Wet van 11 maart 1993, houdende regels betreffende enkele aspecten van het specifiek
cultuurbeleid
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het verstrekken van specifieke uitkeringen
uit 's Rijks kas ten behoeve van cultuuruitingen wettelijk dient te worden geregeld,
dat het wenselijk is het cultuurbeleid van het Rijk eenmaal per vier jaar in een nota
vast te leggen en het verstrekken van subsidies ten behoeve van cultuuruitingen een
grondslag in de wet te geven en voorts dat het wenselijk is de Minister van Welzijn,
Volksgezondheid en Cultuur te machtigen tot het oprichten van privaatrechtelijke rechtspersonen
die de verbreiding van cultuuruitingen bevorderen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: