Wet overdracht taken OGB

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 22-11-1990 t/m heden

Wet van 2 november 1990, tot wijziging van de gemeentewet in verband met de overdracht van taken van de rijksbelastingdienst betreffende de heffing en de invordering van de onroerend-goedbelastingen aan de gemeenten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de taken die de rijksbelastingdienst verricht met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke onroerend-goedbelastingen over te dragen aan de gemeenten en in verband daarmee de gemeentewet te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel III

  • 1 Deze wet treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat:

  • 2 Ten aanzien van de overdracht van de bevoegdheden van de rijksbelastingdienst ter zake van de heffing en de invordering met betrekking tot de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde belastingaanslagen aan de gemeenten worden door Onze Minister van Financiën bij ministeriële regeling regels gesteld omtrent:

    • a. de voortzetting door de gemeenten van de invordering van belastingaanslagen, ten aanzien waarvan geen aanmaning is verzonden of geen dwangbevel is betekend, dan wel ten aanzien waarvan:

      • 1°. een aanmaning is verzonden;

      • 2°. een dwangbevel is betekend, waarvan de tenuitvoerlegging nog niet is aangevangen of nog niet is geëindigd;

      • 3°. een vordering is gedaan;

      • 4°. uitstel van betaling is verleend;

      • 5°. gedeeltelijke of voorwaardelijke kwijtschelding is verleend;

      • 6°. andere invorderingsmaatregelen zijn genomen;

      een en ander in dier voege dat daarbij kan worden bepaald dat de in dit lid genoemde bevoegdheden, met de uitoefening waarvan de ontvanger der rijksbelastingen of de ambtenaren der directe belastingen een begin hebben gemaakt worden aangemerkt als bevoegdheden van de in artikel 281, tweede lid, onderdeel c, van de gemeentewet genoemde functionaris, onderscheidenlijk de in onderdeel e van dat lid genoemde functionarissen;

    • b. andere onderwerpen waarvan regeling nodig is in verband met de overdracht van de taken van de rijksbelastingdienst ter zake van de in artikel 273 van de gemeentewet bedoelde belastingen aan de gemeenten.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 2 november 1990

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

D. IJ. W. de Graaff-Nauta

De Staatssecretaris van Financiën,

M. J. J. van Amelsvoort

Uitgegeven de twintigste november 1990

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven