Regeling samenvoeging van scholen in het v.o.

[Regeling vervallen per 18-06-2003.]
Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 01-08-1995 t/m 17-06-2003

Regeling samenvoeging van scholen in het v.o.

De staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

Gelet op artikel I-A8, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel en artikel 12, eerste lid, van het Formatiebesluit scholen v.w.o.-a.v.o.-v.b.o.;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 18-06-2003]

De in artikel 2 van de regeling van 12 september 1993, AB/IE-93059892, genoemde publikaties vervallen met ingang van 1 augustus 1995.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 18-06-2003]

Op een samenvoeging met ingang van 1 augustus 1995 van scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, hoger algemeen voortgezet onderwijs, middelbaar voorgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs, al dan niet in een scholengemeenschap met andere scholen, zijn de bijlagen behorende bij deze regeling van toepassing.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 18-06-2003]

Indien scholen op grond van de in artikel 1, genoemde regelingen zoals die luidden op 31 juli 1995 aanspraak zouden hebben op extra faciliteiten voor het schooljaar 1995–1996 of volgende schooljaren behouden deze scholen aanspraak op die faciliteiten.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 18-06-2003]

Deze regeling zal met de bijlage in Uitleg OCenW-Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 18-06-2003]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 1995.

  • 2 In afwijking van het eerste lid werken onderdeel III 1 en 2 alsmede onderdeel V 3, opgenomen in de bijlage bij deze regeling, terug tot en met 1 augustus 1994.

De

staatssecretaris

van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

T. Netelenbos

Bijlage bij de Regeling samenvoeging van scholen in het VO

[Regeling vervallen per 18-06-2003]

Rechtspositionele gevolgen/consequenties bij samenvoeging van scholen in het voortgezet onderwijs (met uitzondering van scholen voor middelbaar beroepsonderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs).

I. Inleiding

[Regeling vervallen per 18-06-2003]

Hierbij treft u de regeling aan inzake de faciliteiten bij samenvoegingen die op 1 augustus 1995 plaatsvinden.

In verband met de gewijzigde formatieformules per 1 augustus 1993 en de invoering van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel(BWOO) per 1 maart 1994 is het niet meer mogelijk alle onderdelen uit de bestaande publikaties met betrekking tot samenvoeging van scholen toe te passen. Een herziening is derhalve noodzakelijk. Voor de scholen voor het voortgezet onderwijs (met uitzondering van scholen voor middelbaar beroepsonderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs) betekent dit dat de tot nu toe geldende regelingen AB/IE-085 van 12 februari 1992 en VO/JP-92009679 van 12 februari 1992 en VO/JP-93016319 van 24 juni 1993 vervallen. Voor de samenvoegingen op 1 augustus 1995 geldt onderstaande regeling waarin deze drie genoemde regelingen -zij het aangepast- zijn opgenomen. Tevens zijn de wijzigingen naar aanleiding van de uitspraak van de Advies- en Arbitrage Commissie (AB/IE-94020599 van 17 mei 1994) in deze uitgave verwerkt.

Voor de toepassing van deze samenvoegingsregeling op 1 augustus 1995 is nog uitgegaan van een benoeming aan de school. Indien de verplichte bestuursaanstelling op 1 augustus 1995 van kracht wordt, dan geldt deze voor het personeel dat op de samenvoegingsdatum aan de nieuwe school blijft benoemd.

II. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 18-06-2003]

  • Bestuursoverdracht

    • a. Bijzonder onderwijs

      De bestuursoverdracht geschiedt voor het bijzonder onderwijs volgens de artikelen 1639aa tot en met 1639dd van boek 7a van het Burgerlijk Wetboek. Dit houdt in dat de rechten en verplichtingen van het ‘oude’ bevoegd gezag waarvan de school wordt overgedragen, van rechtswege overgaan op het nieuwe bevoegd gezag. De essentie hiervan is onder meer dat het personeel van de school die wordt overgedragen, in gelijke betrekkingen blijft benoemd. Dit uitgangspunt wordt onverkort toegepast tenzij zich ten gevolge van algemeen geldende rechtspositionele maatregelen op de datum van de bestuursoverdracht wijzigingen in de rechtspositie van het personeel voordoen. Betrokkene ontvangt een brief of een nieuwe/gewijzigde akte van benoeming waarin uiteraard bovenbedoelde wijzigingen, waar nodig, worden verwerkt en tevens het nieuwe bestuur is vermeld. Het voorgaande houdt in dat het personeel na de bestuursoverdracht ten opzichte van het verkrijgende bestuur in dezelfde positie blijft verkeren. Er is dus in dat geval geen sprake van ontslag.

      Echter, indien de bestuursoverdracht gepaard gaat met een verandering van de grondslag van de school, kan dat onder bepaalde omstandigheden leiden tot een ontslag uit een betrekking in vaste dienst (indien betrokkene dit om hem moverende redenen wenst).

      Bij vrijwillig ontslag geldt in principe de in het BWOO opgenomen sanctiebepaling.

      Dit zal in het algemeen niet gelden voor de betrokkene die, om hem moverende redenen in verband met de wijziging van de grondslag van de school, zijn dienstverband in vaste dienst wenst te beëindigen.

      Indien een personeelslid vòòr de feitelijke ontslagdatum zekerheid wil hebben over de hoogte en de duur van de werkloosheidsuitkering dan dient het er zorg voor te dragen dat de aanvraag voor een werkloosheidsuitkering tijdig is ingediend bij de uitvoerende instantie.

    • b. Bestuursoverdracht in andere gevallen dan onder a.

      In geval van bestuursoverdracht van bijzonder naar openbaar, van openbaar naar bijzonder en van openbaar naar openbaar dient – als voorwaarde ter verkrijging van de in deze publikatie opgenomen faciliteiten- hetgeen in de artikelen 1639aa tot en met 1639dd van boek 7a van het Burgerlijk Wetboek is bepaald naar analogie toepassing te vinden. Dit betekent dat de nieuwe werkgever de rechten en verplichtingen voortvloeiend uit het dienstverband met de oude werkgever moet overnemen.

      In dit verband wordt opgemerkt dat bestuursoverdracht van bijzonder naar openbaar onderwijs, of andersom, voor het bij die bestuursoverdracht betrokken personeel een wijziging van de status met zich brengt. Dat personeel verkrijgt hetzij de status van ambtenaar (in de zin van de Ambtenarenwet) in plaats van die van werknemer naar burgerlijk recht, hetzij die van werknemer naar burgerlijk recht in plaats van die van ambtenaar.

      Hoewel de arbeidsvoorwaarden bij het openbaar en bij het bijzonder onderwijs voor een belangrijk deel gelijk zijn –veelal ook waar deze door de overheid niet dwingend zijn voorgeschreven– blijven er uiteraard verschillen in rechtspositie tussen beide vormen van onderwijs bestaan (bijvoorbeeld ten aanzien van de beroepsmogelijkheden en het van toepassing zijn van het Burgerlijk Wetboek v.w.b. de in acht te nemen opzegtermijnen).

      De omzetting van het dienstverband zal formeel moeten plaatsvinden door middel van een ontslag en een gelijktijdige herbenoeming. Het niet aanvaarden van de herbenoeming zal worden aangemerkt als een vrijwillig ontslag en de werkloosheidsuitkering is derhalve aan de sanctiebepaling onderhevig. Bij verandering van de grondslag van de school is het gestelde onder a van overeenkomstige toepassing.

      ad a en b

      Onder bepaalde voorwaarden bestaat voor in vaste dienst benoemde personen van 55 jaar en ouder de mogelijkheid om met recht op een werkloosheidsuitkering op eigen verzoek ontslag te nemen. Ik verwijs u hiervoor naar het gestelde in punt IV.7 van deze bijlage.

  • Verplichtingen inzake eigen uitkeringsgenietenden.

    Bestuursoverdracht houdt in dat het bevoegd gezag waaraan de overdracht plaatsvindt, in alle rechten en verplichtingen treedt die het overdragende bevoegd gezag had terzake van de desbetreffende onderwijsinstellingen. Tot de verplichtingen die overgaan behoort ook de verplichting met betrekking tot de zogeheten ‘eigen ontslaguitkeringsgenietenden’. Voor wat betreft het voortgezet onderwijs is deze verplichting neergelegd in artikel 96o WVO.

    Indien een bevoegd gezag het bestuur van een school overdraagt aan een ander bevoegd gezag, worden daarmee diegenen, die uitkeringsgenietenden zijn terzake van een ontslag aan de over te dragen school van dat bevoegd gezag enerzijds aangemerkt als uitkeringsgenietende van het overdragende bevoegd gezag en anderzijds aangemerkt als eigen uitkeringsgenietenden van het overnemende bevoegd gezag.

    Indien het bevoegd gezag alle scholen overdraagt naar een ander bevoegd gezag, dan worden alle uitkeringsgenietenden van het overdragende bevoegd gezag aangemerkt als uitkeringsgenietenden van het overnemende bevoegd gezag.

  • Afvloeiingsregeling.

    Voordat de samenvoeging feitelijk wordt gerealiseerd, dient het bevoegd gezag (bevoegde gezagsorganen) op grond van artikel I-G2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (RPBO) een afvloeiingsregeling op te stellen voor de uit de samenvoeging ontstane school. De criteria van die afvloeiingsregeling kunnen dezelfde zijn als die van de regeling(en) voor de bij de samenvoeging betrokken scholen. Het is hierbij dus niet van belang op welke wijze de samenvoeging juridisch wordt vorm gegeven; in alle gevallen geldt de verplichting een afvloeiingsregeling vast te stellen.

    In artikel I-G2, derde lid, van het RPBO is tevens bepaald dat een overgangsregeling deel moet uitmaken van die afvloeiingsregeling. In die overgangsregeling moet zijn vastgelegd op welke wijze op het moment van samenvoeging de afvloeiingsvolgorden aan de bij de samenvoeging betrokken scholen tot één volgorde worden gemaakt. Over de afvloeiingsregeling (waarvan de overgangsregeling deel uit maakt) wordt overleg gepleegd met de vakorganisaties van het betrokken personeel. Het is van belang dat dit overleg reeds in een vroeg stadium wordt gevoerd.

    De bovenstaande verplichting ten aanzien van een afvloeiingsregeling vervalt indien een wijziging van hoofdstuk I-G wordt geformaliseerd voor of op 1 augustus 1995.

    Een daartoe strekkend voorstel is thans onderwerp van overleg. Dit betekent niet dat er voor de school geen afvloeiingsregeling meer kan gelden. Op decentraal niveau kunnen nadere afspraken worden gemaakt.

  • Voorwaarden ter verkrijging van faciliteiten bij samenvoeging.

    De in deze regeling vermelde faciliteiten zullen slechts worden verleend wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. er moet sprake zijn van samenvoeging van twee of meer scholen in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Overgangswet WVO dan wel de Experimentenwet onderwijs (met uitzondering van scholen voor middelbaar beroepsonderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs), die onder het beheer staan van één bevoegd gezag;

    • b. er moet sprake zijn van een oogmerk van het bevoegd gezag (of bevoegde gezagsorganen) om tot samenvoeging van de betrokken scholen te komen. Dit oogmerk wordt geconcretiseerd in een besluit van dat bevoegd gezag of die betrokken bevoegde gezagsorganen;

    • c. de samenvoeging moet ook daadwerkelijk worden gerealiseerd;

    • d. de samenvoeging moet in één stap worden gerealiseerd en die stap moet plaatsvinden op 1 augustus;

    • e. in het kader van deze regeling is de wijze waarop de samenvoeging per 1-8-1995 wordt vormgegeven niet van betekenis: eerst dient voor zover mogelijk het personeel van de bij de samenvoeging betrokken scholen te worden opgenomen in de formatie van de na samenvoeging ontstane school en vervolgens worden in voorkomend geval de voormalige scholen geacht te zijn opgeheven.

III. Faciliteiten bij samenvoeging

[Regeling vervallen per 18-06-2003]

  • Faciliteiten voorafgaand aan de samenvoeging

    Omdat de samenvoeging voor de directies van instellingen voor voortgezet onderwijs ook vóór de datum van samenvoeging veel werk met zich meebrengt, kunnen in het schooljaar voorafgaand aan de samenvoeging -met inachtneming van het hiernavolgende- de deelnemende scholen gezamenlijk beschikken over een aantal extra formatierekeneenheden berekend volgens één van de onderstaande formules:

    • a. voor een samenvoeging waarbij alleen scholen met een tweedegraads sector zijn betrokken:

      (0,207 × aantal formatierekeneenheden behorende bij de leraarsfunctie met maximumschaal 10) × (n-1),

    • b. voor een samenvoeging waarbij scholen met een eerste en tweedegraads sector zijn betrokken:

      (0,207 × aantal formatierekeneenheden behorende bij de leraarsfunctie met maximumschaal 12) × (n-1).

      In de voorgaande formules is ‘n’ het aantal scholen dat bij de samenvoeging is betrokken.

      Deze faciliteiten zijn in het schooljaar 1994/95 toegekend op basis van het gestelde in de publikatie AB/IE-085 van 12 februari 1992 en het besluit van 12 juli 1994, VO/JP-94034332.

      Deze formatierekeneenheden en die -voor zover van toepassing- genoemd in onderdeel V.3.a kunnen worden aangewend:

      • om de lessentaak van de directies van de deelnemende scholen tijdelijk te verminderen;

      • ten behoeve van de bekostiging van externe ondersteuning/deskundigheid door verzilvering;

      • bij scholengemeenschappen ‘breed’ voor het aantrekken van een nieuwe (externe) directeur. Voorwaarde hierbij is dat de bij de samenvoeging betrokken directeuren afzien van een benoeming tot directeur van de nieuwe school en dit schriftelijk verklaren aan het bevoegd gezag.

    NB. Aangezien deze regeling geldt voor de samenvoegingen op 1 augustus 1995 geldt als jaar voorafgaande aan de samenvoeging derhalve uitsluitend het schooljaar 1994/95.

    Deze regeling geldt dan ook niet in het schooljaar 1995/96 voor samenvoegingen per 1 augustus 1996.

  • Verrekening van toegekende faciliteiten

    In het algemeen zal geen verrekening van de onder III. 1, V.3a en V.3b toegekende faciliteiten voor het jaar voorafgaande aan de samenvoeging plaatsvinden indien een samenvoeging niet wordt gerealiseerd.

    Hierop gelden evenwel de volgende uitzonderingen.

    Indien een samenvoeging niet wordt gerealiseerd als gevolg van het niet hebben afgerond van de in deze regeling in onderdeel II genoemde procedures en dit kan worden aangemerkt als een verwijtbare situatie, zal per deelnemende school tot verrekening van faciliteiten worden overgegaan van de in verband met de aan de samenvoeging toegekende faciliteiten voor het gehele schooljaar gedeeld door de factor n. Elke school dient in de Aanvraag rijksvergoeding 1995 een bedrag ten gunste van het ministerie op te nemen gelijk aan de uitkomst van de formule: (totaal aantal toegekende 0-jaars faciliteiten / aantal deelnemende scholen) × verzilveringsbedrag schooljaar 1995/96 (hoge tarief).

    Indien de samenvoeging wel plaatsvindt doch een school om bovengenoemde reden niet deelneemt, dan zal deze school volgens de bovenstaande formule een verrekening moeten opnemen.

  • Overgangsformatie

    Het normatieve aantal formatierekeneenheden dat op grond van het Formatiebesluit scholen v.w.o.-a.v.o.-v.b.o. aan de na samenvoeging ontstane school beschikbaar is, zal in veel gevallen niet gelijk zijn aan het normatieve totaal aantal formatierekeneenheden dat aan de bij de samenvoeging betrokken scholen gezamenlijk beschikbaar zou zijn geweest indien de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden.

    Indien het voor de na samenvoeging ontstane school normatief beschikbare aantal formatierekeneenheden kleiner is dan het totaal aantal formatierekeneenheden dat beschikbaar zou zijn geweest voor alle bij de samenvoeging betrokken scholen tezamen indien de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, wordt gedurende het schooljaar waarin de samenvoeging plaatsvindt en gedurende het daarop volgende schooljaar bovenbedoeld verschil in de vorm van extra (overgangs-) formatierekeneenheden beschikbaar gesteld aan de na samenvoeging ontstane school.

    Bij het vaststellen van het bovenbedoelde normatieve aantal formatierekeneenheden voor de samenvoeging wordt meegeteld 60 fre's indien aan een bij de samenvoeging betrokken tweedegraads school een adjunct-directeur is benoemd die gebruik maakt van de 6-jaarstermijn, welke termijn is ingegaan voor of uiterlijk op 1 augustus 1992 en niet is verstreken op de samenvoegingsdatum. Voor de betreffende adjunct-directeur aan een school waaraan tenminste een 1e graads formatie is verbonden, bedraagt het aantal 72 fre's.

    De verhoging vindt naar rato plaats als het gaat om een gedeeltelijke functie adjunct-directeur. Deze verhoging zal alleen worden toegekend indien wordt voldaan aan het gestelde in onderdeel VI.1 van deze regeling.

    Indien aan de na samenvoeging ontstane school een nevenvestiging als bedoeld in onderdeel V.3d wordt verbonden zal de normatieve formatie van de na samenvoeging ontstane school worden verhoogd met het aantal formatierekeneenheden per nevenvestiging.

    Voor de berekening van het overgangsbudget blijven de in onderdeel V.3a en V.3b toegekende extra formatierekeneenheden buiten beschouwing.

    De overgangsformatie heeft tot doel ontslagen te voorkomen

IV. Rechtspositionele consequenties

[Regeling vervallen per 18-06-2003]

  • Arbeidsverhouding personeel bij samenvoeging

    Zoals reeds gesteld in II.4, onder d, vindt een eventuele opheffing van scholen niet eerder plaats dan nadat het personeel van die scholen in de formatie van de na samenvoeging ontstane school is geplaatst. De samenvoeging op zich is geen reden voor een ontslag. Het personeel blijft benoemd in dezelfde functie als die voor de samenvoeging voor hen gold.

    In een aantal gevallen zal dit echter niet zo kunnen blijven, bijvoorbeeld de directeur die geen directeur wordt van de na de samenvoeging ontstane school of de administrateur die na de samenvoeging niet het hoofd van de nieuwe administratie wordt.

    Uiteraard laat het bovenstaande onverlet de beëindiging van het dienstverband op het moment van samenvoeging op andere gronden dan die aan de samenvoeging ontleend (bijv. opheffing van de betrekking of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd). Wordt een dienstverband beëindigd in verband met opheffing van de betrekking, dan moeten de normale regels voor opzegging in acht worden genomen. Uiteraard staan daarbij de gebruikelijke beroepsmogelijkheden open.

    Tevens gelden hierbij ook de procedures van de instroomtoets van het Participatiefonds.

    Indien de betrokken personeelsleden aan alle vereisten van het BWOO voldoen, kunnen zij desgewenst ter zake van de beëindiging van hun dienstbetrekking aanspraak maken op een werkloosheidsuitkering.

  • Salaire garantie

    Voor een personeelslid dat voor de samenvoeging was benoemd in een I-Q-functie geldt een salaire garantie op de maximumschaal behorend bij de functie die hij op 31 juli voorafgaande aan de samenvoeging bekleedde indien deze functie voor betrokkene reeds twee schooljaren aan de school beschikbaar was. Deze salaire garantie (de maximumschaal en het daarbij behorend carrièrepatroon)geldt voorzolang het betreffende personeelslid aan de na samenvoeging ontstane school blijft benoemd in een I-Q functie.

    Hiernaast blijft de aanspraak op een bezoldiging volgens een vastgesteld zogenaamd 15-jaarsuitzicht onverkort van toepassing.

  • Formatierekeneenhedenverbruik

    Het formatierekeneenhedenverbruik dat behoort bij de functie van een personeelslid na de samenvoeging is gelijk aan het aantal formatierekeneenheden dat behoort bij de functie en de betrekkingsomvang welke hij op de samenvoegingsdatum of daarna gaat bekleden.

    Indien de bij die functie behorende maximumschaal lager is dan de hem gegarandeerde schaal ingevolge IV.2, dan geldt voor dit personeelslid een formatierekeneenhedenverbruik gelijk aan dat van de functie waarop de salaire garantie is gebaseerd.

  • Vaststelling formatie na samenvoeging

    Het bevoegd gezag van de na samenvoeging ontstane school stelt op grond van de bepalingen in het RPBO en na overleg op decentraal GO of MR niveau de formatie van de nieuwe school vast.

    Zoals reeds is vermeld in onderdeel II.4 onder d, dient het personeel van alle bij de samenvoeging betrokken scholen voor zover mogelijk te worden opgenomen in die formatie. Dit betekent dat bij de toepassing van de voorschriften met betrekking tot de formatievaststelling (zoals die zijn opgenomen in de artikelen I-P76 en I-P77 van het RPBO) de formaties van alle bij de samenvoeging betrokken scholen worden geacht deel uit te maken van de formatie zoals die gold voor de na samenvoeging ontstane school in het jaar voorafgaande aan de samenvoeging. Dit betekent bijvoorbeeld dat het bevoegd gezag in de vast te stellen formatie (dat is de formatie bedoeld in artikel I-P76, tweede lid, onder a, van het RPBO) van de na samenvoeging ontstane school in elk geval de functies (inclusief de nieuwe functies t.b.v. ex-directeur bedoeld in onderdeel IV.5) moet opnemen van de reeds in het schooljaar voorafgaand aan de samenvoeging in de Fa-formatie van de ‘oude’ school opgenomen en in vaste dienst benoemde betrokkenen, tenzij dit in redelijkheid niet van het bevoegd gezag kan worden gevergd.

    De besteding van de overgangsformatierekeneenheden maakt ook deel uit van het formatieplan en het bevoegd gezag moet hierover dus overleg voeren op decentraal GO- of MR-niveau.

    Bij de besteding van de overgangsformatierekeneenheden dient het bevoegd gezag bij de formatievaststelling voor de na samenvoeging ontstane school rekening te houden met het feit dat deze formatierekeneenheden slechts voor beperkte duur beschikbaar worden gesteld.

  • Omzetting functie/nieuwe functie

    De samenvoeging leidt tot het einde van het dienstverband voor de directeur van een bij de samenvoeging betrokken school als hij geen directeur wordt van de na de samenvoeging ontstane school.

    Deze (ex-)directeur dient te worden benoemd in een functie waarvan het niveau (maximumsalaris) en het carrièrepatroon zoveel mogelijk overeenkomt met het niveau en het carrièrepatroon van de maximumschaal die hem is gegarandeerd. Het vorenstaande betekent dat de (ex)directeur in principe in een directiefunctie dient te worden benoemd. In het kader van de toepassing van deze regeling wordt de ex-directeur voor de toepassing van artikel I-P76 aan de na de samenvoeging ontstane school aangemerkt als een in het voorafgaande schooljaar in vaste dienst benoemde adjunct-directeur, waarvan de functie was opgenomen in de Fa-formatie van de ‘oude’ school.

    Voor deze ex-directeur kan ook een andere I-Q- functie in de formatie worden opgenomen.

    Ook hierbij geldt het bovenstaande met betrekking tot functieniveau, carrièrepatroon en formatierekeneenhedenverbruik.

    Ook de administrateur die na de samenvoeging niet blijft benoemd als hoofd administratie dient te worden benoemd in een functie waarvan het niveau (maximumsalaris) en het carrièrepatroon gelijk is aan het niveau en het carrièrepatroon van de maximumschaal van de functie die hij op de dag voorafgaande aan de samenvoeging bekleedde.

    NB. Vanzelfsprekend is het mogelijk zoals ook in gevallen waarbij geen sprake is van een samenvoeging van scholen voor andere personeelsleden een andere of nieuwe functie in de formatie op te nemen. Een besluit hiertoe moet los gezien worden van de samenvoeging op zich. Uiteraard leidt dit niet tot een salaire garantie.

  • Inpassing/bezoldiging

    • a. Directieleden opgenomen in formatie ‘directie’ of ‘centrale directie’.

      Indien voor de functie van een directielid van de na samenvoeging ontstane school een hogere maximumschaal als gevolg van de nieuwe schoolgrootte gaat gelden dan die welke op de dag voor de samenvoeging voor hem gold dan wel formatief beschikbaar was, wordt hij -in afwijking van het bepaalde in artikel I-Q 106 van het RPBO -vanaf de dag van de samenvoeging bezoldigd volgens het carrièrepatroon dat bij die hogere maximumschaal behoort.

      Bij de inschaling wordt in afwijking van artikel I-P 14, tweede lid, aan betrokkene een bevorderingsperiodiek toegekend. Indien voor een betrokkene een salaire garantie (niet zijnde een 15-jaarsuitzicht)geldt waarbij de bezoldiging lager is dan de inpassing als hierboven bedoeld dan wordt de bezoldiging vastgesteld volgens de inpassing. Indien de bezoldiging volgens de salaire garantie reeds hoger is dan bovenbedoelde inpassing, blijft de inpassing achterwege. Het gaat bij dit laatste om directieleden die een garantie hebben op grond van het gestelde in artikel I-Q 106 ,tweede en of derde lid, van het RPBO.

    • b. Ex-directeur die wordt benoemd in een andere I-Q functie

      Voor een ex-directeur die wordt benoemd in een andere I-Q-functie gelden de bij die nieuwe functie behorende inpassingsbepalingen. Indien de nieuwe functie een lagere maximumschaal heeft dan die waarop de betrokkene aanspraak kan maken volgens de salaire garantie als bedoeld in onderdeel IV.2, dan blijft de inpassing achterwege.

    • c. Onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel

      Voor het onderwijsgevend en het onderwijsondersteunend personeel brengt de samenvoeging als zodanig geen wijziging in de functie of de betrekkingsomvang met zich mee. Ook hier geldt hetgeen is vermeld onder IV.4. In het geval een leraar aan twee of meer scholen is benoemd in functies met een verschillend maximum niveau en die scholen zijn betrokken bij dezelfde samenvoeging dan dient het bevoegd gezag -gelet op het gestelde in artikel I-P2,1e lid, van het RPBO- in het formatieplan aan te geven welke functie na de samenvoeging voor hem blijft gelden. De bezoldiging blijft bepaald volgens de inschaling van die functie en de totale betrekkingsomvang. Teneinde betrokkene niet te benadelen zal dit in het algemeen de functie zijn met de hoogste maximum schaal waarbij alleen de totale betrekkingsomvang kan worden aangepast. Hierbij geldt wel dat aan betrokkene formeel ontslag moet worden verleend uit één van de oorspronkelijke functies. Bij dit ontslag gelden de normale bepalingen. Ten aanzien van een lid van het onderwijsgevend personeel aan wie op 1 april 1985 een functie is toegedeeld waarvan het maximumsalaris lager is dan zijn uitzichtgarantie artikel V-R401 (voorrangsbenoeming bij uitzichtgarantie), geldt na de datum van samenvoeging deze voorrangsbenoeming indien ook vóór de datum van de samenvoeging een I-R-functie met een hogere maximumschaal dan de functie die hij heeft aan de oude school voorkwam.

      Voor het onderwijsondersteunend personeel geldt, dat de salaire rechten als gevolg van de invoering van hoofdstuk I-S per 1 mei 1987 zoals opgenomen in hoofdstuk V-S -voor zover van toepassing- onverkort blijven gelden. Indien voor de administrateur een functie gaat gelden met een hogere maximum schaal is het gestelde ten aanzien van de bevorderingsperiodiek als bedoeld in onderdeel IV.6a van overeenkomstige toepassing.

  • Ontslag op eigen verzoek van personen van 55 jaar en ouder

    Personen van 55 jaar en ouder kunnen onder voorwaarden op het moment van de samenvoeging op eigen verzoek met recht op een werkloosheidsuitkering (indien tevens wordt voldaan aan de voorwaarden van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel) volledig uittreden (gedeeltelijk uittreden is dus niet toegestaan). Die voorwaarden zijn:

    • a. men moet 55 jaar of ouder zijn op de datum van de bestuursoverdracht dan wel de datum van de samenvoeging en

    • b. aan de school zijn overgangsformatierekeneenheden beschikbaar voor ten minste het aantal dat behoort bij de functie en de betrekkingsomvang van de 55-plusser en

    • c. de plaats van de uittredende 55-plusser wordt volledig opgevuld door een of meer personen die in het genot is/zijn van een werkloosheidsuitkering of een herplaatsingswachtgeld ten laste van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (remplaçant) dan wel

      • a1 men moet 55 jaar of ouder zijn op de datum van de bestuursoverdracht dan wel de datum van samenvoeging en

      • b1 aan een andere school van hetzelfde bevoegd gezag of van een ander bevoegd gezag, maar wel in hetzelfde RBA-gebied zijn overgangsformatierekeneenheden beschikbaar voor ten minste het aantal dat behoort bij de functie en de betrekkingsomvang van de 55-plusser en

      • c1 . de plaats van de uittredende 55-plusser wordt volledig opgevuld door een personeelslid van een andere school (van hetzelfde of een ander bevoegd gezag) en de plaats van laatstbedoeld personeelslid wordt volledig opgevuld door een of meer personen die in het genot is/zijn van een werkloosheidsuitkering of een herplaatsingswachtgeld ten laste van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (remplaçant).

    In verband met de onder c genoemde voorwaarde is het bevoegd gezag verplicht contact op te nemen met het Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening (RBA) zodra de 55-plusser te kennen heeft gegeven te willen uittreden. Dezelfde verplichting geldt (in verband met de onder c1 vermelde voorwaarde) voor het bevoegd gezag van de school waar door de overstap van een personeelslid naar de school van de uittredende 55-plusser een wachtgelder moet worden benoemd. Die verplichting geldt vanaf het moment dat het desbetreffende personeelslid te kennen heeft gegeven te willen overstappen. De datum van uittreden van de 55-plusser kan niet eerder zijn dan de datum van intrede van de uitkeringsgenietende(n). Hierop geldt één uitzondering: indien 12 maanden na de bestuursoverdracht dan wel de samenvoeging - blijkens een verklaring van de directeur van het RBA - geen uitkeringsgenietende(n) door het bevoegd gezag kon/konden worden gevonden dan kan de 55-plusser op die datum alsnog uittreden. Het aantal op grond van deze publikatie toe te kennen overgangsformatierekeneenheden wordt in laatstgenoemde situatie verminderd met het aantal formatierekeneenheden dat behoort bij de functie en de betrekkingsomvang van de op eigen verzoek uittredende 55-plusser. Als deze situatie zich voordoet, moet het desbetreffende aantal formatierekeneenheden zo spoedig mogelijk worden gemeld aan de afdeling CFI/F/VO (voortgezet onderwijs). U zie hiervoor tevens het onderdeel VI.1.3 van deze regeling.

    Indien een jaar na de bestuursoverdracht dan wel de samenvoeging blijkt dat wel een of meer remplaçanten konden worden gevonden, maar dat het bevoegd gezag daarvan geen gebruik heeft gemaakt, dan maakt de directeur RBA daarvan melding in zijn bericht aan het bevoegd gezag en geeft aan wat de reden is dat van deze remplaçant(en) door het bevoegd gezag geen gebruik is gemaakt. Het bevoegd gezag zendt een afschrift hiervan aan de betrokken 55-plusser. In dat geval kan de 55-plusser de dienst niet verlaten.

    Over de verklaring van de directeur RBA kan het bevoegd gezag en/of de 55-plusser het oordeel vragen van de Commissie Arbeidsbemiddeling Onderwijs, Postbus 556, 2501 CN 's-Gravenhage. Bovendien kan de 55-plusser te allen tijde het oordeel van de Commissie vragen over de beslissing van het bevoegd gezag om niet over te gaan tot benoeming van de beschikbare uitkeringsgenietende(n).

    De uitgetreden 55-plusser is niet sollicitatieplichtig en behoeft niet ingeschreven te staan bij het RBA.

V. Extra faciliteiten bij de vorming van zogenoemde smalle en brede scholengemeenschappen

[Regeling vervallen per 18-06-2003]

  • Algemeen

    Samenvoegingen op 1 augustus 1995 die leiden tot de vorming van een scholengemeenschap, kunnen naast de in de hoofdstuk III genoemde faciliteiten beschikken over extra faciliteiten. De omvang van de extra faciliteiten is afhankelijk van de soort van de samenvoeging.

  • Soorten van samenvoeging

    Voor de toekenning van de extra faciliteiten wordt een onderscheid gemaakt in de soort samenvoeging.

    • a. samenvoeging van scholen die leidt tot een scholengemeenschap:

      • 1. m.a.v.o./v.b.o.;

      • 2. h.a.v.o./m.a.v.o./v.b.o.(één of meer afdelingen)

        Deze wordt aangeduid met de term scholengemeenschap ‘smal’.

    • b. samenvoeging van scholen die leidt tot een scholengemeenschap:

      • v.w.o./h.a.v.o./m.a.v.o./v.b.o.(één of meer afdelingen Deze wordt aangeduid met de term scholengemeenschap- ‘breed’.

        Indien een bestaande brede scholengemeenschap door een nieuwe samenvoeging een uitbreiding krijgt in het aantal vbo-afdelingen (niet zijnde i.v.b.o.) dan wordt ook deze samenvoeging aangemerkt als een samenvoeging bedoeld onder 2b.

  • Faciliteiten

    Voor de onder 2 genoemde scholengemeenschappen worden in het schooljaar voorafgaande aan de samenvoeging, het schooljaar van de samenvoeging(1e schooljaar) en het/de daarop volgende schoolja(a)r(en) de onder 3a, 3b en 3c genoemde extra faciliteiten (onder de daarbij genoemde condities)beschikbaar gesteld:

    • Extra formatierekeneenheden (directie)

      samenvoeging als bedoeld onder

       

      2a1

      2a2

      2b

      schooljaar vóór de samenvoeging:

      124

      163

      272

      schooljaar van de samenvoeging:

      124

      163

      272

      2e schooljaar:

      62

      82

      136

      Voor de samenvoegingen per 1 augustus 1995 zijn de faciliteiten in het schooljaar vóór de samenvoeging (1994/95) toegekend op basis van de beschikking van 12 juli 1994, VO/JP 94034332.

      De hoogte van het aantal fre's is gerelateerd aan de bij de betreffende samenvoeging voorkomende eerste- en tweedegraads sector leraren.

      Voor de besteding van deze formatierekeneenheden verwijs ik u naar het gestelde onder punt III.1.

    • Extra formatierekeneenheden(administratieve ondersteuning)

      In het schooljaar voorafgaande aan de samenvoeging worden voor de samenvoegingen als bedoeld onder 2b 72 fre's beschikbaar gesteld voor extra administratieve ondersteuning.

    • Verlenging periode overgangsbudget

      In hoofdstuk III.3 wordt voor de samenvoeging van scholen voor het voortgezet onderwijs een overgangsbudget berekend en voor de duur van 2 schooljaren na de datum van samenvoeging toegekend. Als extra faciliteit wordt dit budget ook in het 3e schooljaar toegekend indien het een samenvoeging betreft als bedoeld onder 2a(smal) en voor het 3e en 4e schooljaar toegekend indien het een samenvoeging betreft als genoemd onder 2b (breed).

    • Extra formatieruimte nevenvestiging

      • 1. Er is sprake van een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak indien bij een samenvoeging van scholen voor v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. en v.b.o. tot een (nieuwe) brede scholengemeenschap een of meer vestigingspunten op grond van het desbetreffende toetsingskader worden aangemerkt als nevenvestiging met spreidingsnoodzaak. Aan de school worden ten behoeve van de nevenvestiging 479 fre's per nevenvestiging toegekend.

      • 2. De totstandkoming van een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak is ook mogelijk indien er sprake is van een samenvoeging van scholen voor m.a.v.o. en v.b.o. bij de zogenaamde bestuurlijke variant. Het betreft hier de situatie dat er om onderwijskundige redenen tot een samenwerking wordt overgegaan tussen aan de ene kant een scholengemeenschap voor m.a.v.o. en v.b.o.(met tenminste twee v.b.o.-afdelingen) en aan de andere kant een scholengemeenschap waarvan in ieder geval een v.w.o. en een h.a.v.o. deel uitmaken. Voorwaarde is wel dat beide scholengemeenschappen ressorteren onder hetzelfde bevoegd gezag en dat doorstroom afspraken tussen beide scholen zijn vastgelegd. Aan de school worden ten behoeve van de nevenvestiging 304 fre's per nevenvestiging toegekend. In onderling overleg kunnen de extra fre's-via overdracht-ook worden verdeeld onder de in de combinatie deelnemende scholen.

      N.B De eventueel aan deze school of scholen toegekende extra formatierekeneenheden voor een dislocatieconciërge komen direct te vervallen.

    • Beëindiging faciliteiten nevenvestiging

      De toekenning van extra faciliteiten in verband met een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak vervalt met ingang van 1 augustus van het schooljaar waarin voor de nevenvestiging de goedkeuring voor spreidingsnoodzaak komt te vervallen.

  • Materiële voorziening

    Huisvesting

    Voor voorzieningen in de sfeer van de huisvesting wordt verwezen naar de regelingen en procedures ter zake. Indien van toepassing wordt daarbij aangegeven op welke wijze in de sfeer van huisvesting rekening wordt gehouden met het feit dat er sprake is van samenvoeging van scholen.

VI. Aanvraagprocedure en verzilvering

[Regeling vervallen per 18-06-2003]

  • Aanvraagprocedure

    In deze regeling worden diverse faciliteiten geboden. Hiervoor geldt de onderstaande aanvraagprocedure:

    • de faciliteiten voorafgaande aan de samenvoeging (zgn. 0-jaarsfaciliteiten in het schooljaar 1994/95) als bedoeld in de onderdelen III.1 en V.3a en V.3b zijn op basis van de beschikking van 12 juli 1994, VO/JP-94034332 reeds toegekend;

    • de berekening van de overgangsformatie in het schooljaar van de samenvoeging als bedoeld in onderdeel III.3 wordt uitgevoerd door CFI/F/VO. In het geval de formatieomvang van een deelnemende school mag worden verhoogd met extra fre's in verband met adjunct-directeur die gebruik maakt van de 6-jaren termijn als bedoeld in onderdeel III.3 dient dit vóór 1 maart 1995 schriftelijk te worden opgegeven bij de afdeling CFI/F/VO onder vermelding van: naam en brinnummer van de betreffende school, functieniveau en betrekkingsomvang van de betreffende adjunct-directeur. Opgaven ontvangen op of na deze datum worden niet in behandeling genomen.

      De uitkomst van de berekening van de overgangsformatie en de extra faciliteiten als bedoeld in onderdeel V.3a worden gedurende de schooljaren tijdens welke hierover kan worden beschikt (onderdeel III.3 en V.3c) door CFI/F/VO toegekend.

      Dit geldt ook voor de faciliteiten als bedoeld in onderdeel V.3d.

    • Indien op grond van het gestelde in onderdeel IV.7 een personeelslid de dienst mag verlaten wegens het ontbreken van een remplaçant (12 maanden na de bestuursoverdracht of de samenvoeging) dient het schoolbestuur dit zo spoedig mogelijk te melden bij CFI/F/VO onder opgave van het aantal formatierekeneenheden.

      Onder zo spoedig mogelijk wordt hier verstaan: uiterlijk de 1e dag van de 2e maand volgende op de maand waarin het betreffend personeelslid de dienst heeft verlaten. De vermindering van de overgangsformatie geldt vanaf de vertrekdatum binnen de maand waarin het personeelslid de dienst heeft verlaten.

  • Verzilvering/overdracht

    Aangezien de school zelf kan berekenen hoe groot de formatieomvang bedraagt en tevens kan bepalen welke faciliteiten in het betreffend schooljaar zullen gelden, kan hiermee ook bij de opgave van de verzilvering en overdracht (voor 15 mei) rekening worden gehouden.

    Een afwijkende procedure is derhalve niet noodzakelijk.

    Het feit dat de formele administratieve toekenning van deze extra faciliteiten niet altijd voor 15 mei heeft plaatsgevonden brengt hierin geen wijziging.

Naar boven