Wijzigingsbesluit Besluit voorkoming dubbele belasting 1989 (maatregelen met het oog op het fiscale vestigingsklimaat)

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-01-1995 t/m heden

Besluit van 23 december 1994, tot wijziging van het Besluit voorkoming dubbele belasting 1989; maatregelen met het oog op het fiscale vestigingsklimaat

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 28 oktober 1994, nr. IFZ94/1275M, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Internationale Fiscale Zaken;

Gelet op artikel 38, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

De Raad van State gehoord (advies van 21 december 1994, nr. W06.94.0670);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 22 december 1994, nr IFZ94/1525U, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Internationale Fiscale Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel II

  • 1 Het bedrag aan buitenlands onzuiver inkomen dat op de voet van artikel 3, derde of vierde lid van het Besluit voorkoming dubbele belasting 1989 zoals dat luidde tot en met 31 december 1994, alsmede op de voet van artikel 3, tweede of derde lid, van het Besluit voorkoming dubbele belasting zoals dat luidde tot en met 31 december 1989, over de acht jaren voorafgaande aan het jaar 1995 bij de berekening van de vermindering van de voorkoming als bedoeld in artikel 2 van het Besluit voorkoming dubbele belasting 1989 nog in aanmerking dient te worden genomen, wordt vermeerderd met het saldo van de afzonderlijke bedragen van het buitenlandse onzuivere inkomen over die jaren die afkomstig zijn uit een Mogendheid waarmee Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten dat de wijze van vrijstelling van inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting zelfstandig omschrijft en die op de voet van de hiervoor genoemde bepalingen nog in aanmerking dienen te worden genomen.

  • 2 Ingeval het op de voet van het eerste lid vastgesteld saldobedrag negatief is, wordt dit bedrag geacht afkomstig te zijn uit het jaar 1990. Op dit bedrag blijft artikel 3, vierde lid, van het Besluit voorkoming dubbele belasting 1989 zoals dat luidde tot en met 31 december 1994, van toepassing.

  • 3 Ingeval het op de voet van het eerste lid vastgesteld saldobedrag positief is, wordt dit aangemerkt als een bedrag waarop de regeling van artikel 3, derde lid, van het Besluit voorkoming dubbele belasting 1989 zoals dat met ingang van 1 januari 1995 luidt, van toepassing is.

  • 4 Het bedrag als bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld bij de vaststelling van de aanslag van de inkomstenbelasting over het kalenderjaar 1995 en bij de aanslag van de vennootschapsbelasting over het jaar dat aanvangt met of in 1995. Het bedrag als bedoeld in het derde lid wordt door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat het in de vorige volzin bedoelde bedrag te hoog is vastgesteld, kan de inspecteur de in de vorige volzin bedoelde beschikking herzien bij voor bezwaar vatbare beschikking. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor herziening opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is.

  • 5 Op een daartoe strekkend verzoek van de belastingplichtige blijft de saldering als bedoeld in het eerste lid achterwege.

  • 6 Ingeval het vijfde lid toepassing vindt, voegt de belastingplichtige bij de aangifte over het jaar 1995 een berekening. Uit deze berekening blijkt per jaar hoe het over de acht jaren voorafgaande aan het jaar 1995 op de voet van artikel 3, derde en vierde lid, van het Besluit voorkoming dubbele belasting 1989 zoals dat luidde tot en met 31 december 1994 en op de voet van artikel 3, tweede en derde lid, van het Besluit voorkoming dubbele belasting zoals dat luidde tot en met 31 december 1989, nog in aanmerking te nemen bedrag is samengesteld, alsmede hoe de afzonderlijke bedragen van het buitenlandse onzuivere inkomen over die jaren die afkomstig zijn uit een Mogendheid waarmee Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten dat de wijze van vrijstelling van inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting zelfstandig omschrijft en die op de voet van de hiervoor genoemde bepalingen nog in aanmerking dienen te worden genomen, zijn samengesteld.

  • 7 Indien de berekening als bedoeld in het zesde lid leidt tot een negatief bedrag of negatieve bedragen, dan wordt dit bedrag of die bedragen verrekend met inachtneming van de termijn van acht jaren als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van het Besluit voorkoming dubbele belasting 1989 zoals dat luidde tot en met 31 december 1994. Leidt de berekening tot een positief bedrag of positieve bedragen dan wordt dit bedrag of deze bedragen aangemerkt als een bedrag waarop de regeling van artikel 3, derde lid, van het Besluit voorkoming dubbele belasting 1989 zoals dat met ingang van 1 januari 1995 luidt, van toepassing is.

Artikel III

  • 1 De inspecteur stelt het bedrag van de op de voet van artikel 5 van het Besluit voorkoming dubbele belasting 1989 zoals dat luidde tot en met 31 december 1994 over de acht jaren voorafgaande aan het jaar 1995, nog te verlenen vermindering vast bij voor bezwaar vatbare beschikking, gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting over het kalenderjaar 1995 en voor de vennootschapsbelasting bij de aanslag over het jaar dat aanvangt met of in 1995. De belastingplichtige voegt bij de aangifte over dat jaar een berekening van het bedrag van de te verlenen vermindering.

  • 2 Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat het bedrag van de vermindering te hoog is vastgesteld, kan de inspecteur de in het eerste lid bedoelde beschikking herzien bij voor bezwaar vatbare beschikking. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor herziening opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is.

Artikel IV

Artikel 3, tweede en derde lid, en de artikelen 3a en 3b van het Besluit voorkoming dubbele belasting zoals dat luidde tot en met 31 december 1989, alsmede artikel 3, derde en vierde lid, en de artikelen 4 en 5 van het Besluit voorkoming dubbele belasting 1989 zoals dat luidde tot en met 31 december 1994, blijven van toepassing ten aanzien van een belastingplichtige die na 1 januari 1987 doch voor 1 januari 1995 anders dan door overlijden ophoudt binnenlands belastingplichtig te zijn en na 1 januari 1995 wederom binnenlands belastingplichtig wordt.

Artikel V

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1995.

  • 2 Voor de heffing van de vennootschapsbelasting vindt dit besluit voor het eerst toepassing met ingang van het jaar dat met of in 1995 aanvangt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting met de bijlagen 1 en 2 in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 23 december 1994

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de negenentwintigste december 1994

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven