Dagloonregelen

[Regeling vervallen per 01-01-2014.]
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-08-1996 t/m 31-12-2013

Dagloonregelen

De minister van onderwijs en wetenschappen, mede namens de minister van landbouw, natuurbeheer en visserij,

Gelet op artikel 27 van het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel;

Besluit:

Artikel 1. Omschrijving loonbegrip

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Voor de toepassing van de artikelen 2 tot en met 4 wordt onder loon verstaan het loon in de zin van artikel 4, 5 en 6 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (Stb. 1966, 64), met dien verstande dat hetgeen niet of niet geheel is uitbetaald, eveneens tot het loon behoort.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid worden geacht tot het loon te behoren:

    • a. het rechtens geldende loon voor zover dit niet is genoten, met uitzondering van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, onder s van de Coördinatiewet Sociale Verzekering;

    • b. bedragen welke zijn ingehouden als bijdrage voor aanspraken die naar aard en strekking overeenkomen met aanspraken ingevolge sociale verzekeringswetten of als bijdrage voor aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit ten gevolge van een ongeval;

    • c. het werknemersaandeel in de pensioenpremie

    • d. loonsuppletie die aan betrokkene is toegekend op grond van artikel 38 van het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid worden geacht niet tot het loon te behoren:

    • a. aanspraken uit een betrekking, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering;

    • b. bedragen, welke de hoogte van het rechtens geldend loon te boven gaan;

    • c. bedragen, strekkende tot vergoeding van te maken onkosten, ook al zijn deze niet in een afzonderlijke onkostenvergoeding vastgesteld;

    • d. gratificaties;

    • e. loon bestemd voor vakantiedagen, niet zijnde vakantietoeslag, vergoeding voor niet genoten vakantie, alsmede ingeval de betrekking voortduurt, vakantietoeslag;

    • f. feestdagentoeslag, tenzij in het desbetreffende beroep onder normale omstandigheden in de bedrijfstak arbeid op feestdagen wordt verricht.

    • g. bedragen, uitbetaald als beloning voor overwerk;

    • i. vergoeding voor reisuren, voor zover door het in aanmerking nemen van deze uren de normale wekelijkse arbeidsduur volgens arbeidsovereenkomst of aanstelling zou worden overschreden;

    • j. afzonderlijke bijdragen, strekkende tot betaling van premie van een door of voor de belanghebbende afgesloten verzekering;

    • k. uitkeringen en verstrekkingen uit fondsen;

    • l. uitkeringen en verstrekkingen tot dekking van kosten ter zake van ziekte, invaliditeit, bevalling en sterfgeval;

    • m. vrije uniform- en andere kleding;

    • n. kindertoeslagen;

    • o. afzonderlijke bijdragen, strekkende tot tegemoetkoming in de betaling van de rente van een hypotheek, rustende op de woning van de belanghebbende, alsmede voordeel, dat de belanghebbende heeft van aan hem, van wege zijn bevoegd gezag, verstrekte geldleningen, waarvoor hem geen of lagere rente, dan wel geen of lagere afsluitprovisie in rekening wordt gebracht;

    • p. het voordeel, dat voor de belanghebbende is gelegen in het gebruik voor privé-doeleinden van een auto en/of telefoon, waarvan de kosten geheel of gedeeltelijk door het bevoegd gezag worden gedragen;

    • q. uitkeringen die het karakter hebben van een 13e maandloon of een eindejaarsuitkering in het geval de dienstbetrekking voortduurt;

    • r. uitkeringen en verstrekkingen op grond van de sociale verzekeringswetten, waaronder begrepen de Toeslagenwet (Stb. 1987, 89);

    • s. periodieke uitkeringen, die naar aard en strekking overeenkomen met uitkeringen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Ziektewet of de Werkloosheidswet;

    • t. uitkeringen over tijdvakken, waarin de belanghebbende geen arbeid verricht, indien de uitkeringen minder bedragen dan de helft van zijn loon;

    • u. het voordeel dat voor de belanghebbende is gelegen in het gebruiken van de maaltijd in de werktijd, indien hiertoe op basis van de arbeidsovereenkomst of aanstelling een verplichting bestaat;

    • v. een vergoeding van de werkgever in de kosten van kinderopvang, voor zover die vergoeding meer bedraagt dan het bedrag van de besparing. Het bedrag van de besparing wordt bepaald door de laagste van de volgende bedragen te verminderen met de eigen bijdrage:

      • het bedrag dat op basis van de beschikking, bedoeld in artikel 1, onderdeel a van de beschikking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 22 december 1986, nr. 86/9459, zoals deze thans luidt of nader zal komen te luiden in aanmerking zal moeten worden genomen indien de kinderopvang in natura zou zijn genoten zonder dat daarvoor een eigen bijdrage zou zijn verschuldigd;

      • het bedrag van de werkelijke kosten van kinderopvang.

      De eigen bijdrage wordt bepaald door de werkelijke kosten van kinderopvang te verminderen met de vergoeding van de werkgever.

Artikel 2. Dagloonberekening naar beroep

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Voor de belanghebbende, die een bepaald beroep gewoonlijk uitoefende, wordt het dagloon vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 6.

Artikel 3. Dagloonberekening naar gemiddeld genoten loon

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Voor de vaststelling van het dagloon wordt berekend het loon, dat de belanghebbende in de 26 kalenderweken, aan het intreden van zijn werkloosheid onmiddellijk voorafgaande, in dienstbetrekking in zijn betrekking gemiddeld heeft genoten over in die periode gelegen dagen, waarop hij gedurende ten minste de voor hem normale werktijd werkzaam was met dien verstande, dat bij deze berekening:

    • a indien de dienstbetrekking niet voortduurt, een evenredig deel van de vakantietoeslag, alsmede een evenredig deel van de uitkering die het karakter heeft van een 13e maandloon of een eindejaarsuitkering, voorzover de belanghebbende tijdens de duur van het dienstverband tegenover het bevoegd gezag recht had op deze uitkering, wordt aangemerkt als loon, dat in die periode over bedoelde dagen is genoten;

    • b. buiten aanmerking blijven de in die periode gelegen dagen, waarop hij ten gevolge van arbeidsongeschiktheid niet tegen zijn normale loon werkzaam was, benevens het over die dagen genoten loon;

    • c. het aantal dagen in een kalenderweek wordt geacht niet meer dan 5 te bedragen;

    • d. onverminderd het bepaalde in onderdeel b, dagen, waarop de belanghebbende niet heeft gewerkt en daarover onverminderd doorbetaling van zijn loon heeft genoten, worden aangemerkt als dagen, waarop de belanghebbende heeft gewerkt.

  • 2 Bij de toepassing van het bepaalde in het eerste lid ten aanzien van de belanghebbende, voor wie bij het intreden van de werkloosheid een regeling tot toepassing van een kortere dan de voor hem normale werktijd geldt, worden de woorden "het intreden van zijn werkloosheid" gelezen als "de invoering van de regeling tot toepassing van een kortere dan de voor hem normale werktijd".

  • 3 Bij de toepassing van het bepaalde in het eerste lid ten aanzien van de belanghebbende, op wie artikel 2 van het Besluit nadere regeling verlies arbeidsuren van toepassing is, worden de woorden "het intreden van zijn werkloosheid" gelezen als "het eerste verlies van arbeidsuren".

  • 4 Het dagloon van de belanghebbende, op wie artikel 3 van het Besluit nadere regeling verlies van arbeidsuren van toepassing is, wordt vastgesteld op het dagloon, dat ten grondslag ligt aan de uitkering ter zake van zijn arbeidsurenverlies waarbij op grond van voormeld artikel een daaropvolgend arbeidsurenverlies wordt samengeteld.

Artikel 4. Loonwijziging tijdens berekeningsperiode

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Indien het loon van de belanghebbende na de aanvang van de in artikel 3 bedoelde periode, doch uiterlijk op de eerste dag van de werkloosheid krachtens een voor hem geldende regeling is gewijzigd, wordt de uitkomst van de berekening ingevolge het vorige artikel - voor zoveel nodig - herzien, alsof die wijziging reeds was ingegaan op de eerste dag, waarop hij zijn betrekking uitoefende in bedoelde periode.

Artikel 5. Afwijkende regelen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Indien de uitkomst van de berekening overeenkomstig de artikelen 3 en 4 - gelet op het loon, dat de belanghebbende in de 52 kalenderweken of loonweken, aan het intreden van zijn werkloosheid onmiddellijk voorafgaande, gemiddeld per dag in zijn beroep placht te genieten - kennelijk geen juiste maatstaf voor de vaststelling van het dagloon biedt, wordt voor de toepassing van de artikelen 3 en 4 uitgegaan van het loon, dat de belanghebbende in die periode van 52 kalender- of loonweken in dienstbetrekking in zijn beroep heeft genoten.

Artikel 6. Dagloonberekening bij vast loon

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Indien de belanghebbende laatstelijk voor het intreden van zijn werkloosheid in zijn betrekking werkzaam was tegen een loon, dat was gesteld op een vast bedrag per maand, wordt het dagloon vastgesteld op dat vaste bedrag per dag, 1/261 van het 12-voud van het maandloon. Regelmatig verstrekte, naar tijdsruimte vastgestelde, toeslagen worden tot het vaste bedrag gerekend.

  • 2 Het bepaalde in artikel 4 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Het bepaalde in dit artikel blijft buiten toepassing indien het, mede gelet op het loon, dat de belanghebbende in zijn beroep pleegt te genieten, tot een kennelijk onjuist dagloon zou leiden.

Artikel 7. Dagloonberekening bij geen bepaald beroep

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Indien de belanghebbende niet een bepaald beroep gewoonlijk uitoefende, wordt voor de vaststelling van het dagloon berekend het loon, dat hij in 26 kalender- of loonweken aan het intreden van zijn werkloosheid onmiddellijk voorafgaande, gemiddeld heeft genoten over in die periode gelegen dagen, waarop hij gedurende ten minste de voor hem normale werktijd in de desbetreffende dienstbetrekking werkzaam was.

  • 2 Indien de uitkomst van de berekening overeenkomstig het eerste lid - gelet op het loon dat de belanghebbende in de 52 kalender- of loonweken, aan het intreden van zijn werkloosheid onmiddellijk voorafgaande, gemiddeld per dag placht te genieten - kennelijk geen juiste maatstaf voor de vaststelling van het dagloon biedt, wordt voor de toepassing van het eerste lid uitgegaan van het loon, dat de belanghebbende in die periode van 52 kalender- of loonweken heeft genoten.

  • 3 Indien de werkloosheid intreedt binnen 52 kalender- of loonweken na afloop van perioden, waarin de belanghebbende wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid geen arbeid kon verrichten, wordt de in het tweede lid bedoelde periode van 52 kalender- of loonweken met deze perioden verlengd.

  • 4 Het bepaalde in artikel 3, eerste lid en tweede lid, en artikel 4 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8. Vaststelling dagloon in bepaalde gevallen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Het volgens de voorgaande artikelen berekende dagloon wordt evenredig verlaagd voor de belanghebbende, die in de periode bedoeld in artikel 3, tweede lid van het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel dan wel, indien voor de belanghebbende op grond van artikel 3, derde lid, onderdeel b van het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel een kortere of langere periode voor de berekening van het aantal gewerkte arbeidsuren geldt, in die kortere of langere periode:

    • a. anders dan ingevolge een regeling tot toepassing van een kortere dan de voor hem normale werktijd gemiddeld een geringer dan het normale aantal uren per week werkzaam was;

    • b. afwisselend wel en niet werkzaam was;

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid vindt geen toepassing voor zover in verband met de in dat lid genoemde omstandigheden reeds een lager dagloon is vastgesteld, dan wel in verband daarmee over minder dan het normale aantal werkdagen per week uitkering wordt verstrekt.

Artikel 9. Dagloonvaststelling bij jeugdige werklozen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Indien de uitkeringsgerechtigde op de dag van ingang van de uitkering de leeftijd nog niet heeft bereikt, waarop hij recht kan doen gelden op het salaris dat behoort bij de leeftijd van 22 jaar, terwijl hij, ware hij niet werkloos, met ingang van een daarna gelegen dag, krachtens de bezoldigingsbesluiten, zoals deze op de dag van ingang van de uitkering luidde, aanspraak zou hebben gehad op een hoger loon op grond van zijn leeftijd, wordt met ingang van laatstbedoelde dag dat hogere loon aan zijn dagloon ten grondslag gelegd.

  • 2 Telkens alvorens het dagloon in verband met de leeftijd ingevolge het bepaalde in het eerste lid te herzien vindt ten aanzien van het dagloon het bepaalde bij of krachtens artikel 28 van het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel overeenkomstige toepassing, alsof bedoeld dagloon was vastgesteld op de dag van ingang van de uitkering.

  • 3 Het bepaalde in artikel 8 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10. Dagloonvaststelling bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Het dagloon van een belanghebbende, die een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80 procent ontvangt of - indien het bepaalde in artikel 25, 28, 30 of 33 van die wet te zijnen aanzien niet van toepassing was, - zou ontvangen, onderscheidenlijk een uitkering die naar aard en strekking hiermee overeenkomt naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80 procent ontvangt, is gelijk aan het dagloon, berekend volgens de bij en krachtens die wet vastgestelde bepalingen. Het aldus berekende dagloon wordt evenredig verlaagd door het dagloon te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller wordt gevormd door het verschil tussen 100 en het midden van de arbeidsongeschiktheidsklasse, waarin de belanghebbende is ingedeeld en de noemer door het getal 100.

  • 2 Indien de belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, op een tijdstip na de dagloonberekening overeenkomstig dat lid, op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering dan wel op grond van een regeling die naar aard en strekking daarmee overeenkomt, wordt ingedeeld in een andere arbeidsongeschiktheidsklasse dan die, welke bij de evenredige verlaging is gehanteerd, wordt het krachtens de eerste volzin van dat lid berekende dagloon evenredig verlaagd door het dagloon te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller wordt gevormd door het verschil tussen 100 en het midden van de nieuwe arbeidsongeschiktheidsklasse en de noemer door het getal 100.

  • 3 Het dagloon van een belanghebbende die in het genot is van een invaliditeitspensioen, berekend naar een invaliditeitsgraad van minder dan 80 procent, wordt vastgesteld aan de hand van de aangepaste middelsom bedoeld in artikel F 6 van de Algemene burgerlijke pensioenwet waarnaar het pensioen wordt berekend. Indien het pensioen wordt berekend naar meer dan een aangepaste middelsom, wordt het dagloon vastgesteld aan de hand van de aangepaste middelsom voor de laatste dienstlijn. De in aanmerking te nemen aangepaste middelsom wordt eerst gedeeld door 261 en vervolgens vermenigvuldigd met de deeltijdfactor bedoeld in artikel F 9, vijfde lid van de Algemene burgerlijke pensioenwet. Het aldus verkregen dagloon wordt evenredig verlaagd door het dagloon te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller wordt gevormd door het verschil tussen 100 en het midden van de klasse waarin de mate van algemene invaliditeit is vastgesteld, en de noemer door het getal 100.

  • 4 Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien en zolang de belanghebbende in staat kan worden geacht arbeid, die hij na het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid heeft verricht, duurzaam te verrichten.

Artikel 11. Garantieregeling

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Met afwijking voor zoveel nodig van het bepaalde in de voorgaande artikelen zijn ten aanzien van de berekening van het dagloon voor de belanghebbende, die na ontslag uit een dienstbetrekking hetzij onmiddellijk, hetzij binnen 6 maanden na de ingang van dat ontslag, opnieuw arbeid in dienstbetrekking heeft aanvaard, de volgende bepalingen van dit artikel van toepassing, tenzij dit ontslag valt binnen de in het derde lid genoemde periode van 30 maanden, welke ingevolge een eerdere toepassing van dat lid ten aanzien van de werknemer in acht moet worden genomen.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a. ontslag: iedere beëindiging van een dienstbetrekking;

    • b. primair ontslag: het in het vorige lid bedoelde ontslag;

    • c. primaire werkloosheid: de werkloosheid die in onmiddellijke aansluiting aan het primaire ontslag is ontstaan dan wel zou ontstaan, indien de belanghebbende niet onmiddellijk na het ontslag andere arbeid zou hebben aanvaard;

    • d. primair dagloon: het dagloon, dat voor de belanghebbende zou hebben gegolden, indien de primaire werkloosheid onafgebroken zou hebben voortgeduurd.

  • 3 Indien het dagloon, uitsluitend berekend naar de in het eerste lid bedoelde primaire ontslag aanvaarde arbeid, lager zou zijn dan het primaire dagloon, wordt niettemin gedurende elke door ontslag ontstane werkloosheidsperiode, welke binnen 30 maanden na het primaire ontslag aanvangt, het dagloon vastgesteld op een bedrag, dat niet lager is dan het primaire dagloon.

  • 4 Het in het vorige lid bepaalde geldt niet, indien de primaire werkloosheid een verwijtbare werkloosheid is.

  • 5 De in het eerste lid genoemde termijn van 6 maanden wordt verlengd met in deze periode gelegen perioden van arbeidsongeschiktheid.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Deze regeling zal met de toelichting in Uitleg OenW-Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 1994.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Deze regeling wordt aangehaald als: Dagloonregelen

De

minister

van onderwijs en wetenschappen,

dr. ir. J.M.M. Ritzen

Naar boven