Besluit overleg rampbestrijders

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 14-07-1993 t/m heden

Besluit van 24 juni 1993, houdende regels betreffende de wijze waarop met de daarvoor in aanmerking komende vertegenwoordigers van de rampbestrijders overleg wordt gepleegd over de voorschriften die ter uitvoering van de Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders worden gesteld

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken a.i., directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Brandweer van 14 april 1993, nr. EB93/733;

Gelet op artikel 46 van de Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders;

De Raad van State gehoord (advies van 28 mei 1993, nr. W04.93.0233);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Brandweer van 15 juni 1993, nr. EB93/1185;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 Aan het overleg nemen deel de voorzitter en een vertegenwoordiger van iedere centrale van overheidspersoneel, genoemd in artikel 105, tweede lid, onderdelen a tot en met e, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

  • 2 Van de aanwijzing van een vertegenwoordiger doet de centrale mededeling aan de voorzitter.

  • 3 Schorsing onderscheidenlijk intrekking van de toelating tot de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken, bedoeld in artikel 105 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, heeft van rechtswege ten gevolge schorsing onderscheidenlijk intrekking van de toelating tot het overleg.

  • 4 Het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Nederlandse Rode Kruis kunnen ieder een vertegenwoordiger aanwijzen die als adviseur aan het overleg deelneemt.

  • 5 De deelnemers aan het overleg kunnen zich voor de behandeling van een bepaald onderwerp door een of meer deskundigen laten bijstaan.

Artikel 3

  • 1 De voorzitter is een door Onze Minister van Binnenlandse Zaken aan te wijzen ambtenaar.

  • 2 De voorzitter wijst een secretaris aan.

  • 3 De secretaris staat, onder leiding van de voorzitter, ter beschikking van de voorzitter en de vertegenwoordigers van de centrales.

Artikel 4

  • 1 Ter voorbereiding op in het overleg te nemen besluiten of ter uitwerking van in het overleg genomen besluiten kan de voorzitter in overleg met de centrales een werkgroep instellen, waarin ook personen van buiten het overleg zitting kunnen hebben.

  • 2 De voorzitter wijst de voorzitter van de werkgroep aan.

  • 3 De secretaris van het overleg is tevens secretaris van de werkgroep.

Artikel 5

  • 1 Onze Minister van Binnenlandse Zaken bevordert slechts de totstandkoming van de voorschriften die ter uitvoering van de Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders worden gesteld, indien daarover overeenstemming bestaat tussen de voorzitter en de meerderheid van de centrales. Iedere centrale brengt één stem uit. Indien de stemmen tussen de centrales staken, beslist Onze Minister van Binnenlandse Zaken of de totstandkoming van de voorschriften wordt bevorderd.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 24 juni 1993

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

C. I. Dales

Uitgegeven de dertiende juli 1993

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven