Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 11
mei 1994, nr DGVgz/VVP/L 94916, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische
Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gelet op Verordening (EEG) nr 1411/71 van de Raad van 29 juni 1971 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke
ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten met betrekking tot melk
bestemd voor menselijke consumptie (PbEG L 148);
op Verordening (EEG) nr 1898/87 van de Raad van 2 juli 1987 betreffende de bescherming van de benaming van melk en
zuivelprodukten bij het in de handel brengen (PbEG L 182);
op Richtlijn nr 76/118/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 december 1975 houdende onderlinge
aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende bepaalde voor menselijke
voeding bestemde geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk (PbEG L 24);
op Richtlijn nr 79/1067/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 november 1979 tot vaststelling
van communautaire analyse-methoden voor de controle van bepaalde voor menselijke voeding
bestemde geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk (PbEG L 327);
op Richtlijn nr 83/417/EEG van de Raad van 25 juli 1983 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen
van de Lid-Staten inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde melkeiwitten (caseïne
en caseïnaten) (PbEG L 237);
op Richtlijn nr 85/503/EEG van de Commissie van 25 oktober 1985 betreffende analysemethoden inzake voor menselijke
voeding bestemde caseïnen en caseïnaten (PbEG L 308);
op Richtlijn nr 92/46/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 juni 1992 tot vaststelling van
gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van rauwe melk,
warmtebehandelde melk en produkten op basis van melk (PbEG L 268);
op Richtlijn nr 92/47/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 juni 1992 houdende vaststelling
van de voorschriften voor het toestaan van tijdelijke en beperkte afwijkingen op de
specifieke communautaire gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel
brengen van melk en produkten op basis van melk (PbEG L 268);
op artikel II van de Wijzigingswet 1988 Warenwet jo. de artikelen 14, 14a, 15, 16 en 16a van de Warenwet (Stb. 1935, 793);
alsmede op artikel 1, vierde lid, artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste lid, onder a en b, en zesde lid, artikel 6, onder d, artikel 8, onder a, b, c en d, artikel 9, onder b, en de artikelen 12, 13 en 14 van de Warenwet (Stb. 1988, 360);
Gezien het advies van de Adviescommissie Warenwet van 8 april 1994 met nummer 14 721/(21)5;
De Raad van State gehoord (advies van 1 augustus 1994, no. W13.94.0306);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van
14 oktober 1994 met nummer DGVgz/VVP/L 942092, uitgebracht in overeenstemming met
Onze Ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan: