Tegemoetkomingsregeling gebruik privé-ruimte

[Regeling vervallen per 01-01-2020.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-07-2009 t/m 31-12-2019

Tegemoetkomingsregeling gebruik privé-ruimte

De Minister van Economische Zaken,

Handelende in overeenstemming met de minister van Binnenlandse Zaken;

Gelet op artikel 69, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) en artikel 45a, tweede lid, van het Arbeidsovereenkomstenbesluit;

Gehoord de bijzondere commissies als bedoeld in artikel 113 van het ARAR, ingesteld bij het ministerie van Economische Zaken en bij het Centraal Bureau voor de Statistiek;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Aan personeelsleden van het ministerie van Economische Zaken en daaronder ressorterende diensten, aangesteld krachtens het Algemeen Rijksambtenarenreglement of het Arbeidsovereenkomstenbesluit, voor wie geen kantoorruimte beschikbaar is en die werkzaamheden van administratieve aard ten behoeve van de dienst thuis verrichten gedurende gemiddeld ten minste één uur per werkdag, kan een tegemoetkoming worden toegekend ten bedrage van € 29,95 per maand.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Vanaf 1 juli 1994 wordt het in artikel 1 genoemde bedrag jaarlijks per 1 juli aangepast overeenkomstig de wijziging op die datum van het consumentenprijsindexcijfer, post Huisvesting, van het Centraal Bureau voor de Statistiek, ten opzichte van het cijfer van 1 juli van het voorafgaande jaar.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

De Tegemoetkomingsregeling gebruik privé-ruimte ten behoeve van de dienst van 27 januari 1988 wordt ingetrokken.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot 1 juli 1993.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Deze regeling wordt aangehaald als:

Tegemoetkomingsregeling gebruik privé-ruimte.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 25 april 1994

De

minister

van Economische Zaken,

J.E. Andriessen

Naar boven