Bijlage 1
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Inleiding
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
De voorliggende structuur bij het onderwerp ‘Duitsland’ vertoont inhoudelijk grote
overeenkomst met de structuur ‘De beide Duitslanden’ (gepubliceerd in bijlage 1 bij
de regeling d.d. 16 april 1989, kenmerk VO/AV/BE-894375). Uiteraard kon de centrale
probleemstelling van ‘De beide Duitslanden’: ‘In hoeverre leiden de maatschappelijke
stelsels in respectievelijk de socialistische en niet-socialistische landen tot verschillen
in ruimtelijke organisatie en inrichting en welke gevolgen hebben zij voor de onderlinge
betrekkingen tussen die landen’, op deze wijze geformuleerd niet gehandhaafd blijven.
Wel is duidelijk dat er, door het feit dat gedurende 45 jaar de maatschappelijke stelsels
in Oost- en West-Duitsland zeer verschillend waren, wat betreft ruimtelijke organisatie
en inrichting nog geruime tijd duidelijke verschillen zullen blijven tussen beide
landsdelen. Voor deze verschillen wordt in de structuur speciaal aandacht gevraagd.
Speciale aandacht verdienen ook de ruimtelijke problemen die voortvloeien uit het
herenigen van beide staten, waarbij in het bijzonder de totaal veranderde positie
van de stad Berlijn ruimtelijk zeer interessant is.
De structuur bestaat uit vier delen, aangegeven met de letters A, B, C en D. In het
A-gedeelte, ‘Benaderingswijze’ wordt om te beginnen duidelijk gemaakt, dat het in
de aardrijkskunde gaat om samenhang tussen enerzijds de ruimtelijke organisatie en
inrichting van gebieden en anderzijds een aantal relevante fysische, economische,
demografische, sociale en politieke factoren.
Verder staat er vermeld dat de leerstof moet worden beperkt door aandacht te geven
aan een viertal met name genoemde regio's. De speciale aandacht voor vier regio's
impliceert niet dat de kandidaat van de rest van Duitsland helemaal niets hoeft te
weten. In A2 staat dat er ten aanzien van het hele gebied een zekere basiskennis verondersteld
wordt.
In het B-gedeelte ‘Omschrijving van de examenstof’ zijn de reeds genoemde factoren
zodanig gegroepeerd dat de ruimtelijke samenhang vanuit vier invalshoeken bekeken
kan worden. Per invalshoek is zo duidelijk mogelijk aangegeven wat wel (en dus wat
ook niet) behandeld dient te worden. Zo blijkt uit de formulering bij de fysische
invalshoek, dat de fysische factoren beschouwd moeten worden als gegevens ter verklaring
van de inrichting. De vraag naar het ontstaan van bijvoorbeeld delfstoffen blijft
dus buiten beschouwing. Alleen bij de factor klimaat wordt van de kandidaat meer gevraagd
dan alleen maar een beschrijving. Dat blijkt uit de examenstof die vermeld is onder
C.
In het C-gedeelte ‘Lijst van termen en begrippen’ worden bij elke invalshoek de begrippen
en termen genoemd die daarbij redelijkerwijs ter sprake kunnen komen. Soms is er uit
de opsomming van de examenstof af te leiden, of er al of niet een verklaring wordt
verwacht. Zo staat er bijvoorbeeld bij de fysische invalshoek, dat de kandidaten de
factoren moeten kennen die de temperatuur bepalen en dat ze ook op de hoogte dienen
te zijn van de invloed van het reliëf op de verdeling van de neerslag. De kandidaten
moeten dus bijvoorbeeld niet alleen weten dat er in het Sauerland meer regen valt
dan in het Ruhrgebied, maar ook kunnen verklaren waardoor dat komt.
In het D-gedeelte wordt de topografie vermeld.
Het selecteren van een (beperkte) hoeveelheid topografie noopt tot arbitraire beslissingen.
Bij de selectie van de plaatsen is uitgegaan van de kaart ‘Verdichtungsräume und Zentrale
Orte’ in de Alexander-Atlas.
Gekozen is voor de Zentrale Orte van het hoogste en van het één na hoogste niveau,
waar nodig aangevuld met de namen van een aantal relevante steden.
C. Lijst van termen en begrippen
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
De hieronder vermelde lijst van termen en begrippen is bedoeld als specificatie van
de hierboven vermelde stofomschrijving. De genoemde lijst vormt een indicatie voor
de termen en begrippen die aan de orde kunnen komen, maar mag niet als volledig beschouwd
worden. Relevante termen en begrippen van eenvoudige aard, die naar de gangbare mening
van onderwijsgevenden tot de onbetwiste leerstof in de onderbouw behoren, worden bekend
verondersteld.
-
1 De fysische invalshoek
-
elementen van het klimaat
-
factoren die de temperatuur bepalen
-
isothermen
-
de invloed van het reliëf op de verdeling van de neerslag oppervlaktevormen
-
reliëf
-
natuurlijke landschappen
-
laagland
-
middelgebergte
-
hooggebergte
-
wadkust
-
delfstoffen
-
waterhuishouding
-
regiem
-
grondsoorten
-
2 De economische invalshoek
-
planeconomie en markteconomie
-
vrije ondernemingsgewijze produktie
-
BNP
-
handels- en betalingsbalans
-
beroepsstructuur
-
mijnbouw
-
dagbouw
-
schachtbouw
landbouw
-
intensivering
-
schaalvergroting
-
verkaveling
-
collectivisering
-
Landwirtschaftliche Produktionsgenossenschaften (LPG)
-
Volkseigene Betrieben (VEB)
industrie
-
zware en lichte industrie
-
afvallozingen en uitstoot
energievoorziening
-
thermo-centrales
-
hydro-centrales
diensten
-
infrastructuur
-
vervoersvormen
-
goederenstromen
-
verzorgingsgebied
-
3 De demografische invalshoek
-
bevolkingsdichtheid
-
bevolkingsspreiding
-
natuurlijke bevolkingsontwikkeling
-
autochtonen en allochtonen
-
veroudering en vergrijzing
-
leeftijdsopbouw
-
leeftijdspiramide
-
4 De sociale en politieke invalshoek
-
grens
-
bondsstaat
-
bevolkingspolitiek
-
collectiviteit
-
sociale structuur
-
discriminatie
-
segregatie
-
milieu-effecten
-
communisme en socialisme
-
kapitalisme
-
parlementaire democratie
-
Volksdemocratie
-
blokvorming
-
EG
-
COMECON
-
NATO
-
Warschaupact
-
glasnost
-
perestrojka
-
Berlijnse muur
-
IJzeren gordijn