Overdrachtsbesluit Wet toezicht beleggingsinstellingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 13-06-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 19-07-2002 en zichtdatum 20-05-2024.
Geldend van 17-07-2002 t/m 31-08-2002

Besluit van 14 augustus 1990, houdende overdracht van taken en bevoegdheden ingevolge artikel 29 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Stb. 1990, 380) aan De Nederlandsche Bank N.V.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 6 juni 1990, Generale Thesaurie, Directie Binnenlands Geldwezen, Afdeling Financiële Markten en Instellingen, nr BGW 90/1509;

Gelet op artikel 29 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Stb. 1990, 380);

De Raad van State gehoord (advies van 13 juli 1990, no. W06.90.0253);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën a.i. van 8 augustus 1990, nr BGW 90/2006;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. de wet: de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Stb. 1990, 380);

  • b. Onze minister: Onze Minister van Financiën;

  • c. de Bank: de Nederlandsche Bank N.V.;

  • d. de Autoriteit Financiële Markten: de Stichting Autoriteit Financiële Markten.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 3 Over door de Bank of de Autoriteit Financiële Markten, krachtens de ingevolge het eerste of het tweede lid overgedragen taken en bevoegdheden te stellen regels wordt vooraf overleg gevoerd met Onze minister.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Aan de overdracht van de taken en bevoegdheden als bedoeld in artikel 2 worden de volgende beperkingen gesteld en voorschriften verbonden:

  • 1. voor zover de Bank ingevolge de krachtens de artikelen 5, 6en 12 van de wet vast te stellen algemene maatregel van bestuur de bevoegdheid heeft om effectenbeurzen aan te wijzen, dient die aanwijzing te geschieden na overleg met de Autoriteit Financiële Markten;

  • 2. schriftelijke afspraken tussen de Bank en andere toezichthoudende autoriteiten, die tot uitwerking van de in artikel 27 van de wet bedoelde informatie-uitwisseling dienen, moeten, alvorens zij door de Bank worden gesloten aan Onze minister ter instemming worden voorgelegd; deze instemming kan slechts worden onthouden indien naar het oordeel van Onze minister de belangen die worden gediend door verdragen als bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de wet dan wel het algemeen belang zich tegen die afspraken verzetten;

  • 3. in schriftelijke afspraken, als bedoeld in onderdeel 2, die worden gesloten met toezichthoudende autoriteiten uit een Staat waarmee het Koninkrijk nog geen verdrag tot informatie-uitwisseling heeft gesloten, dient te worden bepaald dat die afspraken wederom de instemming van Onze minister zullen behoeven bij de totstandkoming nadien van een dergelijk verdrag met die Staat; deze instemming kan slechts worden onthouden indien naar het oordeel van Onze minister de belangen die door dat verdrag worden gediend zich tegen die afspraken verzetten;

  • 4. de Bank dient aan Onze minister inlichtingen te verstrekken, voor zover zij daarover beschikt, die van betekenis kunnen zijn voor:

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet in werking treedt.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Dit besluit wordt aangehaald als: Overdrachtsbesluit Wet toezicht beleggingsinstellingen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 14 augustus 1990

Beatrix

De Minister van Financiën,

W. Kok

Uitgegeven de vijfentwintigste september 1990

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven