Beschikking ter zake van het tijdelijk uit produktie nemen van bouwland

[Regeling vervallen per 24-01-2004.]
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 23-01-2004

Beschikking ter zake van het tijdelijk uit produktie nemen van bouwland

De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Overwegende, dat uitvoering dient te worden gegeven aan Verordening (EEG) nr. 1703/91 van de Raad van 13 juni 1991 tot invoering van een regeling voor het tijdelijk uit produktie nemen van bouwland voor het verkoopseizoen 1991/1992 en tot vaststelling van bijzondere maatregelen voor dat verkoopseizoen in het kader van de in Verordening (EEG) nr. 797/85 bedoelde regeling voor het uit produktie nemen van bouwland (PbEG L 162), alsmede aan Verordening (EEG) nr. 2069/91 van de Commissie van 11 juli 1991 houdende uitvoeringsbepalingen ter zake (PbEG L 191);

Gelet op de artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet (Stb. 1957, 342);

Gehoord het Landbouwschap, het Hoofdproduktschap voor Akkerbouwprodukten en het Produktschap voor Margarine, Vetten en Oliën,

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a. minister:

minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

b. directeur LNO:

directeur Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

c. DBH:

districtsbureauhouder van de directie LNO in wiens werkgebied het landbouwbedrijf van de aanvrager is gelegen;

d. Landbouwbedrijf:

het geheel van produktie-eenheden in Nederland bestaande uit een of meer gebouwen of gedeelten daarvan en daarbij behorende cultuurgrond, uitsluitend of ondermeer dienende tot de uitoefening van de landbouw;

e. landbouwtelling:

landbouwtelling, als bedoeld in artikel 24 van de Landbouwwet (Stb. 1957, 342);

f. rechtspersoon:

rechtspersoon, anders dan een publiekrechtelijke rechtspersoon;

g. bouwland:

alle grond die wordt gebruikt voor de teelt van in 1991 te oogsten produkten als vermeld op de als bijlage I bij deze beschikking gevoegde lijst;

h. braaklegging:

het aan de landbouwproduktie onttrekken van bouwland;

i. groenbemester:

gewas als vermeld op de als bijlage II bij deze beschikking gevoegde lijst;

j. bouwplan:

plan waaruit de benutting van de volledige oppervlakte van de cultuurgrond van het landbouwbedrijf blijkt;

k. medeverantwoordelijkheidsheffing:

heffing als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2727/75 van de Raad van 29 oktober 1975 (PbEG L 281);

l. verkoopseizoen:

periode die begint op 1 juli van een kalenderjaar en eindigt op 30 juni van het daarop volgende kalenderjaar.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Ter bevordering van het tijdelijk uit produktie nemen van bouwland gedurende de periode van 1 september 1991 tot en met 31 augustus 1992 kan de minister op grond van de volgende bepalingen op aanvraag een bijdrage verlenen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De bijdrage kan worden verleend aan natuurlijke personen en aan rechtspersonen die blijkens de statuten de exploitatie van een landbouwbedrijf ten doel hebben, indien:

    • a. zij op het tijdstip van het indienen van de aanvraag voor eigen rekening en risico als eigenaar, zakelijk gerechtigde of pachter een landbouwbedrijf exploiteren met als zodanig in gebruik zijnd bouwland;

    • b. zij blijkens de gegevens van de landbouwtelling 1991 het landbouwbedrijf met het uit produktie te nemen bouwland als zodanig voor eigen rekening en risico hebben geëxploiteerd.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onderdeel b, kan een bijdrage eveneens worden verleend indien natuurlijke personen of rechtspersonen na de landbouwtelling 1991 doch vóór het tijdstip van het indienen van de aanvraag een landbouwbedrijf als geheel in eigendom hebben verkregen, daarop een zakelijk recht hebben verkregen dan wel hebben gepacht of als eigenaar of verpachter van een landbouwbedrijf dit bedrijf weer als geheel in gebruik hebben verkregen, en indien dit bedrijf blijkens de gegevens van de landbouwtelling 1991 met het uit produktie te nemen bouwland als zodanig is geëxploiteerd.

  • 3 Indien meer dan één natuurlijke of rechtsperesoon voor gezamenlijke rekening en risico een landbouwbedrijf exploiteren met als zodanig in gebruik zijnd bouwland, kan de bijdrage worden verleend indien ten minste één van de natuurlijke of rechtspersonen op het tijdstip van de indiening van de aanvraag eigenaar, zakelijk gerechtigde dan wel pachter van dit landbouwbedrijf is en overigens wordt voldaan aan het bepaalde in dit artikel.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Voor het uit produktie nemen van gepacht bouwland en bouwland waarop een zakelijk recht is gevestigd, kan een bijdrage slechts worden verleend, indien:

  • a. de pachter of zakelijk gerechtigde gedurende de periode als bedoeld in artikel 5 een gebruiksrecht heeft ten aanzien van het uit produktie te nemen bouwland;

  • b. in het geval dat het gebruiksrecht als bedoeld in onderdeel a een kortere dan de daargenoemde periode beslaat, de verpachter of eigenaar toestemming hebben verleend.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Een bijdrage kan slechts worden verleend indien de aanvrager zich ertoe verplicht om gedurende de periode van 1 september 1991 tot en met 31 augustus 1992, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 6 en 7, bouwland door braaklegging uit produktie te nemen en te houden.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De aanvrager dient ten minste 15% van zijn oppervlakte bouwland uit produktie te houden, met dien verstande dat de uit produktie te nemen oppervlakte ten minste uit 0,5 aaneengesloten hectare dient te bestaan.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde oppervlakte uit meerdere percelen bestaat, dienen deze afzonderlijk telkens uit ten minste 0,5 aaneengesloten hectare te bestaan.

  • 3 De oppervlakte van het bouwland dat niet uit produktie wordt genomen mag niet groter zijn dan de voor dezelfde doeleinden met het oog op de oogst 1991 gebruikte oppervlakte, verminderd met de overeenkomstig deze beschikking uit produktie genomen oppervlakte.

  • 4 De oppervlakte bouwland waarop gedurende de in artikel 5 genoemde periode graan, snijmais daaronder begrepen, wordt geteeld mag voorts niet groter zijn dan 85% van het met het oog op de oogst 1991 met graan bebouwde areaal.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Het uit produktie genomen bouwland dient in de periode van 1 juli 1992 tot het moment van onderwerken als bedoeld in het derde lid met een groenbemester te zijn bebouwd.

  • 2 Het is verboden de groenbemester of het uit produktie genomen bouwland voor veevoeder of commerciële doeleinden te gebruiken.

  • 3 De groenbemester dient in de periode van 17 augustus tot en met 31 augustus 1992 te worden ondergewerkt.

  • 4 Op het uit produktie genomen bouwland dient zodanig te worden gemaaid dat onkruidwoekering wordt voorkomen. Het gemaaide materiaal mag, onverminderd het gestelde in het derde lid, tot en met 31 augustus 1992 niet worden verwijderd.

  • 5 Het is verboden om op het uit produktie genomen bouwland:

    • a. organische afvalstoffen te gebruiken;

    • b. dierlijke meststoffen te gebruiken, tenzij de directeur LNO hiervoor ontheffing verleent. De directeur LNO kan op een gemotiveerd verzoek van de aanvrager ontheffing verlenen indien het gebruik nodig is om de bodemvruchtbaarheid in stand te houden of bodemerosie tegen te gaan;

    • c. fytofarmaceutische produkten, inclusief herbiciden, te gebruiken, uitgezonderd de door de minister toegelaten middelen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De bijdrage bedraagt € 296,32 per hectare bouwland die uit produktie wordt genomen.

  • 2 De uitbetaling van de bijdrage vindt uiterlijk op 31 december 1992 plaats.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De aanvraag voor een bijdrage dient door het bedrijfshoofd respectievelijk de directeur/bedrijfsleider met gebruikmaking van een door hem volledig en naar waarheid ingevuld, gedagtekend aanvraagformulier, uiterlijk op 15 december 1991 bij de DBH te worden ingediend. Aanvragen kunnen met ingang van 21 oktober 1991 worden ingediend.

  • 2 De DBH is belast met het uitreiken en in ontvangst nemen van de aanvraagformulieren en de daarbij behorende bescheiden.

  • 3 Door het indienen van het aanvraagformulier verplicht de aanvrager zich tot nakoming van de daarin gestelde voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De aanvraag bevat de volgende gegevens:

    • a. de naam, voornamen en het adres van de aanvrager;

    • b. de totale oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf, uitgedrukt in hectaren en aren, waarbij een onderscheid moet worden gemaakt tussen de percelen die de aanvrager in eigendom heeft, heeft gepacht dan wel waarop hij een zakelijk recht heeft;

    • c. de voor de verschillende teelten gebruikte oppervlakte, uitgedrukt in hectaren en aren;

    • d. de oppervlakte van elk braakgelegd perceel, uitgedrukt in hectaren en aren en het gekozen vegetatietype.

  • 2 De in het eerste lid, in de onderdelen b, c en d, genoemde oppervlakte moeten op het aanvraagformulier met kadastrale gegevens worden omschreven dan wel door middel van een bij het aanvraagformulier te voegen en naar het oordeel van de DBH éénduidige situatieschets of omschrijving worden aangeduid.

  • 3 De aanvrager moet op het aanvraagformulier verklaren dat de op het formulier vermelde percelen alle percelen cultuurgrond van zijn bedrijf omvat.

  • 4 De aanvraag dient vergezeld te gaan van:

    • a. bewijsstukken waaruit naar het oordeel van de DBH blijkt dat de aanvrager, voor zover van toepassing, voldoet aan het in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, bepaalde;

    • b. een verklaring van de verpachter dan wel de eigenaar van het bedrijf dat deze instemt met het uit produktie nemen van het gepachte bouwland dan wel met het uit produktie nemen van bouwland waarop een zakelijk recht is gevestigd, in het in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, bedoelde geval;

    • c. bewijsstukken waaruit naar het oordeel van het DBH blijkt welke percelen de aanvrager in eigendom heeft, heeft gepacht dan wel waarop hij een zakelijk recht heeft;

    • d. bewijsstukken waaruit naar het oordeel van de DBH de oppervlakte en de gegevens ter identificatie van de percelen cultuurgrond van het landbouwbedrijf van de aanvrager blijken;

    • e. het bouwplan van het landbouwbedrijf van de aanvrager dat de gegevens moet bevatten omtrent het gebruik, de bestemming en, in voorkomend geval, de vruchtwisseling.

  • 5 De aanvraag wordt niet in behandeling genomen indien de in het eerste, tweede en vierde lid, genoemde gegevens en bescheiden niet zijn verstrekt.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 . Indien op enig moment blijkt dat:

    • a. de aanvrager de verplichtingen voortvloeiende uit zijn aanvraag geheel of gedeeltelijk niet is nagekomen, dan wel

    • b. op het aanvraagformulier onvolledige of onjuiste gegevens heeft verstrekt;

    • c. aan de aanvrager de voor het verkoopseizoen 1991/1992 verschuldigde medeverantwoordelijkheidsheffing ten onrechte is terugbetaald, wordt, onverminderd het bepaalde in het tweede, derde, vierde, vijfde en zesde lid, voor die aanvraag geen bijdrage toegekend dan wel wordt de beslissing houdende toekenning van de bijdrage ingetrokken en zal de reeds uitgekeerde bijdrage worden teruggevorderd.

  • 2 Indien bij controle van het bouwplan

    • a. blijkt dat de in aanmerking komende oppervlakte bouwland meer dan 10% van de aangegeven oppervlakte afwijkt, dan wel

    • b. wordt geconstateerd dat een als bebouwd aangegeven perceel braak ligt, wordt de aanvraag afgewezen.

  • 3 Indien bij controle ter plaatse blijkt dat de oppervlakte waarvoor de aanvraag is ingediend aanmerkelijk, maar niet meer dan 10% en niet meer dan 1 hectare, groter is dan de bij controle geconstateerde oppervlakte, wordt de bijdrage berekend op basis van de geconstateerde oppervlakte, verminderd met het geconstateerde verschil.

  • 4 Indien het verschil tussen de oppervlakte waarvoor de aanvraag is ingediend en de bij controle geconstateerde oppervlakte groter is dan het in het derde lid vermelde verschil, wordt de aanvraag afgewezen, dan wel wordt de beslissing houdende toekenning van de bijdrage ingetrokken.

  • 5 Indien de aanvrager niet voldoet aan het bepaalde in artikel 7, eerste lid, wordt de bijdrage verlaagd met 10%.

  • 6 Indien een van te voren aangekondigde controle ter plaatse door toedoen van de aanvrager niet kan worden verricht, wordt de aanvraag afgewezen, dan wel wordt de beslissing houdende toekenning van de bijdrage ingetrokken, tenzij hij binnen tien dagen nadat het aangekondigde controlebezoek had moeten plaatsvinden schriftelijk met de daartoe strekkende bewijsstukken ten genoege van de directeur LNO aantoont dat het niet kunnen uitvoeren van een controle het gevolg is van overmacht.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De directeur LNO is met de uitvoering van deze beschikking belast en beslist namens de minister op de aanvraag nadat de op het aanvraagformulier vermelde gegevens zijn geverifieerd.

  • 2 Van de beslissing wordt de aanvrager in kennis gesteld.

  • 3 Indien de directeur LNO de aanvraag goedkeurt, ontstaat het recht op de bijdrage vanaf het tijdstip van goedkeuring.

  • 4 Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen wordt de beslissing met redenen omkleed.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 worden ten onrechte betaalde bedragen door de directeur LNO teruggevorderd.

  • 2 De aanvrager is verplicht op eerste vordering van de directeur LNO, zonder dat ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst is vereist, het betrokken bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over de periode vanaf het tijdstip van uitbetaling tot het tijdstip waarop het betrokken bedrag door de directeur LNO is ontvangen, terug te betalen.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De aanvrager is verplicht om alle in het kader van deze beschikking benodigde gegevens volledig en naar waarheid te verstrekken.

  • 2 De aanvrager is verplicht alle ter zake van die gegevens gewenste nadere inlichtingen terstond en naar waarheid aan de met de uitvoering van en controle op deze beschikking belaste ambtenaren te verstrekken.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Tegen een besluit genomen op grond van deze beschikking kan de natuurlijke of rechtspersoon, die door dit besluit rechtstreeks in zijn belang is getroffen, een bezwaarschrift indienen bij de minister.

  • 2 De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt 30 dagen. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit is verzonden of uitgereikt.

  • 3 Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft niet-ontvankelijkheid op die grond achterwege indien de betrokkene aantoont dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.

  • 4 Het bezwaar schorst niet de werking van het besluit waartegen het gericht is.

  • 5 Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

    • a. naam en adres van de indiener;

    • b. dagtekening van het bezwaarschrift;

    • c. een omschrijving, met vermelding van kenmerk en datum, van het besluit waartegen het bezwaar zich richt, zo mogelijk door medezending van een kopie van het besluit;

    • d. de gronden voor het bezwaar, tenzij van de indiener in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij reeds bij het indienen van het bezwaarschrift een schriftelijke motivering geeft, in welk geval hij deze binnen een door of vanwege de minister vast te stellen termijn dient te verstrekken.

  • 6 Indien niet voldaan is aan het bepaalde in het vijfde lid kan het bezwaarschrift niet-ontvankelijk worden verklaard mits de indiener de gelegenheid heeft gehad binnen een door de minister gestelde termijn het verzuim te herstellen.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van haar bekendmaking in de Staatscourant.

  • 2 Zij kan worden aangehaald als: Beschikking ter zake van het tijdelijk uit produktie nemen van bouwland.

's-Gravenhage, 18 oktober 1991,

De

minister

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

P. Bukman

Bijlage I. Lijst van produkten als bedoeld in artikel I, onderdeel g

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1. Wintertarwe

  • 2. Zomertarwe

  • 3. Wintergerst

  • 4. Zomergerst

  • 5. Rogge

  • 6. Haver

  • 7. Maïs (inclusief snijmaïs)

  • 8. Triticale

  • 9. Boekweit, gierst, kanariezaad

  • 10. Groene erwten en schokkers

  • 11. Kapucijners en grauwe erwten

  • 12. Tuin- en veldbonen

  • 13. Niet-bittere lupinen

  • 14. Kool- en raapzaad

  • 15. Zonnebloempitten

Bijlage II. Lijst van groenbemesters als bedoeld in artikel I, onderdeel i

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1. Mengsels van grassen

  • 2. Mengsels van gras en klaver

  • 3. Bittere wikke

  • 4. Zandwikke

  • 5. Bittere lupinen

  • 6. Serradelle

  • 7. Kruisbloemigen

    • Bladrammenas

    • Gele mosterd

    • Bladkool

  • 8. Overige:

    • Facelia

    • Spurrie

  • 9. Afrikaanjes (Tagetes)

  • 10. Enkelvoudige klaver

Naar boven