Wijzigingswet Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (3) (onder andere ter zake [...] inkomen en gelijke franchise voor de pensioenberekening)

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-1995 t/m heden

Wet van 19 mei 1994, tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (onder andere ter zake van inhoudingen op het inkomen en gelijke franchise voor de pensioenberekening)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is gevolgen voor de materiële rechtspositie van het overheidspersoneel die voortvloeien uit de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP overeenkomstig neerslag te doen vinden in de materiële rechtspositie van de politieke ambtsdragers;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel II

  • 1 Met ingang van de inwerkingtreding van deze wet worden:

    • a. het inkomen van een politiek ambtsdrager als bedoeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, als zodanig, alsmede het inkomen van degene die een functie vervult ter zake waarvan die wet van overeenkomstige toepassing is verklaard, uit die functie,

    • b. de laatstelijk genoten wedde dan wel de berekeningsgrondslag, waarvan is afgeleid een uitkering ter zake van ontslag of aftreden als politiek ambtsdrager dan wel een overeenkomstige uitkering ter zake van ontslag of aftreden uit een functie als bedoeld onder a, in beide gevallen inbegrepen een zodanige wegens algemene invaliditeit voortgezette uitkering, aangepast overeenkomstig de aanpassing van de salarissen ingevolge artikel 34 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP.

Artikel III

De artikelen 105 en 157, zoals deze artikelen luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing ten aanzien van een wijziging in de bezoldiging van het rijkspersoneel voor 1 januari 1995.

Artikel IV

Ten aanzien van degene die ingevolge de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers recht op nabestaanden- of wezenpensioen hebben verkregen voor 1 januari 1995, wordt de tijd waarnaar het pensioen is of geacht wordt te zijn berekend en die niet daadwerkelijk als politiek ambtsdrager is doorgebracht, voorzover nodig medebegrepen onder tijd gelegen voor die datum.

Artikel V

Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 106, tweede lid, en 160, tweede lid, zoals die artikelen zijn gewijzigd bij deze wet, kan voor de eerste keer terugwerken tot en met het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel VI

De Wet van 22 december 1983, houdende wijziging van de Inhoudingswet overheidspersoneel 1982 en regeling inhouding op het inkomen van leden en gewezen leden van de Staten-Generaal (Stb. 651) wordt ingetrokken

Artikel VII

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1995, met uitzondering van artikel I, onderdeel D, onder 2 en 3, onderdeel H, onderdeel N, onder 2 en 3, onderdeel R, onderdeel AA, onder 2 en 3, onderdeel FF, dat in werking treedt met ingang van de eerste dag van de kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 april 1994, werkt artikel I, onderdeel D, onder 2 en 3, onderdeel H, onderdeel N, onder 2 en 3, onderdeel R, onderdeel AA, onder 2 en 3, onderdeel FF terug tot en met 1 mei 1994.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 19 mei 1994

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

E. van Thijn

Uitgegeven de zestiende juni 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto

Naar boven