Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van
16 juli 1992, nr. VVP/L U-921434, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van
Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Overwegende, dat uitvoering moet worden gegeven aan de Richtlijn van de Raad van de
Europese Gemeenschappen van 20 juli 1976 betreffende de vaststelling van het maximumgehalte
aan erucazuur in oliën en vetten, die als zodanig voor menselijke consumptie zijn
bestemd, alsmede in levensmiddelen waaraan oliën en vetten zijn toegevoegd (76/621/EEG)
(PbEG L 202);
Overwegende, dat een basis moet worden gelegd voor de definitieve uitvoering van de
Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende
de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake voor menselijke
voeding bestemde diepvriesprodukten (89/108/EEG) (PbEG L 40), alsmede voor de op die richtlijn gebaseerde Richtlijnen van de Commissie van
13 januari 1992 betreffende de temperatuurcontrole in vervoermiddelen en in opslagruimten
van voor menselijke voeding bestemde diepvriesprodukten (92/1/EEG) (PbEG L 34) en tot vaststelling van de monsternemingsprocedure en de communautaire analysemethode
voor de officiële controle van de temperatuur van diepvriesprodukten die voor de menselijke
voeding zijn bestemd (92/2/EEG) (PbEG L 34), voor zover het betreft de daar bedoelde analysemethode;
Overwegende, dat eveneens een basis moet worden gelegd voor de definitieve uitvoering
van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 juni 1988 betreffende
de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het gebruik van
extractiemiddelen bij de produktie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan (88/344/EEG)
(PbEG L 157);
Overwegende, dat het voor de inzichtelijkheid van de wetgeving gewenst is dat de regels
met betrekking tot de bereiding en behandeling van levensmiddelen worden geconcentreerd
in één Warenwetbesluit;
Gelet op de artikelen 4, eerste lid, 5, eerste lid, onder a, en zesde lid, 6, onder a, 8, onder c, 12, 14, 16, tweede lid, en 22, eerste en tweede lid, van de Warenwet (Stb. 1988, 360);
Gehoord de Adviescommissie Warenwet (adviezen van 12 september 1990, nr. 14255/(13)5
en van 9 oktober 1991, nr. 14267/(4)5);
De Raad van State gehoord (advies van 12 november 1992, no. W13.92.0362);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
van 30 november 1992 nr. DGVgz/VVP/L 922882, uitgebracht in overeenstemming met Onze
Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan: