Instelling tijdelijke externe Commissie Bestuursorganisatie in het Wetenschappelijk Onderwijs

Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 24-04-1991 t/m heden

Instelling tijdelijke externe Commissie Bestuursorganisatie in het Wetenschappelijk Onderwijs

De minister van onderwijs en wetenschappen,

Overwegende, dat het, in het licht van de verzelfstandiging van de hoger onderwijs instellingen, gewenst is dat universiteiten de mogelijkheid krijgen een eigen ‘charter’ op te stellen, en dat het gewenst is dat er een advies wordt uitgebracht door een tijdelijke externe commissie zodat inzicht wordt verkregen in de mogelijkheden die een ‘charter’ biedt, maar ook duidelijk wordt waar de grenzen liggen gelet op de criteria waaraan zal moeten worden voldaan;

Besluit:

Artikel 1

In deze beschikking wordt verstaan onder:

minister:

de Minister van Onderwijs en Wetenschappen

commissie:

de tijdelijke externe commissie ‘bestuursorganisatie in het wetenschappelijk onderwijs’, bedoeld in artikel 2.

Artikel 3

  • 1 De commissie heeft de volgende taken:

    • a. Het ontwerpen van ten minste een tweetal voorbeeld-charters betreffende de bestuursstructuur van een universiteit.

    • b. Het doen van voorstellen betreffende de criteria waaraan een ontwerp-charter getoetst dient te worden.

  • 2 De minister kan ten aanzien van de taken genoemd in het eerste lid aan de commissie richtlijnen geven.

Artikel 4

De commissie brengt, op een door de minister na overleg met de leden van de commissie vast te stellen datum, advies uit aan de minister.

Artikel 5

  • 1 Tot voorzitter, tevens lid van de commissie wordt benoemd: dr A. van der Zwan.

  • 2 Tot leden van de commissie worden benoemd:

    • -

      mr. drs. M.A.K. Snijders;

    • -

      drs. H.J. Brinkman.

    In het secretariaat wordt door de minister voorzien.

Artikel 6

  • 1 De commissie bepaalt haar eigen werkwijze.

  • 2 Bij haar werkzaamheden kan de commissie deskundigen en instanties horen. De commissie kan adviseurs inschakelen.

  • 3 De op de door de commissie uitgebrachtte adviezen betrekking hebbende voorbereidende stukken worden ter beschikking van de minister gehouden.

Artikel 7

  • 1 De commissie dient zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting in bij de minister.

  • 2 De begroting behoeft de goedkeuring van de minister.

  • 3 Op aanvullende begrotingen is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9

  • 1 Het beheer van de bescheiden van de commissie geschiedt met inachtneming van ter zake geldende bepalingen van het Besluit algemene secretarie-aangelegenheden rijksadministratie (Stb. 1980, 182) en wordt binnen drie maanden na opheffing van de commissie overgedragen aan de Centrale Archiefbewaarplaats van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen.

Artikel 10

  • 1 Deze beschikking treedt in werking met ingang van de datum van publikatie van deze beschikking.

  • 2 Van deze beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Deze beschikking wordt bekendgemaakt in het officiële publikatieblad van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen.

  • 3 Deze beschikking expireert drie maanden na de datum die op grond van artikel 4 wordt vastgesteld.

Artikel 11

Afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de Algemene Rekenkamer en de leden van de commissie.

Naar boven