Regeling inzake de SAR-dienst 1994

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-07-2008 t/m 30-06-2019

Regeling inzake de SAR-dienst 1994

De Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Defensie,

Gelet op artikel 25 van het op 7 december 1944 te Chicago totstandgekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109) en het op 27 april 1979 te Hamburg totstandgekomen Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee (Trb. 1980, 181);

Besluiten:

Artikel 1

Er is een Opsporings- en Reddingsdienst in Nederland, die wordt aangehaald als ‘Search and Rescue’-dienst, dan wel SAR-dienst.

Artikel 2

De SAR-dienst maakt deel uit van de Kustwacht, ingesteld bij overeenkomst van 26 februari 1987.

Artikel 3

De SAR-dienst is belast met de opsporing en redding van in nood verkerende bemanningen en passagiers van vliegtuigen, schepen en mijnbouwinstallaties binnen het geografische gebied waarvan de grens aan de zeezijde is omschreven in de publikatie SAR 2 circulaire 2 van de Internationale Maritieme Organisatie, zijnde de grens van de Nederlandse exclusieve economische zone, en dat zich aan de landzijde uitstrekt over de Nederlandse kustwateren, de Waddenzee, het IJsselmeer, met inbegrip van de randmeren, en de Zuidhollandse en Zeeuwse stromen. Voor incidenten met luchtvaartuigen valt het verantwoordelijkheidsgebied samen met het in het ‘European Air Navigation Plan’ van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) omschreven SAR-gebied (‘Search and Rescue Region’ – SSR).

Artikel 4

De SAR-dienst beschikt voor de uitvoering van de in artikel 3 genoemde taak te allen tijde over:

  • a. een gecombineerd aëronautisch en maritiem reddingscoördinatiecentrum (JRCC),

  • b. vliegende reddingseenheden, bestaande uit een vliegtuig van Rijkswaterstaat dienst Noordzee en een of meer helikopters van de Koninklijke Marine, en

  • c. reddingboten.

Artikel 5

Het kustwachtcentrum in Den Helder fungeert als het gecombineerde aëronautisch en maritiem reddingscoördinatiecentrum, bedoeld in artikel 4, onderdeel a, en behoort tot de aangelegenheden waarmee het Directoraat-Generaal Luchtvaart en Maritieme Zaken is belast.

Artikel 6

De directeur Kustwachtcentrum is, uit hoofde van zijn verantwoordelijkheid voor het functioneren van de SAR-dienst, belast met de coördinatie van de opsporing en redding. Hij stelt hiertoe na overleg met de betrokken diensten en partijen operationele procedures op en legt deze vast in een operationeel plan (OPPLAN-SAR).

Artikel 7

De ministers van Verkeer en Waterstaat en van Defensie stellen vliegende reddingseenheden beschikbaar.

Artikel 8

De directeur Kustwachtcentrum verzekert zich van de beschikbaarheid van de in Nederland aanwezige benodigde reddingboten.

Artikel 9

In aanvulling op de in artikel 4 genoemde middelen kan de directeur Kustwachtcentrum zich verzekeren van de beschikbaarheid van andere middelen.

Artikel 10

De Opsporings- en Reddingscoördinatieregeling in Nederland (SARCOR), zoals vastgesteld bij gemeenschappelijke regeling van de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Defensie van 21 april 1983, nr. PJ/S 22619, (Stcrt. 1984, 125), en de regeling van de minister van Defensie, handelende in overeenstemming met de minister van Verkeer en Waterstaat, van 7 februari 1984, nr. C 83/507/005, (Stcrt. 34), inzake de Opsporings- en Reddingsdienst, worden ingetrokken.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling inzake de SAR-dienst 1994. Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 26 augustus 1994

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

De

Minister

van Defensie,

J. J. C. Voorhoeve

Naar boven