Reglement klachtencommissie sexuele intimidatie Ministerie van Justitie

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-05-1995 t/m heden

Reglement klachtencommissie sexuele intimidatie Ministerie van Justitie

De Minister van Justitie

Gelet op artikel 6 van het Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 22 juli 1994, nummer AD94/U854 inzake de klachtenregeling sexuele intimidatie burgerlijk rijkspersoneel;

Gelet op bijlage 3f van het Handboek Arbeidsomstandigheden Ministerie van Justitie inzake behandeling klachten sexuele intimidatie;

Overwegende dat het wenselijk is met betrekking tot de klachtencommissie Justitie specifieke regels te stellen;

Gehoord de Bijzondere Commissie Ministerie van Justitie;

Besluit:

Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister:

de Minister van Justitie;

b. bevoegd gezag:

het hoofd van de diensteenheid waarbij een dienstcommissie is ingesteld;

c. commissie:

de klachtencommissie sexuele intimidatie Ministerie van Justitie;

d. klager:

de persoon die zich met een klacht over sexuele intimidatie wendt tot het bevoegd gezag, de vertrouwens-persoon sexuele intimidatie of de commissie;

e. beklaagde:

de persoon tegen wie de klacht gericht is;

f. sexuele intimidatie:

sexueel getinte aandacht voor een persoon, die tot uiting komt in verbaal, fysiek of ander non-verbaal gedrag, dat zowel onopzettelijk als opzettelijk kan zijn en dat door de persoon in kwestie als ongewenst, kwetsend of bedreigend wordt ervaren.

g. derde:

persoon die niet werkzaam is in dienst van of onder het gezag van de Minister.

Taak en samenstelling van de commissie

Artikel 2

  • 1 Er is een commissie, genaamd klachtencommissie sexuele intimidatie Justitie.

  • 2 De commissie heeft tot taak het onderzoeken en beoordelen van klachten betreffende sexuele intimidatie en het adviseren aan het bevoegde gezag danwel aan de Minister over de afhandeling van een klacht.

Artikel 3

  • 1 De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee doch ten hoogste zes leden met dien verstande dat bij een even aantal tenminste de helft en bij oneven aantal de meerderheid uit vrouwen moet bestaan.

  • 2 De minister benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter en de leden.

  • 3 De benoeming geldt voor vier jaren. Herbenoeming is mogelijk. De commissie stelt een rooster van aftreden op.

  • 4 De zittingsduur van het lid, dat is benoemd op een tussentijds opengevallen plaats, is gelijk aan de duur van de resterende zittingsperiode van het lid in wiens plaats dit lid is benoemd.

Het indienen van een klacht

Artikel 5

  • 1 Ieder persoon werkzaam in dienst van of onder het gezag van de Minister kan een klacht indienen over daden, gedragingen of uitingen van personen werkend in dienst van of onder het gezag van de Minister die door de indiener van de klacht als sexuele intimidatie worden ervaren.

  • 2 Een klacht omtrent sexuele intimidatie dient zo spoedig mogelijk doch uiterlijk twee jaar na de in het eerste lid bedoelde daden, gedragingen of uitingen te worden ingediend.

  • 3 Een klacht wordt ingediend bij de commissie, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van het bevoegd gezag of de vertrouwenspersoon sexuele intimidatie.

  • 4 Een klacht bevat naast de naam van de klager en een dagtekening ten minste een omschrijving van de daden, gedragingen of uitingen, als bedoeld in het eerste lid, het tijdstip of de periode waarop deze betrekking hebben, de identiteit van de beklaagde(n), alsmede een overzicht van door de klager ondernomen stappen en daarop betrekking hebbende schriftelijke stukken voor zover aanwezig.

  • 5 Een klacht over sexuele intimidatie is vatbaar voor onderzoek door de commissie indien:

    a) naar het oordeel van het bevoegd gezag sprake is van een zodanig ernstige vorm van sexuele intimidatie dat hij inschakeling van de commissie noodzakelijk acht;

    b) de klager schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven prijs te stellen op onderzoek door de commissie;

  • 6 De commissie onderzoekt geen klachten van personen die van rechtswege van hun vrijheid zijn beroofd.

    De commissie onderzoekt geen klachten tegen personen die van rechtswege van hun vrijheid zijn beroofd.

Artikel 6

  • 1 Binnen drie weken na ontvangst van een klacht, waaruit blijkt dat de indiener behandeling door de commissie wenst, zendt het bevoegd gezag onderscheidenlijk de vertrouwenspersoon de klacht door naar de commissie en bericht het bevoegd gezag onderscheidenlijk de vertrouwenspersoon aan de klager dat doorzending heeft plaatsgevonden.

  • 2 Bij doorzending van de klacht zenden het bevoegd gezag onderscheidenlijk de vertrouwenspersoon een overzicht van de door hen in verband met de klacht ondernomen handelingen tezamen met de daarop betrekking hebbende stukken aan de commissie.

Werkwijze van de commissie

Artikel 7

Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van een klacht zendt de secretaris van de commissie de klager bericht van ontvangst van de klacht en een beknopt overzicht van de werkwijze van de commissie.

Artikel 8

Binnen vier weken na ontvangst van een klacht doet de voorzitter een uitspraak omtrent de ontvankelijkheid van de klacht en/of de bevoegdheid van de commissie. Tegen de uitspraak dat een klacht niet ontvankelijk is, kan de klager binnen zes weken na de datum van de uitspraak bedenkingen indienen bij de commissie. De commissie beslist binnen drie weken over de ontvankelijkheid of de gegrondheid van de bedenkingen.

Artikel 9

  • 1 De commissie behandelt een klacht in de volgende samenstelling:

    • -

      de voorzitter en twee leden, waarvan ten minste een vrouw;

    • -

      de secretaris;

  • 2 De voorzitter bepaalt binnen zes weken na ontvangst van de klacht de datum en plaats(en) waar partijen door de commissie zullen worden gehoord. De hoorzitting vindt plaats binnen dertien weken nadat de klacht is ingekomen bij de commissie.

  • 3 De hoorzittingen van de commissie zijn besloten.

  • 4 De betrokken partijen worden in beginsel in elkaars aanwezigheid gehoord. Ambtshalve of op verzoek kunnen partijen afzonderlijk worden gehoord, indien het aannemelijk is dat gezamenlijk horen een zorgvuldige behandeling zal belemmeren.

  • 5 Op verzoek van een der partijen kan een hoorzitting worden aangehouden, met dien verstande dat een hoorzitting binnen vijf maanden na ontvangst van de klacht dient te zijn gehouden.

Artikel 10

  • 1 De commissie is bevoegd personen werkzaam in dienst van of onder het gezag van de Minister op te roepen voor hoorzittingen of het afleggen van verklaringen.

  • 2 Partijen kunnen de commissie verzoeken getuigen of deskundigen te doen horen. Een verzoek tot het horen van getuigen dient te worden ingediend ten minste twee weken voor de datum van de hoorzitting.

  • 3 De secretaris roept de in het tweede lid bedoelde getuigen of deskundigen zo spoedig mogelijk na ontvangst van het verzoek op.

  • 4 De hoofden van diensteenheden van het Ministerie van Justitie zijn verplicht getuigen of deskundigen, als bedoeld in het eerste lid, medewerking te verlenen tot het verschijnen op een hoorzitting.

  • 5 Getuigen die vanwege mogelijke bedreiging door een der partijen anoniem wensen te blijven, kunnen een verzoek tot bescherming van de gegevens omtrent de identiteit doen aan de commissie. Indien dit verzoek wordt toegestaan, wordt de betrokken getuige door de voorzitter en ten minste één lid van de commissie in het bijzijn van de secretaris in een afzonderlijke hoorzitting gehoord.

Artikel 11

  • 1 Indien de klager of de beklaagde van rechtswege van hun vrijheid zijn beroofd nadat de klacht is ingediend, vindt de hoorzitting plaats in een beveiligde inrichting.

  • 2 Indien een getuige van rechtswege van zijn vrijheid is beroofd nadat de klacht is ingediend, wordt de betrokken getuige in een beveiligde inrichting gehoord door de voorzitter en ten minste één lid van de commissie in het bijzijn van de secretaris in een afzonderlijke hoorzitting.

Artikel 12

  • 1 Van de hoorzitting maakt de secretaris een schriftelijk verslag.

    In geval van toepassing van artikel 10, vijfde lid, bevat het verslag niet de gegevens waaruit de identiteit van de getuige is te herleiden.

  • 2 De commissie doet binnen zes weken na de hoorzitting een schriftelijke uitspraak. Daarbij kan zij tevens een advies geven omtrent een eventueel te treffen maatregel of sanctie. De uitspraak van de commissie wordt gezonden aan de betrokken partijen, het hoofd van de betrokken diensteenheid en, indien toepasselijk, het hoofd van de directie waaronder de diensteenheid ressorteert.

  • 3 In haar uitspraak draagt de commissie er zorg voor dat de identiteit van een eventuele anonieme getuige gewaarborgd is.

  • 4 Indien de termijn van zes weken niet haalbaar is, stelt de commissie betrokken partijen daarvan in kennis en noemt daarbij een termijn waarbinnen de uitspraak zal worden gedaan. Deze termijn is ten hoogste vier weken.

Klachten van derden

Artikel 13

  • 1 Een derde kan een klacht indienen bij de commissie over daden, gedragingen of uitingen van personen werkend in dienst van of onder het gezag van de Minister die door de derde als sexuele intimidatie wordt ervaren, indien deze sexuele intimidatie heeft plaatsgevonden tijdens een functioneel contact tussen de derde en de beklaagde.

Bijstand

Artikel 14

  • 1 De bij de klacht betrokken partijen kunnen zich laten bijstaan door een vertegenwoordiger.

  • 2 De eventuele hieruit voortvloeiende kosten alsmede die van door partijen meegebrachte deskundigen of getuigen komen ten laste van de betrokken partij.

Den Haag, 19 april 1995

De

Minister

van Justitie,
Namens de Minister,
De

Secretaris-Generaal

J.J.H. Suyver

Naar boven