Wijzigingswet Huurprijzenwet woonruimte, enz.

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 04-12-1998 t/m heden

Wet van 14 februari 1994, houdende wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte in verband met de decentralisatie van de subsidiëring van de volkshuisvesting en de liberalisatie van huurprijzen van duurdere woningen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige wijzigingen aan te brengen in de Huurprijzenwet woonruimte in verband met de decentralisatie van de subsidiëring van de volkshuisvesting en dat het wenselijk is ter vermindering van het aantal dwingende of richtingbepalende wettelijke voorschriften voor de huurprijsvorming bij dure woningen de Huurprijzenwet woonruimte en enkele andere wetten zodanig aan te passen dat voor zelfstandige woningen in die sector de huurprijsvorming zoveel mogelijk aan de werking van de markt wordt overgelaten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel V

  • 2 Artikel I, onderdeel B en onderdelen D tot en met F, is niet van toepassing op woonruimte, waarvoor:

    • a. vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldelijke steun in de zin van artikel 8 van de Huurprijzenwet woonruimte, zoals dat luidde onmiddellijk vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, is toegekend en

    • b. op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet het tijdstip was aangebroken, waarop de huurprijs kan worden gewijzigd ingevolge artikel 18, vijfde lid, van genoemde wet,

    met dien verstande dat op het tijdstip waarop de eerste dan wel, in voorkomend geval, de eerstvolgende verhoging van de huurprijs op of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet met toepassing van artikel 18, eerste lid, van eerstgenoemde wet, zoals dat luidde onmiddellijk vóór laatstbedoeld tijdstip, zou plaatsvinden, artikel 18, vijfde lid, van die wet van toepassing dan wel van overeenkomstige toepassing wordt.

  • 3 Ten aanzien van woonruimte waarop vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet artikel 7 van de Huurprijzenwet woonruimte van toepassing is geworden:

    • a. geldt dat, indien de vaststelling van de huurprijs nog niet heeft plaatsgevonden, in afwijking van deze wet Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de huurprijs vaststelt in overeenstemming met de laatstelijk vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldende regelen;

    • b. geldt de laatstelijk vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aan Onze genoemde Minister gegeven bevoegdheid tot nadere vaststelling van de huurprijs voor het laatst met ingang van de datum van 1 juli, gelijk aan of volgend op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, waarna de op huurprijzen en wijziging van huurprijzen betrekking hebbende artikelen van de Huurprijzenwet woonruimte van toepassing zijn zoals zij luiden vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Lech, 14 februari 1994

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

E. Heerma

De Staatssecretaris van Justitie,

A. Kosto

Uitgegeven de derde maart 1994

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven