IV. Rechtspositionele consequenties
[Regeling vervallen per 18-06-2003]
-
Arbeidsverhouding personeel bij samenvoeging
Zoals reeds gesteld in II.4, onder d, vindt een eventuele opheffing van scholen niet
eerder plaats dan nadat het personeel van die scholen in de formatie van de na samenvoeging
ontstane school is geplaatst. De samenvoeging op zich is geen reden voor een ontslag.
Het personeel blijft benoemd in dezelfde functie als die voor de samenvoeging voor
hen gold.
In een aantal gevallen zal dit echter niet zo kunnen blijven, bijvoorbeeld de directeur
die geen directeur wordt van de na de samenvoeging ontstane school of de administrateur
die na de samenvoeging niet het hoofd van de nieuwe administratie wordt.
Uiteraard laat het bovenstaande onverlet de beëindiging van het dienstverband op het
moment van samenvoeging op andere gronden dan die aan de samenvoeging ontleend (bijv.
opheffing van de betrekking of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd).
Wordt een dienstverband beëindigd in verband met opheffing van de betrekking, dan
moeten de normale regels voor opzegging in acht worden genomen. Uiteraard staan daarbij
de gebruikelijke beroepsmogelijkheden open.
Tevens gelden hierbij ook de procedures van de instroomtoets van het Participatiefonds.
Indien de betrokken personeelsleden aan alle vereisten van het BWOO voldoen, kunnen
zij desgewenst ter zake van de beëindiging van hun dienstbetrekking aanspraak maken
op een werkloosheidsuitkering.
-
Salaire garantie
Voor een personeelslid dat voor de samenvoeging was benoemd in een I-Q-functie geldt
een salaire garantie op de maximumschaal behorend bij de functie die hij op 31 juli
voorafgaande aan de samenvoeging bekleedde indien deze functie voor betrokkene reeds
twee schooljaren aan de school beschikbaar was. Deze salaire garantie (de maximumschaal
en het daarbij behorend carrièrepatroon)geldt voorzolang het betreffende personeelslid
aan de na samenvoeging ontstane school blijft benoemd in een I-Q functie.
Hiernaast blijft de aanspraak op een bezoldiging volgens een vastgesteld zogenaamd
15-jaarsuitzicht onverkort van toepassing.
-
Formatierekeneenhedenverbruik
Het formatierekeneenhedenverbruik dat behoort bij de functie van een personeelslid
na de samenvoeging is gelijk aan het aantal formatierekeneenheden dat behoort bij
de functie en de betrekkingsomvang welke hij op de samenvoegingsdatum of daarna gaat
bekleden.
Indien de bij die functie behorende maximumschaal lager is dan de hem gegarandeerde
schaal ingevolge IV.2, dan geldt voor dit personeelslid een formatierekeneenhedenverbruik
gelijk aan dat van de functie waarop de salaire garantie is gebaseerd.
-
Vaststelling formatie na samenvoeging
Het bevoegd gezag van de na samenvoeging ontstane school stelt op grond van de bepalingen
in het RPBO en na overleg op decentraal GO of MR niveau de formatie van de nieuwe
school vast.
Zoals reeds is vermeld in onderdeel II.4 onder d, dient het personeel van alle bij
de samenvoeging betrokken scholen voor zover mogelijk te worden opgenomen in die formatie.
Dit betekent dat bij de toepassing van de voorschriften met betrekking tot de formatievaststelling
(zoals die zijn opgenomen in de artikelen I-P76 en I-P77 van het RPBO) de formaties
van alle bij de samenvoeging betrokken scholen worden geacht deel uit te maken van
de formatie zoals die gold voor de na samenvoeging ontstane school in het jaar voorafgaande
aan de samenvoeging. Dit betekent bijvoorbeeld dat het bevoegd gezag in de vast te
stellen formatie (dat is de formatie bedoeld in artikel I-P76, tweede lid, onder a,
van het RPBO) van de na samenvoeging ontstane school in elk geval de functies (inclusief
de nieuwe functies t.b.v. ex-directeur bedoeld in onderdeel IV.5) moet opnemen van
de reeds in het schooljaar voorafgaand aan de samenvoeging in de Fa-formatie van de
‘oude’ school opgenomen en in vaste dienst benoemde betrokkenen, tenzij dit in redelijkheid
niet van het bevoegd gezag kan worden gevergd.
De besteding van de overgangsformatierekeneenheden maakt ook deel uit van het formatieplan
en het bevoegd gezag moet hierover dus overleg voeren op decentraal GO- of MR-niveau.
Bij de besteding van de overgangsformatierekeneenheden dient het bevoegd gezag bij
de formatievaststelling voor de na samenvoeging ontstane school rekening te houden
met het feit dat deze formatierekeneenheden slechts voor beperkte duur beschikbaar
worden gesteld.
-
Omzetting functie/nieuwe functie
De samenvoeging leidt tot het einde van het dienstverband voor de directeur van een
bij de samenvoeging betrokken school als hij geen directeur wordt van de na de samenvoeging
ontstane school.
Deze (ex-)directeur dient te worden benoemd in een functie waarvan het niveau (maximumsalaris)
en het carrièrepatroon zoveel mogelijk overeenkomt met het niveau en het carrièrepatroon
van de maximumschaal die hem is gegarandeerd. Het vorenstaande betekent dat de (ex)directeur
in principe in een directiefunctie dient te worden benoemd. In het kader van de toepassing
van deze regeling wordt de ex-directeur voor de toepassing van artikel I-P76 aan de
na de samenvoeging ontstane school aangemerkt als een in het voorafgaande schooljaar
in vaste dienst benoemde adjunct-directeur, waarvan de functie was opgenomen in de
Fa-formatie van de ‘oude’ school.
Voor deze ex-directeur kan ook een andere I-Q- functie in de formatie worden opgenomen.
Ook hierbij geldt het bovenstaande met betrekking tot functieniveau, carrièrepatroon
en formatierekeneenhedenverbruik.
Ook de administrateur die na de samenvoeging niet blijft benoemd als hoofd administratie
dient te worden benoemd in een functie waarvan het niveau (maximumsalaris) en het
carrièrepatroon gelijk is aan het niveau en het carrièrepatroon van de maximumschaal
van de functie die hij op de dag voorafgaande aan de samenvoeging bekleedde.
NB. Vanzelfsprekend is het mogelijk zoals ook in gevallen waarbij geen sprake is van
een samenvoeging van scholen voor andere personeelsleden een andere of nieuwe functie
in de formatie op te nemen. Een besluit hiertoe moet los gezien worden van de samenvoeging
op zich. Uiteraard leidt dit niet tot een salaire garantie.
-
Inpassing/bezoldiging
-
a. Directieleden opgenomen in formatie ‘directie’ of ‘centrale directie’.
Indien voor de functie van een directielid van de na samenvoeging ontstane school
een hogere maximumschaal als gevolg van de nieuwe schoolgrootte gaat gelden dan die
welke op de dag voor de samenvoeging voor hem gold dan wel formatief beschikbaar was,
wordt hij -in afwijking van het bepaalde in artikel I-Q 106 van het RPBO -vanaf de
dag van de samenvoeging bezoldigd volgens het carrièrepatroon dat bij die hogere maximumschaal
behoort.
Bij de inschaling wordt in afwijking van artikel I-P 14, tweede lid, aan betrokkene
een bevorderingsperiodiek toegekend. Indien voor een betrokkene een salaire garantie
(niet zijnde een 15-jaarsuitzicht)geldt waarbij de bezoldiging lager is dan de inpassing
als hierboven bedoeld dan wordt de bezoldiging vastgesteld volgens de inpassing. Indien
de bezoldiging volgens de salaire garantie reeds hoger is dan bovenbedoelde inpassing,
blijft de inpassing achterwege. Het gaat bij dit laatste om directieleden die een
garantie hebben op grond van het gestelde in artikel I-Q 106 ,tweede en of derde lid,
van het RPBO.
-
b. Ex-directeur die wordt benoemd in een andere I-Q functie
Voor een ex-directeur die wordt benoemd in een andere I-Q-functie gelden de bij die
nieuwe functie behorende inpassingsbepalingen. Indien de nieuwe functie een lagere
maximumschaal heeft dan die waarop de betrokkene aanspraak kan maken volgens de salaire
garantie als bedoeld in onderdeel IV.2, dan blijft de inpassing achterwege.
-
c. Onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel
Voor het onderwijsgevend en het onderwijsondersteunend personeel brengt de samenvoeging
als zodanig geen wijziging in de functie of de betrekkingsomvang met zich mee. Ook
hier geldt hetgeen is vermeld onder IV.4. In het geval een leraar aan twee of meer
scholen is benoemd in functies met een verschillend maximum niveau en die scholen
zijn betrokken bij dezelfde samenvoeging dan dient het bevoegd gezag -gelet op het
gestelde in artikel I-P2,1e lid, van het RPBO- in het formatieplan aan te geven welke
functie na de samenvoeging voor hem blijft gelden. De bezoldiging blijft bepaald volgens
de inschaling van die functie en de totale betrekkingsomvang. Teneinde betrokkene
niet te benadelen zal dit in het algemeen de functie zijn met de hoogste maximum schaal
waarbij alleen de totale betrekkingsomvang kan worden aangepast. Hierbij geldt wel
dat aan betrokkene formeel ontslag moet worden verleend uit één van de oorspronkelijke
functies. Bij dit ontslag gelden de normale bepalingen. Ten aanzien van een lid van
het onderwijsgevend personeel aan wie op 1 april 1985 een functie is toegedeeld waarvan
het maximumsalaris lager is dan zijn uitzichtgarantie artikel V-R401 (voorrangsbenoeming
bij uitzichtgarantie), geldt na de datum van samenvoeging deze voorrangsbenoeming
indien ook vóór de datum van de samenvoeging een I-R-functie met een hogere maximumschaal
dan de functie die hij heeft aan de oude school voorkwam.
Voor het onderwijsondersteunend personeel geldt, dat de salaire rechten als gevolg
van de invoering van hoofdstuk I-S per 1 mei 1987 zoals opgenomen in hoofdstuk V-S
-voor zover van toepassing- onverkort blijven gelden. Indien voor de administrateur
een functie gaat gelden met een hogere maximum schaal is het gestelde ten aanzien
van de bevorderingsperiodiek als bedoeld in onderdeel IV.6a van overeenkomstige toepassing.
-
Ontslag op eigen verzoek van personen van 55 jaar en ouder
Personen van 55 jaar en ouder kunnen onder voorwaarden op het moment van de samenvoeging
op eigen verzoek met recht op een werkloosheidsuitkering (indien tevens wordt voldaan
aan de voorwaarden van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel)
volledig uittreden (gedeeltelijk uittreden is dus niet toegestaan). Die voorwaarden
zijn:
-
a. men moet 55 jaar of ouder zijn op de datum van de bestuursoverdracht dan wel de datum
van de samenvoeging en
-
b. aan de school zijn overgangsformatierekeneenheden beschikbaar voor ten minste het
aantal dat behoort bij de functie en de betrekkingsomvang van de 55-plusser en
-
c. de plaats van de uittredende 55-plusser wordt volledig opgevuld door een of meer
personen die in het genot is/zijn van een werkloosheidsuitkering of een herplaatsingswachtgeld
ten laste van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (remplaçant)
dan wel
-
a1 men moet 55 jaar of ouder zijn op de datum van de bestuursoverdracht dan wel de datum
van samenvoeging en
-
b1 aan een andere school van hetzelfde bevoegd gezag of van een ander bevoegd gezag,
maar wel in hetzelfde RBA-gebied zijn overgangsformatierekeneenheden beschikbaar voor
ten minste het aantal dat behoort bij de functie en de betrekkingsomvang van de 55-plusser
en
-
c1 . de plaats van de uittredende 55-plusser wordt volledig opgevuld door een personeelslid
van een andere school (van hetzelfde of een ander bevoegd gezag) en de plaats van
laatstbedoeld personeelslid wordt volledig opgevuld door een of meer personen die
in het genot is/zijn van een werkloosheidsuitkering of een herplaatsingswachtgeld
ten laste van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (remplaçant).
In verband met de onder c genoemde voorwaarde is het bevoegd gezag verplicht contact
op te nemen met het Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening (RBA) zodra de 55-plusser
te kennen heeft gegeven te willen uittreden. Dezelfde verplichting geldt (in verband
met de onder c1 vermelde voorwaarde) voor het bevoegd gezag van de school waar door
de overstap van een personeelslid naar de school van de uittredende 55-plusser een
wachtgelder moet worden benoemd. Die verplichting geldt vanaf het moment dat het desbetreffende
personeelslid te kennen heeft gegeven te willen overstappen. De datum van uittreden
van de 55-plusser kan niet eerder zijn dan de datum van intrede van de uitkeringsgenietende(n).
Hierop geldt één uitzondering: indien 12 maanden na de bestuursoverdracht dan wel
de samenvoeging - blijkens een verklaring van de directeur van het RBA - geen uitkeringsgenietende(n)
door het bevoegd gezag kon/konden worden gevonden dan kan de 55-plusser op die datum
alsnog uittreden. Het aantal op grond van deze publikatie toe te kennen overgangsformatierekeneenheden
wordt in laatstgenoemde situatie verminderd met het aantal formatierekeneenheden dat
behoort bij de functie en de betrekkingsomvang van de op eigen verzoek uittredende
55-plusser. Als deze situatie zich voordoet, moet het desbetreffende aantal formatierekeneenheden
zo spoedig mogelijk worden gemeld aan de afdeling CFI/F/VO (voortgezet onderwijs).
U zie hiervoor tevens het onderdeel VI.1.3 van deze regeling.
Indien een jaar na de bestuursoverdracht dan wel de samenvoeging blijkt dat wel een
of meer remplaçanten konden worden gevonden, maar dat het bevoegd gezag daarvan geen
gebruik heeft gemaakt, dan maakt de directeur RBA daarvan melding in zijn bericht
aan het bevoegd gezag en geeft aan wat de reden is dat van deze remplaçant(en) door
het bevoegd gezag geen gebruik is gemaakt. Het bevoegd gezag zendt een afschrift hiervan
aan de betrokken 55-plusser. In dat geval kan de 55-plusser de dienst niet verlaten.
Over de verklaring van de directeur RBA kan het bevoegd gezag en/of de 55-plusser
het oordeel vragen van de Commissie Arbeidsbemiddeling Onderwijs, Postbus 556, 2501
CN 's-Gravenhage. Bovendien kan de 55-plusser te allen tijde het oordeel van de Commissie
vragen over de beslissing van het bevoegd gezag om niet over te gaan tot benoeming
van de beschikbare uitkeringsgenietende(n).
De uitgetreden 55-plusser is niet sollicitatieplichtig en behoeft niet ingeschreven
te staan bij het RBA.