Wijzigingswet Wet algemene bepalingen milieuhygiëne

Geraadpleegd op 19-03-2024.
Geldend van 01-07-1992 t/m heden

Wet van 27 mei 1992, houdende wijziging van het hoofdstuk Financiële bepalingen van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne (Verbeterblad)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regels omtrent het verlenen van bijdragen in kosten op het gebied van het milieubeheer aan natuurlijke personen en rechtspersonen die in het hoofdstuk Financiële bepalingen van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne (Stb. 1988, 133) voorkomen te verbeteren en uit te breiden, alsmede dat hoofdstuk op een aantal onderdelen te wijzigen en te verbeteren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel III

  • 1 Artikel 61zd van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne geldt gedurende twee jaren na de inwerkingtreding van deze wet niet voor het verlenen van een bijdrage krachtens ministeriële regelingen welke vóór die inwerkingtreding in de Staatscourant zijn bekendgemaakt.

  • 2 Artikel 61zd van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne geldt niet voor het verlenen van een bijdrage ter uitvoering van verplichtingen die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn aangegaan.

  • 3 Indien binnen de periode, bedoeld in het eerste lid, het in artikel II, onder a, bedoelde voorstel van wet tot wet wordt verheven en in werking treedt, is voor het resterende gedeelte van die periode het eerste lid van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het gelden van artikel 15.27 van de Wet milieubeheer.

Artikel IV

  • 1 Indien vóór het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, schadevergoedingen als bedoeld in artikel 61am, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne zijn verleend, maar geen heffing als aldaar bedoeld is ingesteld, kunnen provinciale staten in afwijking van het vierde lid van dat artikel binnen een jaar na inwerkingtreding van deze wet alsnog besluiten tot het instellen van vorenbedoelde heffing.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 27 mei 1992

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. G. M. Alders

De Minister van Financiën,

W. Kok

Uitgegeven de zevenentwintigste mei 1992

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven