Interim bijdrageregeling beeldende kunst en vormgeving

[Regeling vervallen per 01-12-2005.]
Geraadpleegd op 26-04-2024.
Geldend van 31-07-1992 t/m 30-11-2005

Besluit van 24 juni 1992, houdende regelingen met betrekking tot de verstrekking van bijdragen in de kosten die provincies en de gemeenten Utrecht, Amsterdam, 's-Gravenhage en Rotterdam maken ter bevordering van beeldende kunst en vormgeving

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 18 december 1991, K/BK-U-9112460;

Overwegende dat het gewenst is te bevorderen dat een adequate spreiding over het land van produktie en cultuurparticipatie van werken van beeldende kunst en vormgeving tot stand komt;

Gelet op artikel 144b van de Provinciewet en artikel 237b van de gemeentewet;

Gezien de adviezen van het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (adviezen van 15 mei 1991 respectievelijk 26 april 1991);

Gezien de brieven van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht (brieven van 18 november 1991 respectievelijk 22 oktober 1991, 19 november 1991 en 13 november 1991);

Gehoord de Raad voor de Kunst (adviezen van 10 december 1990 en van 27 juni 1991);

De Raad van State gehoord (advies van 31 maart 1992, No.W13.92.0009);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 1 juni 1992, K/BK-U-925994;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;

  • b. inwonertal: het aantal personen dat op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft volgens opgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek in de desbetreffende provincie woont.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

  • 1 Ter bekostiging van voorzieningen in de provincies die ten doel hebben de mogelijkheden voor productie, spreiding en afname van werken van beeldende kunst en vormgeving te bevorderen, verstrekt onze Minister in 1991 en in 1992 aan de provincies een bijdrage.

  • 2 Ter bekostiging van voorzieningen in de gemeenten Utrecht, Amsterdam, Den Haag en Rotterdam, die ten doel hebben de mogelijkheden voor productie, spreiding en afname van werken van beeldende kunst en vormgeving te bevorderen, verstrekt Onze Minister in 1992 aan genoemde gemeenten een bijdrage.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

  • 1 De hoogte van de bijdrage die aan de provincies worden toegekend, wordt berekend door het inwonertal van de desbetreffende provincie te delen door het totale inwonertal van de twaalf provincies en te vermenigvuldigen met f 20 miljoen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt de bijdrage aan de provincies Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland berekend door het inwonertal van de desbetreffende provincie te verminderen met het aantal inwoners van de gemeenten Utrecht, Amsterdam, Den Haag en Rotterdam, voor zover in die provincie gelegen.

  • 3 De gemeenten Utrecht, Amsterdam, Den Haag en Rotterdam ontvangen een bijdrage van onderscheidenlijk f 1 305 000,- mln., f 6 893 000,- mln., f 3 025 000,- mln. en f 3 777 000,- mln.

  • 4 De bijdrage wordt jaarlijks uiterlijk in de maand juli verstrekt.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

De bijdrage wordt slechts verleend onder de voorwaarde dat:

  • a. de bijdrage niet besteed wordt ter bekostiging van tegemoetkomingen in beroepskosten van beeldende kunstenaars, voor welke kosten de mogelijkheid van een vergoeding openstaat bij de Stichting Fonds voor beeldende kunsten, bouwkunst en vormgeving, tenzij de tegemoetkoming verleend wordt in de uitvoeringskosten van een bepaald project.

  • b. de provincie respectievelijk de gemeente bij het nemen van beslissingen met betrekking tot de bekostiging van voorzieningen als bedoeld in artikel 2 zich uitsluitend laat leiden door een beoordeling van artistieke kwaliteit, waartoe zij zich laat adviseren door onafhankelijke deskundigen;

  • c. de deskundigen, bedoeld in onderdeel b, geen directe of indirecte inkomsten in het kader van deze regeling ontvangen anders dan een vergoeding voor de door hen als zodanig bewezen diensten;

  • d. de provincie respectievelijk de gemeente binnen negen maanden na het jaar waarin de bijdrage is verstrekt een verklaring van een deskundige als bedoeld in artikel 144 van de Provinciewet, onderscheidenlijk artikel 265 van de gemeentewet aan Onze Minister overlegt, inhoudende dat bij de gehouden controle van de administratie over het afgelopen jaar is gebleken dat de ontvangen bijdrage in dat jaar is besteed ter bekostiging van voorzieningen als bedoeld in artikel 2 of aan kosten als bedoeld in artikel 5;

  • e. de provincie respectievelijk de gemeente binnen zes maanden na het jaar waarin de bijdrage is uitgekeerd een verslag betreffende de toepassing van dit besluit aan Onze Minister overlegt, waarbij tevens inzicht wordt verstrekt in het totaal van de bekostiging van voorzieningen voor beeldende kunst en vormgeving door de provincie, onderscheidenlijk de gemeente.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 mogen de provincies en de gemeenten jaarlijks ten hoogste zeven procent van de bijdrage besteden aan andere kosten mits die direct verband houden met de toepassing van dit besluit.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

Onze Minister kan, indien uit de op grond van de verklaring, bedoeld in artikel 4, onderdeel d, blijkt dat de over dat jaar verstrekte bijdrage de kosten, bedoeld in de artikelen 2 en 5 overtreft, de te veel betaalde bijdrage terugvorderen.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

Artikel 4, onderdeel a, is niet van toepassing op de voor 1991 te verstrekken bijdrage aan de provincies.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1992.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

Dit besluit kan worden aangehaald als: Interim bijdrageregeling beeldende kunst en vormgeving.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 24 juni 1992

Beatrix

De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

H. d'Ancona

Uitgegeven de dertigste juli 1992

De Minister van Justitie a.i.,

J. G. M. Alders

Naar boven