Samenwerkingsregeling bestrijding terroristische misdrijven

[Regeling vervallen per 01-01-2013.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 31-07-1994 t/m 31-12-2012

Samenwerkingsregeling bestrijding terroristische misdrijven

De Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Gelet op artikel 48 van de Politiewet 1993;

Gezien het advies van de Raad voor het Korps landelijke politiediensten, van 10 mei 1994;

Besluiten:

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de landelijk officier van justitie:

de ambtenaar van het openbaar ministerie die is aangewezen als waarnemend officier van justitie voor alle arrondissementen voor het geven van leiding aan de opsporing van terroristische misdrijven;

b. verantwoordelijke politiefunctionaris:

de korpschef, bedoeld in artikel 24 onderscheidenlijk 38 van de Politiewet 1993 dan wel de districtscommandant van de Koninklijke marechaussee;

c. de Dienst Bijzondere Recherchezaken:

het onderdeel van de Divisie Centrale Recherche Informatie van het Korps landelijke politiediensten dat is belast met de in artikel 2 genoemde werkzaamheden.

Paragraaf 2. Landelijke werkzaamheden

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De Dienst Bijzondere Recherchezaken is belast met de landelijke werkzaamheden ten aanzien van de voorkoming en opsporing van terroristische misdrijven, waaronder begrepen informatieve en assistentie-verlenende werkzaamheden.

    Bij de uitvoering van deze werkzaamheden handelt de dienst overeenkomstig de aanwijzingen van de landelijk officier van justitie.

  • 2 Onder informatieve werkzaamheden worden verstaan:

    • a. het verzamelen, registreren en verwerken van gegevens ten behoeve van de opsporing en voorkoming van terroristische misdrijven;

    • b. het verstrekken van de daarvoor in aanmerking komende gegevens aan degenen die met de opsporing van deze misdrijven zijn belast;

    • c. het coördineren van de informatie noodzakelijk voor een doeltreffende opsporing van deze misdrijven;

    • d. het in overleg met andere diensten gericht inwinnen en analyseren van informatie ter verificatie of aanvulling van binnegekomen informatie.

  • 3 Onder assistentie-verlenende werkzaamheden worden verstaan:

    • a. het zich aan de hand van gegevens over terroristische misdrijven beraden op maatregelen ter opsporing daarvan;

    • b. het adviseren van de verantwoordelijke politiefunctionarissen en het desgevraagd of in opdracht van het openbaar ministerie assistentie verlenen bij de opsporing en voorkoming van deze misdrijven;

    • c. het coördineren van de opsporingsonderzoeken naar deze misdrijven.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Het hoofd van de Dienst Bijzondere Recherchezaken pleegt zo dikwijls als daartoe aanleiding bestaat overleg met de landelijk officier van justitie over de werkzaamheden van de dienst.

  • 2 Het hoofd van de Dienst Bijzondere Recherchezaken onderhoudt geregelde contacten met de verantwoordelijke politiefunctionarissen en andere terzake van belang te achten diensten, instellingen en personen teneinde bij de taakuitvoering van de dienst een goede communicatie en afstemming van werkzaamheden te waarborgen.

Paragraaf 3. Informatie-uitwisseling

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De verantwoordelijke politiefunctionarissen zorgen ervoor dat gegevens waarvan kan worden aangenomen dat zij van belang zijn voor de voorkoming en opsporing van terroristische misdrijven, onverwijld ter kennis worden gebracht van de Dienst Bijzondere Recherchezaken.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Het hoofd van de Dienst Bijzondere Recherchezaken informeert de landelijk officier van justitie over alle ter kennis van de dienst gebrachte gegevens met betrekking tot dreigende of gepleegde terroristische misdrijven.

  • 2 Indien daartoe aanleiding bestaat, brengt de landelijk officier van justitie deze gegevens ter kennis van de betrokken hoofdofficier van justitie, die de betrokken procureur-generaal inlicht.

  • 3 De procureur-generaal licht de Minister van Justitie in.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Het hoofd van de Dienst Bijzondere Recherchezaken zorgt ervoor dat alle ter kennis van de dienst gekomen gegevens, waarvan kan worden aangenomen dat zij van belang zijn voor de voorkoming en opsporing van terroristische misdrijven, ter kennis worden gebracht van de betrokken verantwoordelijke politiefunctionarissen.

  • 2 Wanneer de landelijk officier van justitie op grond van artikel 5, tweede lid, gegevens ter kennis heeft gebracht van de betrokken hoofdofficier van justitie, brengt deze die gegevens terstond ter kennis van de betrokken burgemeester.

  • 3 De burgemeester informeert de commissaris van de Koning, die vervolgens de Minister van Binnenlandse Zaken inlicht.

Paragraaf 4. Coördinatie en assistentie bij de opsporing

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Wanneer aan de hand van ter beschikking staande gegevens kan worden vastgesteld dat een terroristisch misdrijf in voorbereiding is, dan wel is gepleegd, zorgt het hoofd van de Dienst Bijzondere Recherchezaken, in overleg met de verantwoordelijke politiefunctionaris, dat het plan ter voorkoming van het misdrijf dan wel ter opsporing van de dader of de daders wordt opgesteld en voorgelegd aan de landelijk officier van justitie.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Ter aanvulling van ontvangen gegevens en ook overigens zorgt het hoofd van de Dienst Bijzondere Recherchezaken ervoor dat in concrete gevallen op gerichte wijze informatie wordt ingewonnen. Hiertoe onderhoudt de dienst contacten met personen, diensten en instanties die over terzake van belang zijnde gegevens beschikken of kunnen beschikken.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Indien en zolang ten aanzien van een dreigend terroristisch misdrijf geen verantwoordelijke politiefunctionaris kan worden aangewezen, wordt de Dienst Bijzondere Recherchezaken door de landelijk officier van justitie, onder verstrekking van de nodige aanwijzingen voor de opsporing, met het desbetreffende onderzoek belast.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Indien uit de ter beschikking staande gegevens komt vast te staan op welke plaats een terroristisch misdrijf vermoedelijk zal worden gepleegd dan wel een terroristisch misdrijf op een bepaalde plaats is gepleegd, doet het hoofd van de Dienst Bijzondere Recherchezaken daarvan ten spoedigste mededeling aan de landelijk officier van justitie en de verantwoordelijke politiefunctionaris.

  • 2 In opdracht van de landelijk officier van justitie pleegt het hoofd van de Dienst Bijzondere Recherchezaken alsdan met de verantwoordelijke politiefunctionaris overleg over de mate waarin en de wijze waarop door de Dienst Bijzondere Recherchezaken hulp bij het opsporingsonderzoek zal worden verleend. De uitkomst van dit overleg wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de landelijk officier van justitie.

  • 3 De verantwoordelijke politiefunctionaris doet zich in een onderzoek waarbij door de Dienst Bijzondere Recherchezaken assistentie wordt verleend, bijstaan en adviseren door het hoofd van de Dienst Bijzondere Recherchezaken.

  • 4 De verantwoordelijke politiefunctionaris kan, onder zijn verantwoordelijkheid en na overleg met het bevoegd gezag, het hoofd van de Dienst Bijzondere Recherchezaken met de feitelijke leiding van het onderzoek belasten.

  • 5 De verantwoordelijke politiefunctionaris verleent het hoofd van de Dienst Bijzondere Recherchezaken alle medewerking die noodzakelijk is voor een goede vervulling van diens taak.

  • 6 Onafhankelijk van de mate waarin of de wijze waarop assistentie wordt verleend, worden de ambtenaren van de Dienst Bijzondere Recherchezaken door de verantwoordelijke politiefunctionaris in de gelegenheid gesteld verhoren door de ter plaatse met het onderzoek belaste opsporingsambtenaren desgewenst bij te wonen dan wel zich over de resultaten daarvan te informeren.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 2 Ambtenaren van de Dienst Bijzondere Recherchezaken onthouden zich in de regel van het opmaken van procesverbaal terzake van terroristische misdrijven. Dit geschiedt in beginsel steeds door ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak ter plaatse.

  • 3 Van de door de ambtenaren van de Dienst Bijzondere Recherchezaken zelfstandig opgemaakte processen-verbaal wordt een afschrift gezonden aan de landelijk officier van justitie.

Paragraaf 5. Rapportage

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De werkzaamheden van de Dienst Bijzondere Recherchezaken worden dagelijks schriftelijk vastgelegd. Dit verslag wordt toegezonden aan de landelijk officier van justitie.

  • 2 Periodiek wordt een overzicht samengesteld van de belangrijkste werkzaamheden van de Dienst Bijzondere Recherchezaken. Hierin wordt tevens opgenomen een oordeel van het hoofd van de Divisie Centrale Recherche Informatie van het Korps landelijke politiediensten over de ontwikkelingen op het terrein van terroristische activiteiten. Dit overzicht wordt toegezonden aan de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken, de procureurs-generaal bij de gerechtshoven en aan de landelijk officier van justitie.

Paragraaf 6. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 1994.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Deze regeling wordt aangehaald als:

Samenwerkingsregeling bestrijding terroristische misdrijven.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 25 juli 1994

De

Minister

van Justitie a.i.,
De

Minister

van Binnenlandse Zaken,

D.IJ.W. de Graaff

Naar boven