Welzijnswet 1994

[Regeling vervallen per 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 19-03-2024.
Geldend van 08-03-2006 t/m 31-12-2006

Wet van 2 juni 1994, houdende regels met betrekking tot aspecten van het welzijnsbeleid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe wettelijke regels te stellen inzake de gezamenlijke inspanning van de overheden, om in samenwerking met het particulier initiatief en andere betrokkenen activiteiten op het terrein van het welzijnsbeleid te realiseren, te ontwikkelen en te verbeteren en voorts dat het wenselijk is het welzijnsbeleid van het Rijk eenmaal per vier jaar in een nota vast te leggen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • b. welzijnsbeleid: de gezamenlijke inspanning van de overheden op maatschappelijk en sociaal-cultureel terrein, die tot doel heeft, in samenwerking met het particulier initiatief en andere betrokkenen:

    • 1°. de ontplooiingsmogelijkheden van mensen te vergroten en hun zelfredzaamheid alsmede hun deelname aan de samenleving te stimuleren mede om te voorkomen dat mensen in een achterstandspositie geraken;

    • 2°. de personen die in een achterstandspositie zijn geraakt mogelijkheden te bieden hun positie te verbeteren;

    • 3°. het welbevinden van personen in de samenleving op andere wijze te bevorderen;

  • c. uitvoerend werk: het geheel van maatschappelijke en sociaal-culturele activiteiten, rechtstreeks gericht op personen of groepen van personen in de samenleving;

  • d. steunfunctiewerk: het geheel van de activiteiten die het uitvoerend werk ondersteunen;

  • e. landelijke functie:

    • 1°. het volgen, signaleren en analyseren van ontwikkelingen in de samenleving;

    • 2°. het stimuleren van nieuw beleid, nieuwe voorzieningen en activiteiten;

    • 3°. het zorgdragen voor innovatieve projecten met een landelijke betekenis;

    • 4°. het zorgdragen voor internationale uitwisselingen van informatie;

    • 5°. het zorgdragen voor een landelijke infrastructuur waaronder landelijke organisaties.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Deze wet is van toepassing op de volgende terreinen van het welzijnsbeleid:

  • a. welzijn jeugd, behoudens voor zover de Wet op de jeugdzorg van toepassing is;

  • b. kinderopvang;

  • c. maatschappelijke dienstverlening;

  • d. maatschappelijke opvang, waaronder sociale pensions en vrouwenopvang;

  • e. verslavingsbeleid, behoudens voor zover de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten van toepassing is;

  • f. sociaal-cultureel werk;

  • g. emancipatie;

  • h. sport;

  • i. welzijn ouderen, behoudens voor zover de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten van toepassing is;

  • j. welzijn gehandicapten;

  • k. welzijn etnische minderheden en groepen personen die in een met etnische minderheden vergelijkbare positie verkeren, behoudens voor zover de Wet inburgering nieuwkomers van toepassing is.

  • l. dienstverlening ten behoeve van door de Tweede Wereldoorlog getroffenen;

  • m. activiteiten in het kader van de viering van de bevrijding, de voorlichting over en herdenking van de gebeurtenissen gedurende de Tweede Wereldoorlog.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Onze Minister, de provinciale besturen en de gemeentebesturen bevorderen een goede samenwerking tussen de betrokken overheidsniveaus, het particulier initiatief op het terrein van het welzijnsbeleid en andere betrokkenen in alle gevallen waarin een goede samenwerking nodig is om de doelstellingen van het welzijnsbeleid op een doelmatige en doeltreffende wijze te realiseren.

  • 2 Onze Minister, de provinciale besturen en de gemeentebesturen houden bij het voeren van welzijnsbeleid zoveel mogelijk rekening met de pluriformiteit van de samenleving en bevorderen daarbij, met inachtneming van waarborgen voor deugdelijkheid, doelmatigheid en democratisch functioneren, eigen initiatief en verantwoordelijkheid van de burgers.

  • 3 Onze Minister, de provinciale besturen en de gemeentebesturen bevorderen dat het door hen gesubsidieerde particulier initiatief op het terrein van het welzijnsbeleid rekening houdt met de pluriformiteit van de samenleving.

Hoofdstuk II. Verantwoordelijkheidstoedeling

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Tot de verantwoordelijkheid van de gemeenten behoort het beleid inzake het uitvoerend werk, met uitzondering van de kinderopvang, waarop de Wet kinderopvang van toepassing is.

  • 2 Tot de verantwoordelijkheid van de provincies behoort het beleid inzake het steunfunctiewerk.

  • 3 Tot de verantwoordelijkheid van het Rijk behoort het beleid inzake de landelijke functie, met uitzondering van de kinderopvang, waarop de Wet kinderopvang van toepassing is.

  • 4 Een gemeente of provincie kan beleid voeren ter zake van onderdelen van steunfunctiewerk, onderscheidenlijk uitvoerend werk, die niet op grond van het eerste of tweede lid dan wel artikel 5 tot haar verantwoordelijkheid behoren, mits dit geschiedt in overeenstemming met de betrokken provincie, onderscheidenlijk de betrokken gemeenten.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien om redenen van doelmatigheid en doeltreffendheid een onderdeel van het beleid inzake uitvoerend werk tot de verantwoordelijkheid van de provincies of het Rijk dan wel een onderdeel van het beleid inzake steunfunctiewerk tot de verantwoordelijkheid van het Rijk behoort te worden gerekend, kan de verantwoordelijkheid voor het desbetreffende beleidsonderdeel in afwijking van artikel 4 bij algemene maatregel van bestuur worden toegedeeld aan de provincies onderscheidenlijk het Rijk.

  • 2 Alvorens de voordracht voor een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan, voert Onze Minister overleg met vertegenwoordigende organisaties van de gemeenten, onderscheidenlijk de provincies.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 2 De in het eerste lid genoemde gemeenten worden ten aanzien van het beleid inzake steunfunctiewerk voor minderheden niet gelijk gesteld met een provincie.

Hoofdstuk III. Kwaliteit van uitvoerend werk of steunfunctiewerk

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Degene die subsidie ontvangt in de kosten van uitvoerend werk of steunfunctiewerk op het terrein van het welzijnsbeleid draagt er zorg voor dat dit werk van verantwoorde kwaliteit is. Onder uitvoerend werk of steunfunctiewerk van verantwoorde kwaliteit wordt verstaan werk dat in ieder geval doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verricht.

  • 2 Ter voldoening aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval het in het eerste lid bedoelde werk op zodanige wijze georganiseerd, zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel voorzien, en zorggedragen voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling, dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot uitvoerend werk en steunfunctiewerk van verantwoorde kwaliteit.

  • 3 Het uitvoeren van het tweede lid omvat mede de systematische bewaking van de kwaliteit van het desbetreffende werk, alsmede maatregelen en onderzoek naar beheersing en verbetering daarvan.

  • 4 Aan een subsidie als bedoeld in het eerste lid kunnen door de subsidieverlener verplichtingen met betrekking tot de kwaliteit worden verbonden, tenzij de subsidie-ontvanger deelneemt aan een door middel van zelfregulering tot stand gekomen landelijk kwaliteitssysteem. Omtrent een landelijk kwaliteitssysteem als bedoeld in de eerste volzin dient overeenstemming te bestaan met vertegenwoordigende organisaties van de subsidiërende overheid dan wel met Onze Minister, indien de subsidie door hem wordt verstrekt.

Hoofdstuk IV. Welzijnsnota

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Onze Minister legt eenmaal per vier jaar aan beide Kamers der Staten-Generaal een welzijnsnota over.

  • 2 De welzijnsnota bevat in ieder geval een verslag van activiteiten op het terrein van het welzijnsbeleid alsmede van de belangrijkste ontwikkelingen daarin. Het verslag gaat vergezeld van een globaal overzicht van de ten behoeve van het welzijnsbeleid bestede en aangewezen rijksbegrotingsmiddelen gedurende de verslagperiode.

  • 3 De welzijnsnota bevat tevens een beschrijving van de hoofdlijnen van het welzijnsbeleid van het Rijk in de daarop volgende periode van vier jaren alsmede van de te verwachten belangrijke ontwikkelingen die van invloed zijn op het maatschappelijke en sociaal-culturele leven in Nederland.

  • 4 Bij tussentijdse wijziging van de hoofdlijnen van het welzijnsbeleid van het Rijk doet Onze Minister daarvan mededeling aan beide Kamers der Staten-Generaal.

Hoofdstuk V. Rijkssubsidies

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Onze Minister kan subsidies waaronder specifieke uitkeringen verstrekken ten behoeve van activiteiten op beleidsterreinen die op grond van de artikelen 4, derde lid, en 5 tot de verantwoordelijkheid van het Rijk behoren.

Artikel 9a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Onze Minister verstrekt slechts subsidie op grond van een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 10 tenzij het een subsidie betreft:

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling van Onze Minister kunnen de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader worden bepaald alsmede andere criteria voor die verstrekking worden vastgesteld.

  • 2 De regels, bedoeld in het eerste lid, hebben in ieder geval betrekking op:

    • a. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • b. de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover;

    • c. de verplichtingen van de subsidie-ontvanger;

    • d. de vaststelling van de subsidie;

    • e. de intrekking of wijziging van de beschikking tot verlening en vaststelling van een specifieke uitkering;

    • f. de betaling en terugvordering van de subsidie alsmede het verlenen van voorschotten op de subsidie.

    • g. delegatie van de bevoegdheid besluiten te nemen met betrekking tot de subsidie.

  • 3 Uiterlijk een maand voordat de voordracht voor een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan, laat Onze Minister het ontwerp daarvan plaatsen in de Staatscourant.

  • 4 Onze Minister kan aan een subsidie als bedoeld in artikel 9 verplichtingen verbinden met inachtneming van het bij of krachtens de maatregel, bedoeld in het eerste lid, bepaalde.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur of de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, kan worden voorzien in de vaststelling van subsidieplafonds voor het verstrekken van subsidies bedoeld in artikel 9, anders dan specifieke uitkeringen, en in de regeling van de wijze van verdeling daarvan.

  • 6 De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen mede strekken tot de bevordering van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen overheidsdoelstellingen van algemene aard.

Artikel 10a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Onze Minister kan aan bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gemeenten een specifieke uitkering verstrekken ten behoeve van beleid op het terrein van maatschappelijke opvang, vrouwenopvang daaronder niet begrepen, en op het terrein van verslavingsbeleid.

  • 2 Onze Minister kan aan bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gemeenten een specifieke uitkering verstrekken ten behoeve van beleid op het terrein van vrouwenopvang.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van:

    • a. het bedrag van de uitkering dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • b. de aanvraag van een uitkering en de besluitvorming daarover;

    • c. de vaststelling van de uitkering;

    • d. de intrekking of wijziging van de beschikking tot verlening en vaststelling van de uitkering;

    • e. de betaling, de terugvordering van de uitkering alsmede het verlenen van voorschotten op de uitkering.

    In de maatregel kan het stellen van nadere regels aan Onze Minister worden opgedragen.

  • 4 Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente waaraan een uitkering als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt verstrekt en die daartoe financiële middelen verstrekt aan instellingen, draagt er zorg voor dat die instellingen overeenkomstig door Onze Minister bij ministeriële regeling te stellen regels hun werkzaamheden registreren en de geregistreerde gegevens verstrekken aan een door Onze Minister daartoe aangewezen instelling.

  • 5 Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente waaraan een uitkering als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt verstrekt, werkt mee aan door Onze Minister ingestelde onderzoeken, gericht op het verkrijgen van inzicht in het beleid van gemeentebesturen inzake maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels.

  • 6 De voordracht voor een krachtens het eerste, tweede en derde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd en sedert die overlegging vier weken zijn verstreken.

Hoofdstuk VI. Bijzondere bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Burgemeester en wethouders of gedeputeerde staten die subsidie verstrekken voor activiteiten op de in artikel 2 genoemde terreinen dragen er zorg voor dat de subsidie-ontvanger desgevraagd meewerkt aan door of namens Onze Minister ingestelde onderzoeken die er op zijn gericht Onze Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de uitvoering van de landelijke functie.

Artikel 11a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet voorzover betrekking hebbend op de tot de bemoeiing van het Rijk behorende voorzieningen, zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 2 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet voorzover betrekking hebbend op de tot de bemoeiing van de provincies of van de gemeenten behorende voorzieningen, zijn belast de bij besluit van gedeputeerde staten respectievelijk bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 4 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Burgemeester en wethouders van een gemeente die op grond van artikel 10a een uitkering ontvangt, overleggen over de besteding van die uitkering met de burgemeester en wethouders van de omringende gemeenten.

  • 2 De door burgemeester en wethouders bekostigde voorzieningen op het terrein van maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid zijn toegankelijk voor iedereen die in Nederland woont.

Hoofdstuk VII. Wijziging van enkele wetten

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Hoofdstuk VIII. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Na de inwerkingtreding van deze wet berust het Besluit subsidiëring en stimulering voorzieningen van maatschappelijk en sociaal-cultureel welzijn op artikel 10, eerste lid, van deze wet.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Burgemeester en wethouders verstrekken aan de verhuurder van woningen aan wie voor 1986 door Onze Minister een subsidie is toegekend op grond van artikel 2 van het Interimbesluit woontussenvoorzieningen, subsidie in de kosten van voorzieningen die gericht zijn op het handhaven en bevorderen van de mogelijkheden voor ouderen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, voor zover het bewoners betreft ten behoeve van wie in 1986 door Onze Minister subsidie is verstrekt. Het subsidie is zodanig dat de verhuurder ten behoeve van deze bewoners de bedoelde voorzieningen op gelijke voet als in 1986 kan blijven aanbieden.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 In afwijking van artikel 7, vierde lid, worden bij gemeentelijke verordening regels gesteld met betrekking tot de kwaliteit van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen vormen van kinderopvang, anders dan de kinderopvang, waarop de Wet kinderopvang van toepassing is, alsmede het toezicht op de naleving daarvan. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald welke kwaliteitsvoorschriften in ieder geval in de gemeentelijke verordening worden opgenomen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde verordening is van toepassing op zowel de gesubsidieerde kinderopvang als de niet-gesubsidieerde kinderopvang.

  • 3 Uiterlijk acht weken voordat de voordracht voor een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan, laat Onze Minister het ontwerp daarvan plaatsen in de Staatscourant.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in deze regelgeving.]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1994. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 1993, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 1994.

  • 2 In afwijking van het eerste lid treedt artikel 12 in werking op het tijdstip waarop de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing vervalt.

  • 3 Artikel 20 treedt in afwijking van het eerste lid in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Deze wet kan worden aangehaald als: Welzijnswet met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin zij zal worden geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 2 juni 1994

Beatrix

De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

H. d’Ancona

Uitgegeven de achtentwintigste juni 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto

Naar boven