Wet regels inzake heffing van rechten voor legalisatie van handtekeningen

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-08-2005 t/m heden

Wet van 26 juni 1991, houdende regels inzake de heffing van rechten voor de legalisatie van handtekeningen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het heffen van rechten voor het legaliseren van handtekeningen een wettelijke basis behoeft;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

  • 1 Voor het legaliseren van handtekeningen zijn aan het Rijk rechten verschuldigd.

  • 2 Het tarief van de rechten wordt vastgesteld door Onze minister wie het aangaat. Het tarief wordt zodanig vastgesteld dat de geraamde opbrengst van de rechten de geraamde uitgaven terzake niet te boven gaat.

Artikel 2

  • 1 De Wet van 9 mei 1890, Stb. 80, tot nadere regeling van de heffing en bestemming der Kanselarijleges wordt ingetrokken.

  • 2 Het koninklijk besluit van 10 september 1969, Stcrt. 182, houdende regeling inzake de vergoeding voor het verstrekken van afschriften en voor de legalisatie van handtekeningen, wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag van de datum, van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 2, eerste lid, welke in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 26 juni 1991

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

M. J. J. van Amelsvoort

Uitgegeven de elfde juli 1991

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven