Landbouwkwaliteitsregeling rauwe melk en zuivelbereiding

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 01-01-2005 t/m 31-12-2005

Landbouwkwaliteitsregeling rauwe melk en zuivelbereiding

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

handelend mede namens de Minister van Economische Zaken en in overeenstemming met de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;

Gelet op de artikelen 3, 4, 5 en 9 van het Landbouwkwaliteitsbesluit rauwe melk en zuivelbereiding;

Gezien het advies van:

- het Produktschap voor Zuivel,

- het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ),

- de Koninklijke Nederlandse Zuivelbond FNZ,

- de Vereeniging voor Zuivelindustrie en Melkhygiëne (VVZM),

- het Gemeenschappelijk Zuivelsekretariaat (GEMZU);

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. besluit:

Landbouwkwaliteitsbesluit rauwe melk en zuivelbereiding;

b. bevoegde autoriteit:

ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) en, voorzover een inrichting of produktiebedrijf is aangesloten bij het COKZ, de keurmeesters en controleurs van het COKZ; .

c. centraal melkdepot:

een inrichting waar rauwe melk verzameld en eventueel gekoeld en gezuiverd mag worden;

d. centrum voor standaardisering:

een inrichting die niet verbonden is aan een centraal melkdepot of een melkbehandelings- of een melkverwerkingsinrichting, waarin rauwe melk mag worden afgeroomd of waarin het gehalte aan natuurlijke melkbestanddelen mag worden gewijzigd;

e. melkbehandelingsinrichting:

een inrichting waar melk een warmtebehandeling ondergaat;

f. melkverwerkingsinrichting:

een inrichting of een produktiebedrijf waar melk en produkten op basis van melk worden behandeld, verwerkt en verpakt;

g. produktschapsverordening:

Zuivelverordening 1993, Inrichtingseisen Zuivelbereiding van het produktschap;

h. beschikking 95/165/EG:

Beschikking nr. 95/165/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 4 mei 1995 tot vaststelling van uniforme criteria voor het toestaan van afwijkingen aan bepaalde inrichtingen die produkten op basis van melk bereiden (PbEG L 108).

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De regels bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van het besluit worden door het produktschap bij verordening gesteld, voorzover het betreft inrichtingseisen voor het produktiebedrijf van rauwe melk van koeien of buffelkoeien.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De Warenwetregeling Zuivelbereiding is, met uitzondering van artikel 3, eerste tot en met vierde lid, geheel in deze regeling ingelast en maakt daarvan deel uit.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Rauwe melk van koeien en buffelkoeien wordt alleen bestemd voor de bereiding van produkten op basis van melk of van warmtebehandelde consumptiemelk als zij aan de volgende eisen voldoet:

    • a. zij voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I en hoofdstuk IV van de bij deze regeling behorende bijlage;

    • b. zij afkomstig is van produktiebedrijven die voldoen aan de voorwaarden van

    • c. zij voldoet aan de voorwaarden van:

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op rauwe melk van geiten en ooien.

  • 3 Rauwe melk van gezonde dieren die behoort tot beslagen die niet voldoen aan de eisen van hoofdstuk I, punt 1, onder a), onder i), en onder b), onder i), van de bijlage wordt uitsluitend gebruikt voor de bereiding van warmtebehandelde melk of produkten op basis van melk, nadat onder toezicht van het COKZ of de KvW een warmtebehandeling heeft plaatsgevonden.

  • 4 Geite- en schapemelk bestemd voor het intracommunautaire handelsverkeer moeten deze warmtebehandeling ter plaatse ondergaan.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op inrichtingen waar melk van geiten en ooien ontvangen wordt.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan een erkenning, als bedoeld in artikel 5 van het besluit, tevens worden verstrekt aan een inrichting waaraan een ontheffing als bedoeld in artikel 8 van de produktschapsverordening is verleend.

  • 4 In afwijking van het bepaalde in het tweede lid jo. het eerste lid:

    • a. zijn voor een beperkte produktie van vloeibare drinkmelk in inrichtingen waar melk van geiten en ooien ontvangen wordt, andere vullings- en sluitingsmethoden dan de in artikel 7, onder a, van de produktschapsverordening genoemde methoden toegestaan, voorzover:

      • aa gebruik gemaakt wordt van niet-automatische vullings- en sluitingsmethoden en

      • bb de onder aa genoemde methoden gelijkwaardige garanties bieden ten aanzien van de hygiëne als de in artikel 7, onder a, van de produktschapsverordening genoemde methoden.

    • b. kan aan inrichtingen waar melk van geiten en ooien ontvangen wordt andere apparatuur dan de in artikel 7, onder f, onder 1, van de produktschapsverordening genoemde apparatuur worden toegestaan, indien die gelijkwaardige prestaties met dezelfde gezondheidsgaranties levert.

  • 5 Onverminderd het eerste en tweede lid worden melkbehandelings- en melkverwerkingsinrichtingen niet erkend, indien zij rauwe melk ontvangen die niet voldoet aan de in de bijlage, hoofdstuk IV, vermelde normen.

  • 6 Een aanvraag voor een erkenning als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt bij het COKZ ingediend.

  • 5 Het COKZ verstrekt een erkenning in de vorm van een erkenningsnummer aan de inrichting indien het heeft vastgesteld dat aan de in het eerste of tweede lid bedoelde vereisten is voldaan.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Het COKZ kan een verleende erkenning aan een bij haar aangesloten inrichting intrekken, wanneer het constateert dat de inrichting niet meer voldoet aan de daaraan ingevolge artikel 5, eerste en tweede lid, gestelde eisen of wanneer het constateert dat het toezicht op de naleving van het bij of krachtens het besluit bepaalde wordt belemmerd.

  • 2 Alvorens een erkenning wordt ingetrokken wordt de exploitant of de beheerder van de inrichting een redelijke termijn gegeven om de geconstateerde overtreding op te heffen.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 3 van de produktschapsverordening is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot inrichtingen waar melk van geiten en ooien of produkten op basis van melk van geiten en ooien worden verwerkt of behandeld.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Aan bij het COKZ aangesloten inrichtingen die produkten op basis van melk van geiten en ooien bereiden, kan op aanvraag ontheffing worden verleend van de krachtens artikel 7 geldende verplichting tot het opstellen of verstrekken van opleidingprogramma's, voorzover dit de produktie uit hygiëne- of gezondheidsoogpunt niet schaadt en met inachtneming van de volgende voorwaarden:

    • a. de inrichting voldoet aan het bepaalde in bijlage A, punten 1 en 2 van beschikking 95/165/EG;

    • b. de inrichting dient voor het verkrijgen van een ontheffing een schriftelijke aanvraag bij het COKZ in te dienen. Het COKZ zendt de aanvraag, voorzien van zijn advies, aan de Minister.

    Onverminderd specifieke informatie die door het COKZ kan worden verlangd, bevat de aanvraag de gegevens als genoemd in bijlage A, punt 3, eerste tot en met vijfde gedachtenstreepje en laatste volzin, van beschikking 95/165/EG.

  • 2 Aan bij het COKZ aangesloten melkverwerkingsinrichtingen kan op aanvraag ontheffing worden verleend van de in artikel 5, eerste lid, genoemde bijlage I en II van de Warenwetregeling Zuivelbereiding en, voorzover het de bereiding van de produkten op basis van melk van geiten en ooien betreft, de artikelen 4 en 7 van de produktschapsverordening, indien dit de produktie uit hygiëne- of volksgezondheidsoogpunt niet schaadt en met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid, onder a en b.

  • 3 Aan bij het COKZ aangesloten melkbehandelings- en melkverwerkingsinrichtingen die produkten op basis van melk van geiten en ooien bereiden kan op aanvraag ontheffing worden verleend van de in artikel 5, eerste lid, tweede gedachtenstreepje, genoemde artikelen 4 en 7 van de produktschapsverordening, indien dit de produktie uit hygiëne- of volksgezondheidsoogpunt niet schaadt en met inachtneming van de volgende voorwaarden:

    • a. de inrichting voldoet aan het bepaalde in bijlage B, punten 1 en 2 van beschikking 95/165/EG;

    • b. de inrichting dient voor het verkrijgen van een ontheffing een schriftelijke aanvraag bij het COKZ in te dienen. Het COKZ zendt de aanvraag, voorzien van zijn advies, aan de Minister.

    Onverminderd specifieke informatie die door het COKZ kan worden verlangd, bevat de aanvraag de gegevens als genoemd in bijlage B, eerste tot en met vijfde gedachtenstreepje en laatste volzin, van beschikking 95/165/EG.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Voor de bereiding van kaas met een rijpingstijd van ten minste 60 dagen kan vrijstelling of, op aanvraag, ontheffing verleend worden van de eisen van de bijlage, hoofdstuk IV, voor wat betreft de kenmerken van rauwe melk.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag waarop het Landbouwkwaliteitsbesluit rauwe melk en zuivelbereiding in werking treedt.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze regeling wordt aangehaald als: Landbouwkwaliteitsregeling rauwe melk en zuivelbereiding.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 31 januari 1994

De

Minister

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Voor deze:
De

directeur-generaal van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

,

G. van der Lely

De

Minister

van Economische Zaken,

J.E. Andriessen

Bijlage voorschriften betreffende de ontvangst van rauwe melk in de melkbehandelings- of melkverwerkingsinrichting

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Hoofdstuk I. Voorschriften voor rauwe melk in verband met de gezondheid van de dieren

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

1.

De rauwe melk is afkomstig zijn van:

  • a. koeien en buffelkoeien

    • I. die behoren tot een beslag dat overeenkomstig bijlage A, punt 1, van richtlijn nr. 64/432/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG 121)

      • officieel tuberculosevrij is,

      • brucellosevrij of officieel brucellosevrij is;

    • II. die geen tekenen vertonen van besmettelijke ziekten die via melk op de mens kunnen worden overgebracht;

    • III. die op melk geen abnormale organoleptische kenmerken kunnen overbrengen;

    • IV. die geen enkele verstoring van de zichtbare algemene gezondheidstoestand vertonen en niet lijden aan aandoeningen van het genitaal apparaat waarbij afscheiding plaatsvindt, aan darmontsteking waarbij diarree en koorts optreden of aan een zichtbare ontsteking van de uierhuid;

    • V. die geen wonden aan de uier vertonen die de melk kunnen beïnvloeden;

    • VI. die, wat koeien betreft, per dag ten minste 2 liter melk geven;

    • VII. die niet zijn behandeld met stoffen die schadelijk zijn of schadelijk kunnen worden voor de gezondheid van de mens en die in de melk terecht kunnen komen tenzij de melk is verkregen na de officiële wachttijd die in de communautaire bepalingen of, bij gebreke daarvan, in de nationale bepalingen is voorgeschreven;

  • b. schapen en geiten

    • I. die behoren tot een officieel brucellosevrije of een brucellosevrije (brucella melitensis) schapenhouderij of geitenhouderij in de zin van artikel 2, punten 4 en 5, van richtlijn nr. 91/68/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (PbEG L 46), behalve wanneer de melk bestemd is voor de vervaardiging van kaas met een rijpingsperiode van ten minste twee maanden;

    • II. die voldoen aan de onder a), met uitzondering van de punten I) en VI), bedoelde eisen.

2.

Wanneer op het produktiebedrijf verschillende diersoorten worden gehouden, moet voor elke soort worden voldaan aan de gezondheidseisen die zouden gelden indien alleen dieren van diesoort werden gehouden.

3.

Indien op een produktiebedrijf geiten samen met runderen worden gehouden, moeten de geiten worden gecontroleerd op tuberculose.

4.

Rauwe melk moet van behandeling, verwerking, verkoop en consumptie worden uitgesloten:

  • a) wanneer zij afkomstig is van dieren waaraan onrechtmatig een of meer van de in de Verordening stoffen met hormonale werking (PVV) 1987 (PBO 1988, 12) en de in de Verordening stoffen met sympathico mimetische werking (PVV) 1991 (PBO 1991, 32) bedoelde stoffen zijn toegediend;

  • b) wanneer zij residuen van stoffen, zoals genoemd in de produktschapsverordening, bevat in hoeveelheden boven de wettelijk toegestane toleranties.

Hoofdstuk II. Hygiënevoorschriften voor het bedrijf

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Indien de schapen en geiten niet in de open lucht worden gehouden, moeten de gebruikte lokalen zo worden ontworpen, gebouwd, onderhouden en beheerd dat wordt gezorgd voor:

  • a. goede huisvesting, hygiëne, reinheid en gezondheid van dieren;

  • b. bevredigende hygiëne bij het melken en bij het hanteren, koelen en opslaan van melk.

Hoofdstuk III. Controle bij de produktie van rauwe melk

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

1.

Onder toezicht van het COKZ worden geregeld controles uitgevoerd terzake van de eventuele toevoeging van water aan de rauwe melk. In het kader hiervan wordt met name het vriespunt van de melk van elke produkt-installatie regelmatig gecontroleerd, en wel op de volgende wijze:

  • a) De rauwe melk van elk produktiebedrijf moet regelmatig worden gecontroleerd door middel van steeksproefsgewijs te nemen monsters. Ingeval de rauwe melk van één enkel produktiebedrijf rechtstreeks aan de melkbehandelings- of de melkverwerkingsinrichting wordt geleverd, worden deze monsters genomen hetzij bij de verzameling van de melk op het produktiebedrijf, mits er voorzorgsmaatregelen zijn genomen om elke fraude tijdens het vervoer uit te sluiten, hetzij vóór het afleveren bij de melkbehandelings- of de melkverwerkingsinrichting, wanneer de melk daar rechtstreeks door het produktiebedrijf wordt geleverd.

    Indien de resultaten van een controle onder het toezicht van het COKZ aanleiding geven tot verdenking dat er water aan de melk is toegevoegd, wordt op het produktiebedrijf een authentiek monster genomen. Een authentiek monster wordt getrokken uit de melk afkomstig van een volledig onder toezicht uitgevoerde ochtend- of avondmelkbeurt die minimaal 11 uur en maximaal 13 uur na de vorige melkbeurt plaatsheeft.

    Indien de geleverde melk van meer dan één produktiebedrijf afkomstig is, mogen de monsters slechts worden genomen bij ontvangst van de rauwe melk in de melkbehandelings- of de melkverwerkingsinrichting, het centrale melkdepot of het centrum voor standaardisering, echter op voorwaarde dat op de produktiebedrijven toch een controle door middel van steekproeven plaatsvindt.

    Indien de resultaten van een controle aanleiding geven tot de verdenking dat water is toegevoegd, worden monsters genomen op alle bedrijven waarvan de desbetreffende rauwe melk afkomstig is. Zo nodig worden onder toezicht van het COKZ authentieke monsters in de zin van de tweede alinea van dit punt a) genomen.

  • b) Indien de verdenking dat water is toegevoegd wordt ontzenuwd door de resultaten van de controle, mag de rauwe melk worden gebruikt voor de produktie van rauwe consumptiemelk, warmtebehandelde melk of melk voor de bereiding van produkten op basis van melk, bestemd voor menselijk consumptie.

2.

De melkbehandelings- of melkverwerkingsinrichting waarschuwt het COKZ zodra de maximumnormen voor het kiemgetal en het aantal somatische cellen worden bereikt. Het COKZ neemt de passende maatregelen.

3.

Als de melk van het betrokken produktiebedrijf binnen drie maanden na de kennisgeving door de inrichting:

  • van de resultaten van de in punt 1, onder a, bedoelde controles of

  • van de resultaten van het in onderdeel D van hoofdstuk IV bedoelde onderzoek of

  • van overschrijding van de in hoofdstuk IV bedoelde normen, niet aan genoemde normen voldoet, mag het bedrijf geen rauwe melk meer leveren totdat de rauwe melk opnieuw aan genoemde normen voldoet.

Wanneer in melk het gehalte aan residuen van farmacologisch werkzame substanties in de bijlage I en III van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEG L 224) vastgestelde maximumwaarden overschrijdt mag deze melk niet voor menselijke consumptie worden bestemd.

Hoofdstuk IV. Normen die bij het ophalen van rauwe melk op het produktiebedrijf in acht moeten worden genomen voor de toelating van die melk tot de melkbehandelings- of melkverwerkingsinrichting

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op de naleving van deze normen, vindt het onderzoek van de rauwe melk steeksproefsgewijs plaats op een representatief monster van de melk die op ieder afzonderlijk produktiebedrijf is opgehaald.

A. Rauwe koemelk

Onverminderd de in bijlagen I en III van Verordening (EEG) nr. 2377/90 vastgestelde maximumwaarden:

  • 1. voldoet rauwe koemelk bestemd voor de produktie van warmtebehandelde consumptiemelk, gefermenteerde, gestremde, gegeleerde of gearomatiseerde melk en room aan de volgende normen:

    Kiemgetal bij 30 °C (per ml)

    minder of gelijk aan 100.0001

    Aantal somatische cellen (per ml)

    minder of gelijk aan 400.0002

  • 2. voldoet rauwe koemelk bestemd voor de bereiding van andere produkten op basis van melk dan bedoeld in punt 1 aan de volgende normen:

    Vanaf 1/1/94

    Vanaf 1/1/98

    Kiemgetal bij 30 °C

    minder of gelijk aan 400.0003

    minder of gelijk aan 100.0004

    Aantal somatische cellen

    minder of gelijk aan 500.0005

    minder of gelijk aan 400.0006

  • 3. voldoet rauwe koemelk bestemd voor de bereiding van produkten ‘met rauwe melk’, waarop tijdens het bereidingsproces geen enkele warmtebehandeling wordt toegepast aan de normen vermeld in het eerste punt.

B. Rauwe melk van buffelkoeien

Onverminderd de in bijlagen I en III van Verordening (EEG) nr. 2377/90 vastgestelde maximumwaarden:

  • 1. voldoet rauwe melk van buffelkoeien bestemd voor de bereiding van produkten op basis van melk aan de volgende normen:

    Vanaf 1 januari 1994

    Kiemgetal bij 30°C (per ml)

    minder of gelijk aan 1.000.0007

    Aantal somatische cellen (per ml)

    minder of gelijk aan 500.0008

  • 2. voldoet rauwe melk van buffelkoeien bestemd voor de bereiding van produkten ‘met rauwe melk’ waarop tijdens het bereidingsproces geen enkele warmtebehandeling wordt toegepast, aan de volgende normen:

    Kiemgetal bij 30°C (per ml):

    minder of gelijk aan 500.000

    Aantal somatische cellen (per ml):

    minder of gelijk aan 400.000

C. Rauwe melk van geiten en schapen

Onverminderd de in de bijlagen I en III van Verordening (EEG) nr. 2377/90 vastgestelde maximumwaarden:

  • 1. voldoet rauwe melk van geiten of schapen bestemd voor de produktie van warmtebehandelde consumptiemelk of voor de bereiding van produkten op basis van warmtebehandelde melk aan de volgende normen:

    Kiemgetal bij 30°C (per ml) vanaf 1.1.95:

    ≤ 3.000.000

    Kiemgetal bij 30°C (per ml) vanaf 1.12.99:

    < 1.500.0009
  • 2. voldoet rauwe melk van geiten en schapen bestemd voor de bereiding van produkten op basis van rauwe melk volgens een procédé waarin geen warmtebehandeling wordt toegepast, aan de volgende normen:

    Kiemgetal bij 30°C (per ml) vanaf 1.1.95:

    ≤ 1.000.000

    Kiemgetal bij 30°C (per ml) vanaf 1.12.99

    < 500.00010

D. Als in de punten A, B en C vastgestelde maximumnormen worden overschreden en als uit daaropvolgend onderzoek blijkt dat er sprake is van potentieel gevaar voor de gezondheid, neemt de bevoegde autoriteit passende maatregelen.

  1. Meetkundig gemiddelde, geconstateerd over een periode van twee maanden, met ten minste twee monsternemingen per maand. ^ [1]
  2. Meetkundig gemiddelde, geconstateerd met ten minste één monsterneming per maand over een periode van drie maanden. ^ [2]
  3. Meetkundig gemiddelde, geconstateerd over een periode van twee maanden, met ten minste twee monsternemingen per maand. ^ [3]
  4. Meetkundig gemiddelde, geconstateerd over een periode van twee maanden, met ten minste twee monsternemingen per maand. ^ [4]
  5. Meetkundig gemiddelde, geconstateerd met ten minste één monsterneming per maand over een periode van drie maanden. ^ [5]
  6. Meetkundig gemiddelde, geconstateerd met ten minste één monsterneming per maand over een periode van drie maanden. ^ [6]
  7. Meetkundig gemiddelde, geconstateerd over een periode van twee maanden, met ten minste twee monsternemingen per maand. ^ [7]
  8. Meetkundig gemiddelde, geconstateerd met ten minste één monsterneming per maand over een periode van drie maanden. ^ [8]
  9. Meetkundig gemiddelde, geconstateerd over een periode van twee maanden, met ten minste twee monsternemingen per maand. ^ [9]
  10. Meetkundig gemiddelde, geconstateerd over een periode van twee maanden, met ten minste twee monsternemingen per maand. ^ [10]
Naar boven