in nevenvestigingen daarvan, komen die instelling en nevenvestigingen met ingang van die datum voor bekostiging in aanmerking.

  • 4 Indien het bevoegd gezag besluit de "School voor slechtziende kinderen Bartimeus" voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan slechtziende kinderen te Zeist en de "Brailleschool Bartimeus" voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan blinde kinderen te Zeist met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet samen te voegen tot een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan visueel gehandicapte kinderen en het bevoegd gezag van de school voor speciaal onderwijs aan meervoudig gehandicapte kinderen "De Bosschool" te Doorn besluit de school met ingang van die datum om te zetten in een nevenvestiging daarvan, komen die instelling en nevenvestiging met ingang van die datum voor bekostiging in aanmerking.

  • 5 Indien ingevolge het eerste tot en met het vierde lid een hoofd- of nevenvestiging onder het gezag komt te staan van het bevoegd gezag van de instelling, welk bevoegd gezag daaraan voorafgaand niet de school die hoofd- of nevenvestiging is geworden in stand hield, treedt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet het bevoegd gezag van de instelling, onverminderd hetgeen voor de overgang daarvan naar burgerlijk recht is vereist, in alle rechten en verplichtingen ten aanzien van gebouwen en terreinen, ten aanzien van roerende zaken voor zover deze niet volledig uit eigen middelen zijn aangeschaft, en ten aanzien van niet bestede vergoedingen van het bevoegd gezag van de desbetreffende school.

Artikel XI. Personeel

  • 1 Het dienstverband tussen een bevoegd gezag dat met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet een of meer instellingen als bedoeld in artikel X in stand houdt, en een personeelslid dat de dag voorafgaande aan die datum in dienst is bij dat bevoegd gezag of diens rechtsvoorganger, blijft in stand met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet, indien dat dienstverband bij de school of scholen waaruit de instelling is ontstaan, gezien de op de dag voorafgaande aan die datum geldende regelingen voor de omvang van het personeel van die scholen, zou zijn gehandhaafd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid

    • a. benoemt het bevoegd gezag, bedoeld in dat lid, met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet, een van de directeuren van de scholen waaruit de instelling is ontstaan die op de dag voorafgaande aan die datum in dienst zijn bij het bevoegd gezag van die scholen, als directeur in algemene dienst en om werkzaam te zijn als directeur van die instelling, en

    • b. beëindigt het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet het dienstverband met de andere directeuren van de scholen waaruit de instelling is ontstaan die op de dag voorafgaande aan die datum in dienst zijn bij het bevoegd gezag van die scholen, en niet tot directeur van die instelling worden benoemd.

  • 3 Het bevoegd gezag benoemt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet het personeel, bedoeld in het tweede lid, onder b, in functies waarvan het niveau en het carrièrepatroon zo veel mogelijk overeenkomt met het niveau en het carrièrepatroon dat is gegarandeerd in de oorspronkelijke functie, met dien verstande dat het niveau en het carrièrepatroon van de nieuwe functie ten minste gelijk zijn aan die van een normfunctie leraar.

  • 4 Het tweede lid, aanhef en onder a, en het derde lid zijn niet van toepassing indien betrokkenen de wens te kennen geven niet voor een functie, als bedoeld in die leden, in aanmerking te willen komen.

  • 5 De directeur van de instelling, bedoeld in het tweede lid, onder a, behoudt ten minste recht op salariëring volgens het functieniveau dat op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet voor hem gold dan wel op de maximumschaal die daarvoor reeds 2 jaar formatief voor hem aanwezig was. Indien voor de functie van directeur van die instelling een hogere maximumschaal gaat gelden dan die welke op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet voor de directeur gold dan wel formatief beschikbaar was, wordt hij vanaf die datum bezoldigd volgens het carrièrepatroon dat bij die hogere maximumschaal behoort en heeft hij bij de vaststelling van het salaris aanspraak op een bevorderingsperiodiek. Hij behoudt een blijvende aanspraak op de hogere maximumschaal, bedoeld in de vorige volzin, indien deze gedurende 3 achtereenvolgende schooljaren aan die instelling voor hem beschikbaar is geweest.

  • 6 Indien een personeelslid als bedoeld in het tweede lid, onder b, wordt benoemd in een functie als bedoeld in het derde lid, behoudt hij ten minste aanspraak op salariëring volgens het functieniveau dat voor hem gold op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, in zijn functie als directeur van een school waaruit de instelling is ontstaan, of, indien hij 2 jaar of langer directeur is geweest van die school, de maximumschaal die op die dag reeds 2 jaar formatief voor hem aanwezig was indien deze maximumschaal hoger is dan het functieniveau dat voor hem gold op die dag.

  • 7 Zolang het personeel, bedoeld in het derde lid, in dienst is van het bevoegd gezag van de instelling, vindt ten minste een verbruik van formatierekeneenheden plaats op basis van de functie en de maximumschaal waarvoor dat personeel een salarisgarantie heeft als bedoeld in het zesde lid.

  • 8 Het bevoegd gezag verstrekt aan de directeur en de personeelsleden die op de datum van inwerkingtreding van deze wet in dienst van het bevoegd gezag zijn, een op die datum ingaande benoeming in algemene dienst.

Artikel XII. Vergoeding op basis van artikel 92a ISOVSO voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet tot en met 31 december van het vierde kalenderjaar daaropvolgend

  • 1 Behoudens goedkeuring door de begrotingswetgever wordt het totaalbedrag, bedoeld in artikel 92a, eerste lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet tot en met 31 december van het desbetreffende jaar vóór 1 oktober van dat jaar voor een instelling vastgesteld op vijf maal het bedrag van de vergoeding voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding waarop de scholen waaruit die instelling is ontstaan en, indien van toepassing, de gemeente die eigenaar is van een schoolgebouw, een schoolbad of een tuinbouwkas met betrekking tot het gebruik daarvan door die scholen te zamen recht hadden voor de maand voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet.

  • 2 Behoudens goedkeuring door de begrotingswetgever wordt het totaalbedrag, bedoeld in artikel 92a, vierde lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs voor elk van de vier kalenderjaren volgend op het jaar van inwerkingtreding van deze wet vastgesteld op het totaalbedrag dat gold voor het voorafgaande kalenderjaar, aangepast aan de prijsmutatie van de netto materiële consumptie, zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning, die naar verwachting zal optreden tussen het prijsniveau in laatstgenoemd kalenderjaar en het prijsniveau in het jaar waarvoor het totaalbedrag geldt. Daarbij wordt voor het kalenderjaar volgend op het jaar van inwerkingtreding van deze wet voor het totaalbedrag dat gold voor het voorafgaande kalenderjaar uitgegaan van twaalf-vijfde maal het totaalbedrag dat gold voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet tot en met 31 december van het jaar van de inwerkingtreding.

Artikel XIII. Formatie op basis van artikel 93a, vijfde lid, ISOVSO voor de vijf schooljaren vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet

  • 1 Behoudens goedkeuring door de begrotingswetgever en onverminderd het tweede lid wordt het aantal formatierekeneenheden, bedoeld in artikel 93a, vijfde lid, eerste volzin, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, voor elk van de eerste vijf schooljaren vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet voor een instelling vastgesteld op het totale aantal formatierekeneenheden waarop de scholen waaruit die instelling is ontstaan gezamenlijk recht hadden voor het schooljaar voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet,

    • a. verminderd met de formatie voor de reguliere taken waarop die scholen voor laatstgenoemd schooljaar recht zouden hebben indien het leerlingen zonder een visuele handicap zou betreffen en

    • b. vermeerderd met een aantal formatierekeneenheden voor onderwijskundige integratie.

  • 2 Het op basis van het eerste lid berekende aantal formatierekeneenheden wordt aangepast aan de wijzigingen van de formatieregelingen die gelden voor alle soorten speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs.

Artikel XIV. Huisvestingsvoorzieningen nevenvestiging

Titel IV, afdeling 3, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de ter uitvoering daarvan vastgestelde bepalingen zijn van toepassing op nevenvestigingen als bedoeld in artikel X, met dien verstande dat het bevoegd gezag een verzoek om een voorziening indient bij de gemeente waarin de nevenvestiging waarvoor de voorziening wordt gewenst, is gelegen.

Artikel XV. Afhandeling van voor de datum van inwerkingtreding van de wet ingediende verzoeken

Voor de datum van inwerkingtreding van deze wet ingediende verzoeken om een voorziening als bedoeld in Titel IV, afdeling 3, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en voor die datum op grond van artikel 93a, vierde lid, artikel 95, zesde lid, of artikel 98 van die wet ingediende verzoeken, van een bevoegd gezag van een school waaruit een instelling als bedoeld in artikel X is ontstaan, worden, indien daarop na de datum van inwerkingtreding van deze wet wordt beslist, geacht te zijn gedaan door het bevoegd gezag van de instelling en ten behoeve van de instelling.

Artikel XVI. Afrekening

De afrekeningen van de vergoedingen voor de periode voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet ten behoeve van een school genoemd in artikel X, dienen te geschieden overeenkomstig de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de ter uitvoering daarvan vastgestelde voorschriften zoals die golden voor het jaar waarop de afrekening betrekking heeft.

Artikel XVII. Geschillen

De Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de ter uitvoering daarvan vastgestelde voorschriften en overgangsregelingen zoals luidend op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op geschillen met betrekking tot hun toepassing die op die dag aanhangig waren of na die dag binnen de beroepstermijn aanhangig zijn gemaakt met betrekking tot de scholen, genoemd in artikel X.

Artikel XVIII. Berekening aantal leerlingen instelling met nevenvestiging(en)

Voor de toepassing van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de ter uitvoering daarvan vastgestelde voorschriften wordt onder het aantal leerlingen van een instelling, bedoeld in artikel X, verstaan het aantal leerlingen van de hoofdvestiging en de nevenvestiging of nevenvestigingen van de instelling te zamen, tenzij in bedoelde voorschriften anders is bepaald.

Artikel XIX. Beperking korting rijksvergoeding basisschool

Indien het bevoegd gezag van een school voor basisonderwijs dat in de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel J, van deze wet de verplichting, bedoeld in artikel 108a, eerste lid, van de Wet op het basisonderwijs niet is nagekomen, aantoont dat daardoor op grond van artikel 108a, derde lid, van de Wet op het basisonderwijs zoals luidend voor die inwerkingtreding een korting zou plaatsvinden die lager is dan de korting op grond van laatstgenoemd artikellid, zoals luidend na die inwerkingtreding, vindt die lagere korting plaats.

Artikel XX. Inwerkingtreding

  • 1 Deze wet treedt met uitzondering van de artikelen II, onderdeel J, VII, IX en XIX in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de onderscheiden artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden bepaald.

  • 2 De artikelen II, onderdeel J, VII, IX en XIX treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 31 mei 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

Uitgegeven de zevenentwintigste juni 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven