Besluit van 22 maart 1994, houdende regels betreffende de rechtspositie van raads-
en commissieleden
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 4 oktober 1993,
nr. BW93/U2069, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, gedaan mede namens Onze Minister
van Binnenlandse Zaken;
Gelet op de artikelen 95 en 96 van de Gemeentewet;
De Raad van State gehoord (advies van 8 februari 1994, nr. W04.93.0656.);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 18 maart
1994, nr. BW94/276, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, uitgebracht mede namens
Onze Minister van Binnenlandse Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: