Voorschriften waaraan speelgoed en kinderwaren dienen te voldoen ( artikel 3, tweede lid)
[Regeling vervallen per 20-07-2011]
A. Algemene voorschriften
[Regeling vervallen per 20-07-2011]
Voorschriften inzake fysisch-mechanische veiligheid
[Regeling vervallen per 20-07-2011]
-
1. Speelgoed en kinderwaren dienen:
-
a. de nodige mechanische eigenschappen en in voorkomend geval de vereiste stabiliteit
te hebben, om de bij het gebruik uitgeoefende druk te weerstaan zonder dat zij daarbij
breken of kunnen vervormen met gevaar voor lichamelijk letsel;
-
b. een zo klein mogelijke kans op lichamelijk letsel bij aanraking van bereikbare hoeken,
uitstekende delen, snoeren, kabels en bevestigingen ervan te bieden;
-
c. een minimale kans op lichamelijk letsel ten gevolge van de beweging van de delen ervan
te bieden;
-
d. indien kinderen in het speelgoed of de kinderwaren kunnen kruipen, een uitgang te
hebben die gemakkelijk van binnenuit kan worden geopend;
-
e. geen gevaar voor verstikking of verwurging op te leveren; dit zelfde geldt voor de
verpakking ervan.
-
2. Speelgoed en kinderwaren, kennelijk bestemd voor kinderen jonger dan 36 maanden, moeten
zo groot zijn dat zij niet door hen kunnen worden ingeslikt of ingeademd.
-
3. Speelgoed en kinderwaren bestemd om in ondiep water te worden gebruikt en om het kind
te dragen of drijvende te houden op het water, moeten, gelet op het aanbevolen gebruik
ervan, een zo klein mogelijk gevaar voor verlies van het drijfvermogen alsmede van
de steun die zij aan het kind geven, hebben.
-
4. Speelgoed en kinderwaren waarmee het kind zich kan voortbewegen, moeten voor zover
mogelijk voorzien zijn van aan de waar aangepaste remmen die berekend zijn op de door
het speelgoed opgewekte kinetische energie. Deze remmen moeten gemakkelijk door het
kind bediend kunnen worden zonder dat het daarbij gevaar loopt uit of van het speelgoed
of kinderwaar af te vallen of zichzelf of anderen te verwonden.
-
5. De constructie, vorm en -samenstelling van projectielen en de kinetische energie die
deze kunnen ontwikkelen bij lancering door een daartoe ontworpen stuk speelgoed of
kinderwaar, moeten zodanig zijn dat het gevaar voor verwonding van de gebruiker van
het speelgoed of kinderwaar, of van derden niet onredelijk groot is, gelet op de aard
van het speelgoed of kinderwaar.
-
6. Speelgoed dat warmte-elementen bevat en kinderwaren, uitgezonderd stoommachines, die
dergelijke elementen bevatten, moeten zodanige eigenschappen hebben dat:
-
a. de hoogste temperatuur die aan elke toegankelijke zijde wordt bereikt zodanig is dat
aanraking daarvan geen verbranding tot gevolg heeft;
-
b. de temperatuur of druk van de vloeistoffen, dampen en gassen in het speelgoed niet
zo hoog oplopen dat deze, indien zij voor de goede werking van het speelgoed moeten
ontsnappen, brandwonden of ander lichamelijk letsel kunnen veroorzaken.
Voorschriften inzake brandbaarheid en ontploffingsgevaar
[Regeling vervallen per 20-07-2011]
7.
7.1. Speelgoed en kinderwaren anders dan vouw-, teken- en soortgelijk knutselpapier,
dienen te zijn samengesteld uit materialen die:
-
a. niet branden onder de directe inwerking van een vlam of vonk of andere potentiële
oorzaak van ontbranding, dan wel;
-
b. moeilijk ontvlambaar zijn, dan wel;
-
c. indien zij vlam vatten, traag branden, waarbij de vlam zich langzaam verspreid, dan
wel;
-
d. ongeacht de chemische samenstelling van het speelgoed, zodanig zijn behandeld dat
het verbrandingsproces wordt vertraagd.
7.2. Het in het speelgoed of de kinderwaar aanwezige brandbare materiaal, mag geen
gevaar van ontbranding meebrengen voor andere In het speelgoed of de kinderwaar verwerkte
stoffen.
8. Speelgoed en kinderwaren mogen als zodanig geen stoffen of mengsels bevatten die
ontvlambaar worden door het verlies van vluchtige niet-ontvlambare componenten, indien
het om te kunnen functioneren, met name materiaal en apparatuur voor scheikundige
experimenten, modelbouw, boetseren met kunststof of klei, emailleren, fotograferen
of soortgelijke activiteiten, mengsels bevat die gevaarlijk zijn zoals omschreven
in richtlijn 67/548/EEG, noch stoffen waarvoor de criteria van een of meer van de
volgende gevarenklassen of categorieën van bijlage I bij verordening (EG) nr. 1272/2008
vervuld zijn:
-
1° de gevarenklassen 2.1 tot en met 2.4, 2.6 en 2.7, 2.8 typen A en B, 2.9, 2.10, 2.12,
2.13 categorieën 1 en 2, 2.14 categorieën 1 en 2, en 2.15 typen A tot en met F;
-
2° de gevarenklassen 3.1 tot en met 3.6, 3.7 schadelijke effecten op de seksuele functie
en de vruchtbaarheid of de ontwikkeling, 3.8 andere effecten dan een narcotische werking,
3.9 en 3.10;
-
3° de gevarenklasse 4.1;
-
4° de gevarenklasse 5.1.
9.
9.1. Speelgoed en kinderwaren uitgezonderd slaghoedjes, speciaal ontworpen voor speelgoed
en kinderwaren, mogen niet ontplofbaar zijn en mogen geen ontplofbare bestanddelen
bevatten.
9.2. Speelgoed en kinderwaren mogen geen stoffen of mengsels bevatten:
-
a. die bij vermenging een ontploffing kunnen veroorzaken door chemische reactie dan wel
bij vermenging met oxyderende stoffen;
-
b. die vluchtige componenten bevatten die ontvlambaar zijn in de lucht en ontvlambare
of explosieve mengsels van damp en lucht kunnen vormen.
Voorschriften inzake chemische veiligheid
[Regeling vervallen per 20-07-2011]
10. Speelgoed en kinderwaren dienen geen gevaar voor de gezondheid of lichamelijk
letsel bij inslikken, inademing of contact met de huid, de slijmvliezen of de ogen
met zich mee te brengen voortkomend uit de chemische samenstelling van het speelgoed
of de kinderwaar.
11.
11.1 Speelgoed en kinderwaren mogen geen mengsels bevatten die gevaarlijk zijn in
de zin van richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese
Unie van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke
bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van
gevaarlijke preparaten, noch stoffen waarvoor de criteria van een of meer van de volgende
gevarenklassen of categorieën van bijlage I bij verordening (EG) nr. 1272/2008 vervuld
zijn:
-
1° de gevarenklassen 2.1 tot en met 2.4, 2.6 en 2.7, 2.8 typen A en B, 2.9, 2.10, 2.12,
2.13 categorieën 1 en 2, 2.14 categorieën 1 en 2, en 2.15 typen A tot en met F;
-
2° de gevarenklassen 3.1 tot en met 3.6, 3.7 schadelijke effecten op de seksuele functie
en de vruchtbaarheid of de ontwikkeling, 3.8 andere effecten dan een narcotische werking,
3.9 en 3.10;
-
3° de gevarenklasse 4.1;
-
4° de gevarenklasse 5.1,
in hoeveelheden die de gezondheid van het kind dat het speelgoed of de kinderwaar
gebruikt, kunnen schaden. In ieder geval is het verboden in speelgoed of kinderwaren
dergelijke stoffen of mengsels te verwerken indien het speelgoed of de kinderwaar
bestemd is om als zodanig bij het spelen te worden gebruikt.
11.2 Onverminderd het in voorschrift 11.1 bepaalde mag de biologische beschikbaarheid
ten gevolge van het gebruik van speelgoed en kinderwaren, per dag voor de onderstaande
elementen en verbindingen niet meer bedragen dan de daarbij vermelde hoeveelheden:
0,2 µg voor antimoon;
0,1 µg voor arsenicum;
25,0 µg voor barium;
0,6 µg voor cadmium;
0,3 µg voor chroom;
0,7 µg voor lood;
0,5 µg voor kwik;
5,0 µg voor selenium.
11.3. Met uitzondering van het speelgoed en de kinderwaren als bedoeld in voorschrift
8 mogen speelgoed en kinderwaren niet als zodanig bestaan of mede bestaan uit gevaarlijke
stoffen en mengsels in de zin van richtlijn 67/548/EEG of richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke
bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van
gevaarlijke preparaten (PbEG L 200).
11.4. Het speelgoed en de kinderwaren als bedoeld in voorschrift 8, mogen slechts
bestaan uit gevaarlijke stoffen en mengsels in de zin van de richtlijn 67/548/EEG of richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke
bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van
gevaarlijke preparaten (PbEG L 200) indien deze worden genoemd in de door Onze Minister
aangewezen versie van de norm CEN 71, deel 4 en de in deze norm genoemde maximum toegelaten
concentraties van deze stoffen en mengsels niet worden overschreden.
Voorschriften inzake elektrische veiligheid
[Regeling vervallen per 20-07-2011]
12.
12.1. Delen van speelgoed en kinderwaren die in contact staan of kunnen komen met
een elektriciteitsbron die een elektrische schok kan veroorzaken, alsmede de kabels
of draden waarlangs de elektriciteit naar deze delen wordt geleid, dienen goed geïsoleerd
en mechanisch beveiligd te zijn om het gevaar van elektrische schokken te voorkomen.
Voorschriften inzake verbrandingsgevaar
[Regeling vervallen per 20-07-2011]
13. Speelgoed en kinderwaren moeten zodanige eigenschappen hebben dat de hoogste temperaturen
die optreden aan de oppervlakte van alle rechtstreeks toegankelijke delen, bij aanraking
daarvan geen brandwonden kunnen veroorzaken.
Voorschriften inzake hygiëne
[Regeling vervallen per 20-07-2011]
14. Speelgoed en kinderwaren dienen zodanig te voldoen aan de eisen inzake hygiëne
en zuiverheid dat gevaar voor infectie, ziekte en besmetting wordt vermeden.
Voorschriften inzake radio-activiteit
[Regeling vervallen per 20-07-2011]
15. Speelgoed en kinderwaren mogen geen radio-actieve elementen of stoffen bevatten
in een vorm of hoeveelheid die schade kan berokkenen aan de gezondheid van het kind.
Voorschriften inzake vermeldingen en gebruiksaanwijzingen
[Regeling vervallen per 20-07-2011]
16.
16.1. Speelgoed en kinderwaren die gevaarlijk kunnen zijn voor kinderen beneden de
36 maanden, dienen te zijn voorzien van de aanduiding "Niet bedoeld voor kinderen
jonger dan 36 maanden" of van de vermelding "Niet bedoeld voor kinderen jonger dan
drie jaar", alsmede van een korte vermelding - die ook in de gebruiksaanwijzing mag
voorkomen - van de specifieke gevaren waardoor deze aanduiding wordt gemotiveerd.
17.
17.1. Speeltoestellen dienen te zijn voorzien van een gebruiksaanwijzing, waarin de
aandacht wordt gevestigd op de noodzaak van periodieke controles en onderhoud van
de belangrijkste delen zoals ophangingsmiddelen, haken en bevestiging op de grond
en waarin wordt aangegeven dat bij het nalaten van deze controle gevaar voor vallen
van de kinderen of omvallen van de toestellen ontstaat.
17.2. In de in het eerste lid bedoelde gebruiksaanwijzing moeten tevens aanwijzingen
worden gegeven betreffende de correcte montage, met vermelding van de onderdelen die
bij verkeerde montage gevaren kunnen opleveren.
18.
18.1. Speelgoed en kinderwaren die als speelwaarde een functie hebben welke vergelijkbaar
is met die van apparaten en/of installaties bestemd voor gebruik door volwassenen,
dienen te zijn voorzien van de aanduiding "Waarschuwing! Alleen te gebruiken onder
toezicht van een volwassene".
18.2. Speelgoed en kinderwaren als bedoeld in het eerste lid, dienen tevens te zijn
voorzien van een gebruiksaanwijzing waarin dient te worden vermeld:
-
a. de instructies inzake de bediening en de in acht te nemen voorzorgsmaatregelen;
-
b. de gevaren voortkomende uit veronachtzaming van deze voorzorgsmaatregelen;
-
c. de waarschuwing het speelgoed of de kinderwaren buiten bereik van zeer jonge kinderen
te houden.
19.
19.1. Speelgoed en kinderwaren als bedoeld in voorschrift 8 dienen te zijn voorzien
van een gebruiksaanwijzing waarin is aangegeven:
-
a. de gevaarlijke aard van de stoffen en mengsels als bedoeld in dat artikel;
-
b. de voorzorgsmaatregelen die het kind in acht dient te nemen ter vermijding van de
gevaren voortvloeiende uit die gevaarlijke aard;
-
c. aanwijzingen inzake te verlenen eerste hulp bij ernstige ongevallen met het speelgoed
of de kinderwaar;
-
d. de vermelding het speelgoed of de kinderwaar buiten bereik van zeer jonge kinderen
te houden.
19.2. Speelgoed en kinderwaren als bedoeld in voorschrift 8, dienen op de verpakking
te zijn voorzien van de aanduiding "Voorzichtig!" gevolgd door de vermelding van de
leeftijdscategorie waarvoor het speelgoed of de kinderwaar uitsluitend bestemd is
en de toevoeging dat de waar slechts onder toezicht van volwassenen mag worden gebruikt.
19.3 Onverminderd de onderdelen 18.1 en 18.2 en onverminderd verordening (EG) nr.
1272/2008 wordt op de gebruiksaanwijzing van het speelgoed of de kinderwaar die mengsels
bevatten die als zodanig gevaarlijk zijn of stoffen waarvoor de criteria van een of
meer van de volgende gevarenklassen of categorieën van bijlage I bij verordening (EG)
nr. 1272/2008 vervuld zijn:
-
1° de gevarenklassen 2.1 tot en met 2.4, 2.6 en 2.7, 2.8 typen A en B, 2.9, 2.10, 2.12,
2.13 categorieën 1 en 2, 2.14 categorieën 1 en 2, en 2.15 typen A tot en met F;
-
2° de gevarenklassen 3.1 tot en met 3.6, 3.7 schadelijke effecten op de seksuele functie
en de vruchtbaarheid of de ontwikkeling, 3.8 andere effecten dan een narcotische werking,
3.9 en 3.10;
-
3° de gevarenklasse 4.1;
-
4° de gevarenklasse 5.1,
de gevaarlijke aard van deze stoffen of mengsels vermeld, alsmede de voorzorgsmaatregelen
die de gebruiker in acht moet nemen om de desbetreffende gevaren te vermijden, die
al naargelang van het type speelgoed of kinderwaar kort nader moeten worden aangeduid.
Tevens wordt aangegeven welke eerste hulp moet worden verleend bij ernstige ongevallen
die het gevolg zijn van het gebruik van dit soort speelgoed of kinderwaar. Ook wordt
vermeld dat het speelgoed of kinderwaar buiten het bereik van zeer jonge kinderen
moet worden gehouden.
20. Schaatsplanken en rolschaatsen moeten zijn voorzien van:
-
a. de vermelding "Waarschuwing! Alleen te gebruiken met beschermingsuitrusting".
-
b. een gebruiksaanwijzing waarin er op wordt gewezen dat men met dit speelgoed voorzichtig
moet omgaan, daar er grote behendigheid vereist is en om ongevallen voor de gebruiker
en derden te voorkomen. Tevens wordt aangegeven welke beschermingsuitrusting wordt
aangeraden.
21. Speelgoed en kinderwaren als bedoeld in voorschrift 3, dienen te zijn voorzien
van de vermelding "Waarschuwing! Alleen te gebruiken onder toezicht en in water waar
kinderen kunnen staan.".
B. Onverminderd de onder A. gestelde voorschriften dienen het desbetreffende speelgoed
en de desbetreffende kinderwaren tevens te voldoen aan de navolgende specifieke voorschriften.
[Regeling vervallen per 20-07-2011]
Fopspenen
[Regeling vervallen per 20-07-2011]
1.
1.1. Fopspenen dienen onverminderd het in voorschrift 2 bepaalde te voldoen aan de
volgende eisen:
-
a. zij mogen niet zijn voorzien van band, koord, touw, elastiek of ander materiaal;
-
b. de speen mag niet zijn voorzien van een opening;
-
c. zij dienen te zijn voorzien van een schild, dat zodanig van vorm en stevigheid is
dat de fopspenen met een trekkracht van 60N niet door de opening van de testplaat,
zoals omschreven in de desbetreffende methoden van onderzoek van de Warenwetregeling
onderzoeksmethoden kinderwaren (Stcrt. 1991, 106) kunnen worden getrokken. De fopspeen
mag daarbij niet scheuren of losraken;
-
d. de afstand van de top van de speen tot het schild mag niet groter zijn dan 30 mm;
-
e. zij mogen geen losse, afneembare of afbijtbare onderdelen bevatten die passen in de
testholte als omschreven in de desbetreffende methoden van onderzoek van de Warenwetregeling
onderzoeksmethoden kinderwaren.
1.2. Fopspenen dienen te zijn voorzien van de volgende vermeldingen:
-
a. met de hand goed schoonwrijven onder stromend water; daarna enige minuten uitkoken.
-
b. regelmatig controleren op gaatjes en zwakke plekken, vooral als het kind tandjes heeft.
Bij beschadiging vervangen.
-
c. een fopspeen is om op te zuigen; kinderen die op fopspenen bijten kunnen beter een
bijtring gebruiken;
-
d. gebruik de fopspeen niet langer dan 6 weken.
Slaghoedjes speciaal ontworpen voor speelgoed en kinderwaren
[Regeling vervallen per 20-07-2011]
3.
3.1. De in de slaghoedjes aanwezige lading mag niet meer dan 7,5 mg knalsas per stuk
bevatten en moet zodanig stabiel zijn, dat deze bij het bewaren of het gebruiken niet
spontaan explodeert. De in de klappertjes aanwezige lading moet een voldoende bestendigheid
tegen druk bezitten.
3.2. Slaghoedjes mogen bij het ontbranden slechts een zodanig explosie druk veroorzaken
dat deze een geluidsniveau (L Piek) oplevert van niet meer dan 150 db (lin).
3.3. Slaghoedjes moeten zijn voorzien van de volgende vermelding:
"Waarschuwing! Niet in de buurt van ogen of oren afschieten. Niet los in de broekzak
bewaren."
Speelgoedstoommachines
[Regeling vervallen per 20-07-2011]
4. Speelgoedstoommachines moeten zodanige eigenschappen hebben, dat:
-
a. de capaciteit van de ketel de 2000 cm3 niet overschrijdt;
-
b. de absolute druk in de ketel maximaal 0,15 MPa (1,5 bar) is;
-
c. de ketel is voorzien van een of meer veiligheidsventielen van roestvrij materiaal,
welke niet door middel van gewichten mogen werken;
-
d. de oppervlakte van de warmtebron geen hogere temperatuur kan opleveren dan 150° C.
Schertsartikelen
[Regeling vervallen per 20-07-2011]
5. Schertsartikelen mogen niet in aantoonbare hoeveelheden bevatten:
-
- alifatische en aromatische verbindingen met een nitrogroep;
-
- verbindingen uit de groep 2-alkoxy-ethanol en de esters daarvan;
-
- gehalogeneerde alifatische en aromatische verbindingen;
-
- alifatische en aromatische aminen;
-
- zwavelkoolstof;
Elektrisch speelgoed en elektrische kinderwaren
[Regeling vervallen per 20-07-2011]
6. Elektrisch speelgoed en elektrische kinderwaren mogen slechts functioneren op een
nominale spanning van ten hoogste 24 volt waarbij geen enkel onderdeel van de waar
onder spanning van meer dan 24 volt mag staan, met uitzondering van transformatoren
welke dienen te voldoen aan nen-en 60 7 42.