Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 20-01-2024 t/m heden

Besluit van 16 maart 1994, houdende vaststelling van regels over het overleg over politie-ambtenarenzaken en over de medezeggenschap bij de politie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 16 november 1993, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, hoofdafdeling Personeel, Onderwijs en Informatievoorziening, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid, nummer EA93/U3217;

Gelet op artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993;

De Raad van State gehoord (advies van 7 februari 1994, nummer WO4.93.0768);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 11 maart 1994, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, hoofdafdeling Personeel, Onderwijs en Informatievoorziening, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid, nummer EA94/U766;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Hoofdstuk II. Het overleg met verenigingen van ambtenaren

Afdeling 1. Het overleg met de Commissie

Artikel 2

  • 1 Er is een Commissie voor georganiseerd overleg in politie-ambtenarenzaken.

  • 2 De Commissie bestaat uit vertegenwoordigers van:

    • a. de Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP), vertegenwoordigd door de Nederlandse Politiebond (NPB);

    • b. de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijzend personeel (CCOOP), vertegenwoordigd door de Algemeen Christelijke Politiebond (ACP);

    • c. het Ambtenarencentrum (AC), vertegenwoordigd door de Algemene Nederlandse Politievereniging (ANPV);

    • d. de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF), vertegenwoordigd door de Vereniging van Middelbare en Hogere Politie-ambtenaren (VMHP);

    • e. andere bij koninklijk besluit tot het overleg toegelaten verenigingen van ambtenaren die eveneens representatief zijn, onder meer gelet op het aantal ambtenaren dat zij vertegenwoordigen, en die aangesloten zijn bij een Centrale die zich door haar doet vertegenwoordigen en tegen wier toelating het algemeen belang zich niet verzet.

  • 3 Elke vereniging van ambtenaren, genoemd in het tweede lid, is bevoegd tot aanwijzing van twee leden en twee plaatsvervangende leden van de Commissie. Indien verschillende verenigingen van ambtenaren zijn aangesloten bij dezelfde Centrale, zijn deze verenigingen slechts gezamenlijk bevoegd tot aanwijzing van vertegenwoordigers.

  • 4 Wij behouden Ons voor een toelating tot het overleg krachtens het tweede lid te schorsen en een toelating tot het overleg krachtens het tweede lid, onder e, in te trekken, indien naar Ons oordeel de vereniging van ambtenaren niet meer representatief is, dan wel indien het algemeen belang zich tegen haar verdere toelating verzet.

  • 5 Schorsing onderscheidenlijk intrekking van de toelating van een Centrale tot de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid heeft van rechtswege ten gevolge schorsing onderscheidenlijk intrekking van de toelating tot de Commissie van de bij haar aangesloten vereniging van ambtenaren.

Artikel 3

  • 1 Over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaar, met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, wordt niet beslist dan nadat hierover met de Commissie overleg is gepleegd in het overleg CGOP of het overleg GOKB.

  • 3 Een voorstel strekkende tot invoering of wijziging van een regeling met rechten of verplichtingen van individuele ambtenaren, wordt slechts ten uitvoer gebracht, indien daarover overeenstemming bestaat met de Commissie. Indien de stemmen binnen de Commissie staken beslist de voorzitter van het overleg met de Commissie of het voorstel ten uitvoer wordt gebracht.

Artikel 3a

  • 1 In het overleg CGOP worden voorstellen over aangelegenheden en regels als bedoeld in artikel 3, eerste lid, die moeten worden of zijn vastgelegd in algemeen verbindende voorschriften, besproken.

  • 2 In het overleg GOKB worden voorstellen over aangelegenheden en regels als bedoeld in artikel 3, eerste lid, die bij besluit van de korpschef worden vastgelegd in beleidsregels, besproken.

Artikel 3b

  • 1 Er is een sectorale commissie Politie.

  • 2 De sectorale commissie Politie bestaat uit vier leden namens de in artikel 2, eerste lid, bedoelde Commissie en vier leden namens Onze Minister.

  • 3 De sectorale commissie heeft tot taak:

    • a. advies uit te brengen aan het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP over de premie voor het PartnerPlusPensioen Politie;

    • b. te besluiten over toelating van werkgevers die een verzoek tot deelname aan het PartnerPlusPensioen Politie doen.

  • 4 Onze Minister stelt in overeenstemming met de Commissie nadere regels met betrekking tot de werkwijze van de sectorale commissie Politie.

Artikel 4

  • 1 Het overleg CGOP staat onder voorzitterschap van Onze Minister. Onze Minister is bevoegd het voorzitterschap op te dragen aan een door hem aan te wijzen ambtenaar.

  • 2 Indien de Commissie in meerderheid of de voorzitter van het overleg GOKB in overleg met de voorzitter van het overleg CGOP van oordeel is dat over een bepaalde aangelegenheid overleg gevoerd dient te worden met Onze Minister, wordt die aangelegenheid zo mogelijk in het eerstvolgende overleg CGOP geagendeerd.

  • 3 De voorzitter wordt bij het overleg CGOP terzijde gestaan door functionarissen die daartoe door Onze Minister worden aangewezen.

  • 4 Onze Minister wordt bij het overleg CGOP terzijde gestaan door de korpschef of diens vertegenwoordiger.

  • 5 Onze Minister kan de directeur van de Politieacademie of zijn plaatsvervanger uitnodigen tot het als waarnemer bijwonen van het overleg CGOP.

  • 6 Het secretariaat van het overleg CGOP wordt gevoerd door een door Onze Minister benoemde secretaris of daartoe aangewezen functionaris, die onder leiding van de voorzitter ter beschikking staat van deze, van de in het derde lid bedoelde functionarissen en van de leden van de Commissie. De benoeming van de secretaris of de aanwijzing van een functionaris daartoe geschiedt, de Commissie gehoord.

  • 7 Bij de behandeling van bepaalde aangelegenheden kan op uitnodiging of met toestemming van de voorzitter ook door anderen dan degenen die daartoe ingevolge artikel 2 gerechtigd zijn, aan het overleg worden deelgenomen.

  • 8 De leden van de Commissie kunnen zich na overleg met de voorzitter ter vergadering voor de behandeling van een bepaald onderwerp door deskundigen laten bijstaan.

Artikel 4a

  • 1 Het overleg GOKB staat onder voorzitterschap van de korpschef of een door hem aan te wijzen lid van de korpsleiding.

  • 2 Indien de Commissie in meerderheid van oordeel is dat over een bepaalde aangelegenheid overleg gevoerd dient te worden met de korpschef, wordt die aangelegenheid zo mogelijk in het eerstvolgende overleg GOKB geagendeerd.

  • 3 De voorzitter wordt bij het overleg GOKB terzijde gestaan door functionarissen die daartoe door hem worden aangewezen.

  • 4 Onze Minister neemt deel aan het overleg GOKB vanuit zijn verantwoordelijkheid voor het overleg CGOP.

  • 5 De COR is als toehoorder bij het overleg GOKB aanwezig en wordt in dat overleg vertegenwoordigd door maximaal twee leden.

Artikel 5

De verenigingen van ambtenaren die vertegenwoordigd zijn in de Commissie, doen aan Onze Minister en aan de voorzitter van het overleg met de Commissie mededeling van hun statuten en huishoudelijke reglementen en van de daarin aangebrachte wijzigingen. Zij stellen dezen voorts jaarlijks in kennis van het ledental.

Artikel 6

  • 1 De in artikel 3, eerste lid, bedoelde aangelegenheden worden door de voorzitter op de agenda van het overleg met de Commissie geplaatst.

  • 2 Elke tot de Commissie toegelaten vereniging van ambtenaren is bevoegd aan de voorzitter van het overleg met de Commissie bepaalde tot de competentie van de Commissie behorende onderwerpen ter plaatsing op de agenda op te geven.

Artikel 7

  • 1 Het overleg wordt gevoerd op plaats, dag en uur door de voorzitter te bepalen, waarbij het overleg GOKB in beginsel op dezelfde dag en in dezelfde plaats gevoerd wordt als het overleg CGOP.

  • 2 Het overleg CGOP en het overleg GOKB vinden in de regel te 's-Gravenhage plaats.

  • 3 Indien de vertegenwoordigers van ten minste twee tot het overleg toegelaten verenigingen van ambtenaren de voorzitter, onder vermelding van hetgeen zij behandeld wensen te zien, verzoeken daartoe een vergadering uit te schrijven, vindt deze binnen 14 dagen plaats.

Artikel 8

Onze Minister verleent zijn bemiddeling om aan de Commissie een lokaliteit in een rijksgebouw ter beschikking te stellen, indien de Commissie daartoe een verzoek doet, ten behoeve van een door haar te houden vergadering.

Artikel 9

  • 1 Indien het wenselijk blijkt voorbereidende besprekingen te voeren of in de Commissie genomen besluiten uit te werken, geschiedt dit door werkgroepen, bestaande uit vertegenwoordigers van de Commissie en door Onze Minister of de korpschef daartoe aangewezen functionarissen.

  • 2 Een vertegenwoordiger van de COR kan als toehoorder bij een werkgroep worden uitgenodigd.

Artikel 10

  • 1 Het standpunt van de Commissie wordt bepaald bij eenvoudige meerderheid van stemmen. Elke vereniging van ambtenaren brengt één stem uit. Indien de stemmen binnen de Commissie staken beslist de voorzitter van het overleg CGOP of de voorzitter van het overleg GOKB of het voorstel ten uitvoer wordt gebracht.

  • 2 Het standpunt van de Commissie over in het overleg besproken aangelegenheden wordt schriftelijk aan de voorzitter van het desbetreffende overleg meegedeeld. De Commissie geeft desverlangd een samenvatting van de aan het standpunt ten grondslag liggende argumenten.

  • 3 Indien in de Commissie een minderheidsstandpunt blijkt te bestaan, wordt daarvan desverlangd in de in het tweede lid bedoelde geschriften melding gemaakt.

  • 4 Indien over een aangelegenheid wordt beslist in afwijking van het standpunt van de meerderheid van de leden van de Commissie, worden de redenen van die afwijking zo spoedig mogelijk ter kennis van de Commissie gebracht.

Artikel 11

  • 1 Van het in de vergaderingen van het overleg en de werkgroepen behandelde maakt de secretaris notulen.

    Bovendien kan op verzoek van de leden van de Commissie of van de voorzitter van het overleg een verslag worden opgemaakt bevattende een beknopte samenvatting van het behandelde in het overleg met de Commissie, voor zover dat voor openbaarmaking geschikt kan worden geacht.

  • 2 Na overleg met de Commissie dan wel de door deze in de betrokken werkgroep aangewezen leden, kan de voorzitter ten aanzien van het in vorenbedoelde vergaderingen behandelde geheimhouding opleggen.

  • 3 De plicht tot geheimhouding geldt niet voor zover de leden van de Commissie dan wel de door haar in de betrokken werkgroep aangewezen leden in bespreking treden met de door hen vertegenwoordigde verenigingen of de Centrales waarbij hun verenigingen zijn aangesloten.

Artikel 12

De korpschef draagt er zorg voor dat vertegenwoordigers van de verenigingen van ambtenaren met een aanstelling bij de politie die deel uitmaken van de Commissie niet uit hoofde van hun deelname worden benadeeld in hun positie bij de politie.

Afdeling 2. Het overleg met de Regionale Commissie

[Vervallen per 01-01-2020]

Afdeling 4A. Het overleg met de commissie LSOP

[Vervallen per 23-06-2017]

Afdeling 5. Advies en arbitrage

Artikel 23

Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a. deelnemers aan het overleg: de voorzitter en de tot de Commissie toegelaten verenigingen van ambtenaren;

  • b. Advies- en Arbitragecommissie: de Advies- en Arbitragecommissie, bedoeld in artikel 28.

Artikel 24

Deze afdeling is van toepassing op geschillen in aangelegenheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, voor zover zij voortvloeien uit het overleg CGOP.

Artikel 25

Indien de voorzitter dan wel één of meer van de tot de Commissie toegelaten verenigingen van ambtenaren tot het oordeel komen dat het overleg met de Commissie niet tot een uitkomst zal leiden die de instemming van alle deelnemers aan dat overleg zal hebben, brengen zij dat oordeel binnen drie dagen nadat zij daarvan in dat overleg blijk hebben gegeven, schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan dat overleg.

Artikel 26

  • 1 Binnen vijf dagen na de kennisgeving, bedoeld in artikel 25, schrijft de voorzitter een overlegvergadering uit. De vergadering moet worden gehouden binnen zeven dagen nadat deze is uitgeschreven.

  • 2 Tenzij door de voorzitter en de Commissie wordt besloten het overleg voort te zetten dan wel te beëindigen wordt in de vergadering nagegaan of overeenstemming bestaat over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is en of een oplossing van dat geschil zal worden gezocht door middel van voortzetting van het overleg nadat het advies is ingewonnen van de Advies- en Arbitragecommissie, dan wel door middel van onderwerping van het geschil aan een arbitrale uitspraak van de Advies- en Arbitragecommissie.

  • 3 Tot het inwinnen van advies is zowel de voorzitter als de Commissie bevoegd.

  • 4 Voor onderwerping van het geschil aan arbitrage is overeenstemming vereist tussen alle deelnemers aan het overleg.

Artikel 27

  • 1 Binnen drie dagen na de vergadering, bedoeld in artikel 26, wordt het verzoek om advies ter kennis gebracht van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie. Het verzoek wordt ondertekend door de deelnemers aan het overleg die zich voor inwinning van advies hebben uitgesproken en bevat tenminste het onderwerp en de inhoud van het geschil. Indien in de vergadering, bedoeld in artikel 26, geen overeenstemming is bereikt tussen alle deelnemers aan het overleg over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, brengen de overige deelnemers aan het overleg hun visie op het onderwerp en de inhoud van het geschil eveneens binnen drie dagen na eerdergenoemde vergadering ter kennis van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie.

  • 2 Het eerste lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het onderwerpen van het geschil aan een arbitrale uitspraak. Het verzoek daartoe wordt ondertekend door alle deelnemers aan het overleg en dient ten minste te bevatten:

    • a. het onderwerp en de inhoud van het geschil;

    • b. de standpunten van alle deelnemers aan het overleg omtrent onderwerp en inhoud van het geschil.

Artikel 28

  • 1 Er is een Advies- en Arbitragecommissie politieambtenaren, die tot taak heeft te adviseren dan wel een bindende uitspraak te doen in de geschillen die haar ingevolge de artikelen 25 tot en met 27 worden voorgelegd.

  • 2 De Advies- en Arbitragecommissie politieambtenaren is gevestigd te ’s-Gravenhage. Zij bestaat uit vijf leden, onder wie de voorzitter en vijf plaatsvervangende leden. Zij worden bij koninklijk besluit benoemd voor een tijdvak van ten hoogste vier jaar. Herbenoeming kan tweemaal en telkens voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden. De voorzitter en diens plaatsvervanger worden op gezamenlijke voordracht van Onze Minister en tot het overleg toegelaten verenigingen van ambtenaren. Van de andere vier leden en hun plaatsvervangers worden benoemd:

    • a. twee leden en hun plaatsvervangers op voordracht van Onze Minister; alsmede

    • b. twee leden en hun plaatsvervangers op voordracht van tot het overleg toegelaten verenigingen van ambtenaren.

  • 3 Daarnaast bestaat deze commissie uit twee bijzondere leden en twee plaatsvervangende bijzondere leden. Zij worden door Onze Minister benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaren. Herbenoeming kan twee maal en telkens voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden. Van de bijzondere leden en de plaatsvervangende bijzondere leden, wordt een lid benoemd op voordracht van de voorzitter van het overleg met de Commissie en een lid op voordracht van de tot dat overleg toegelaten verenigingen van ambtenaren.

  • 4 Met betrekking tot de samenstelling van de commissie geldt dat in geval van advies de commissie optreedt in een samenstelling van drie leden, onder wie de voorzitter, een van de twee leden bedoeld in het tweede lid, onder a en een van de twee leden bedoeld in het tweede lid onder b, en de twee bijzondere leden bedoeld in het derde lid. De overige twee leden treden te zamen met de voorzitter en de bijzondere leden op in geval van arbitrage. Bij verhindering van een der leden treedt diens plaatsvervanger op.

  • 5 Niet benoembaar tot lid zijn:

    • a. personen die als vertegenwoordiger van een van de centrales genoemd in onderdeel b zijn toegelaten tot een overleg met de Staat als overheidswerkgever inzake aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van werknemers bij het Rijk;

    • b. personen die bestuurslid zijn van, dan wel werkzaam zijn bij een centrale van verenigingen van ambtenaren, waaronder:

      • de Algemene Centrale van Overheidspersoneel;

      • de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijspersoneel;

      • het Ambtenarencentrum;

      • de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid en Onderwijs, Bedrijven en Instellingen; alsmede:

      • andere bij koninklijk besluit tot overleg met de Staat als overheidswerkgever toegelaten centrales van verenigingen van ambtenaren, welke onder meer gelet op het aantal ambtenaren, dat zij vertegenwoordigen, eveneens als representatief kunnen worden aangemerkt en tegen wier toelating het algemeen belang zich niet verzet.

    • c. personen die werkzaam zijn bij de departementen van algemeen bestuur en de daaronder ressorterende instellingen, diensten en bedrijven, wier onafhankelijkheid en onpartijdigheid op grond van hun dienstverband door de deelnemers aan het overleg onvoldoende wordt geacht.

      Deze personen zijn eveneens uitgesloten van het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap gedurende de periode van twee jaar na beëindiging van het lidmaatschap, plaatsvervangend lidmaatschap of bestuurslidmaatschap onder a en b bedoeld, alsmede na beëindiging van de werkzaamheden bedoeld onder b en c.

    • d. personen die lid of plaatsvervangend lid zijn van de Commissie dan wel van wie dit lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap nog niet langer dan twee jaar is beëindigd;

    • e. personen van wie het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap van de Commissie LSOP, zoals deze commissie bestond tot 1 januari 2017, nog niet langer dan twee jaar is beëindigd.

  • 6 Aan de leden en bijzondere leden worden uit 's Rijks kas vergoedingen voor reis- en verblijfkosten verleend overeenkomstig de daarover gemaakte afspraken in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.

  • 7 Indien het verzoek om arbitrage naar het oordeel van de voorzitter eenzelfde geschil betreft als waarover door de Advies- en Arbitragecommissie reeds advies is uitgebracht, treedt voor een lid die bij het uitbrengen van dat advies betrokken was, diens plaatsvervanger op.

Artikel 29

De Advies- en Arbitragecommissie politieambtenaren stelt nadere regels vast met betrekking tot haar werkwijze.

Artikel 30

  • 1 De Advies- en Arbitragecommissie besluit bij meerderheid van stemmen.

  • 2 Het advies of de uitspraak moet inhouden:

    • a. de namen van de deelnemers die het advies of de arbitrale uitspraak hebben aangevraagd;

    • b. een overzicht van de standpunten van alle deelnemers over het onderwerp en de inhoud van het geschil;

    • c. het advies dan wel de beslissing en de redenen die daaraan ten grondslag liggen.

  • 3 Het advies of de uitspraak wordt gedagtekend en door ieder der optredende leden en bijzondere leden van de Advies- en Arbitragecommissie ondertekend.

  • 4 De voorzitter draagt er zorg voor dat het advies of de uitspraak binnen vier weken, nadat de kennisgeving, bedoeld in artikel 27, is ontvangen, aan de deelnemers aan het overleg ter kennis wordt gebracht.

Artikel 31

Binnen twee weken na ontvangst van het advies wordt het overleg over het geschil voortgezet.

Artikel 32

De uitspraak van de Advies- en Arbitragecommissie heeft bindende kracht.

Hoofdstuk III

Afdeling 1

§ 3

§ 4

Hoofdstuk IV. Slot- en Overgangsbepalingen

Artikel 64

Het Besluit overleg en medezeggenschap politie en het Besluit overleg en medezeggenschap reorganisatie politiebestel worden ingetrokken.

Artikel 66

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 16 maart 1994

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

E. van Thijn

Uitgegeven de negenentwintigste maart 1994

De Minister van Justitie a.i.,

E. van Thijn

Naar boven