Wijzigingswet Wet op de accijns van minerale oliën (lastenverzwaring auto's in verband met tariefstijging openbaar vervoer)

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 16-09-1991 t/m heden

Wet van 4 juli 1991, tot wijziging van de Wet op de accijns van minerale oliën en van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 (lastenverzwaring auto's in verband met tariefstijging openbaar vervoer)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het uit een oogpunt van een evenwichtige ontwikkeling van de tarieven van het openbaar vervoer enerzijds en van de autokosten anderzijds wenselijk is de accijnzen op de motorbrandstoffen en in samenhang daarmee de brandstoftoeslagen in de motorrijtuigenbelasting te verhogen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel IV

  • 1 Voor een motorrijtuig als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a of b, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966, waarvoor vóór 16 juli 1991 motorrijtuigenbelasting is betaald over een tijdvak waarvan een gedeelte valt na 15 juli 1991, is over het gehele tijdvak motorrijtuigenbelasting verschuldigd naar het tarief dat met betrekking tot dat motorrijtuig gold bij de aanvang van dat tijdvak.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing met betrekking tot een motorrijtuig waarvoor de motorrijtuigbelasting is betaald na 15 februari 1991 over een tijdvak van twaalf of van drie maanden tenzij:

    • a. het in het eerste lid bedoelde tijdvak eindigt op 31 juli 1991;

    • b. de houder van het motorrijtuig voor de eerste maal voor dat motorrijtuig de belasting heeft betaald; of

    • c. de houder van het motorrijtuig de belasting heeft betaald over een tijdvak dat aansluit op een tijdvak van twaalf of drie maanden dat is geëindigd vóór 16 juli 1991.

  • 3 Voor een motorrijtuig waarmee gebruik van de weg wordt gemaakt op een tijdstip na 31 juli 1991 en waarvoor vóór 16 juli 1991 motorrijtuigenbelasting is betaald over een tijdvak dat geheel of gedeeltelijk valt na 15 juli 1991 en waarop het eerste lid krachtens het bepaalde in het tweede lid niet van toepassing is, moet de ingevolge deze wet meer verschuldigde belasting over de op het tijdstip van het gebruik nog niet verstreken maanden van dat tijdvak vóór dat tijdstip worden betaald.

Artikel V

  • 1 Voor een motorrijtuig als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a of b, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966, waarvoor vóór 16 september 1991 motorrijtuigenbelasting is betaald over een tijdvak waarvan een gedeelte valt na 15 september 1991, is over het gehele tijdvak motorrijtuigenbelasting verschuldigd naar het tarief dat met betrekking tot dat motorrijtuig gold bij de aanvang van dat tijdvak.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing met betrekking tot een motorrijtuig waarvoor de motorrijtuigenbelasting is betaald na 18 juni 1991 over een tijdvak van twaalf of van drie maanden tenzij:

    • a. het in het eerste lid bedoelde tijdvak eindigt op 1 oktober 1991;

    • b. de houder van het motorrijtuig voor de eerste maal voor dat motorrijtuig de belasting heeft betaald; of

    • c. de houder van het motorrijtuig de belasting heeft betaald over een tijdvak dat aansluit op een tijdvak van twaalf of drie maanden dat is geëindigd vóór 16 september 1991.

  • 3 Voor een motorrijtuig waarmee gebruik van de weg wordt gemaakt op een tijdstip na 1 oktober 1991 en waarvoor vóór 16 september 1991 motorrijtuigenbelasting is betaald over een tijdvak dat geheel of gedeeltelijk valt na 15 september 1991 en waarop het eerste lid krachtens het bepaalde in het tweede lid niet van toepassing is, moet de ingevolge deze wet meer verschuldigde belasting over de op het tijdstip van het gebruik nog niet verstreken maanden van dat tijdvak vóór dat tijdstip worden betaald.

Artikel VI

Voor een motorrijtuig als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c of d, alsmede voor een motorrijtuig als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel c of d, van de Wet op de motorrijtuigbelasting 1966, waarvoor motorrijtuigenbelasting is betaald over een tijdvak waarvan een gedeelte valt na 15 september 1991, wordt over dat gedeelte van het tijdvak teruggaaf verleend voor het verschil tussen het tarief dat geldt op 15 september 1991 en het tarief dat geldt met ingang van 16 september 1991.

Artikel VIII

  • 1 Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat verschillend kan zijn voor de verschillende artkelen van deze wet of onderdelen daarvan.

  • 2 Indien het in het eerste lid bedoelde tijdstip van inwerkingtreding na 1 juli 1991 ligt, kunnen de in de artikelen IV en VI vermelde tijdstippen worden aangepast aan dat tijdstip.

Artikel IX

  • 1 Indien deze wet in werking treedt met ingang van 16 september 1991, vervallen de artikelen II, onderdeel B.1, B.2, B.3 en B.4 en IV.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 4 juli 1991

Beatrix

De Minister van Financiën,

W. Kok

De Staatssecretaris van Financiën,

M. J. J. van Amelsvoort

Uitgegeven de vijfde juli 1991

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven