Wet van 19 mei 1994, houdende wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen
voor wat betreft de bepalingen met betrekking tot elektromagnetische compatibiliteit
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op richtlijn 89/336/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 mei 1989 betreffende de onderlinge
aanpassing van de wetgevingen van de lid-staten inzake elektromagnetische compatibiliteit
(PbEG L139), zoals deze is gewijzigd bij richtlijn 92/31/EEG van de Raad van 28 april 1992 (PbEG L126), noodzakelijk is nieuwe regels te stellen ten aanzien van de elektromagnetische
compatibiliteit van elektrische en elektronische apparaten;
dat het noodzakelijk is de Wet op de telecommunicatievoorzieningen en de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 daartoe aan te passen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: