Stb. 2007, 503, datum inwerkingtreding 01-01-2008, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.
1 Indien ingevolge de toepassing van artikel 19b, eerste lid, tweede lid, eerste volzin,
of achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 in verbinding met artikel 3.81
van de Wet inkomstenbelasting 2001 of van artikel 3.83, eerste of tweede lid, dan
wel artikel 7.2, achtste lid, van de laatstgenoemde wet de aanspraak ingevolge een
pensioenregeling of de aanspraak op periodieke uitkeringen, bedoeld in artikel 11,
eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964 tot het loon wordt gerekend
is de verzekeraar van die aanspraak tot ten hoogste de waarde in het economische verkeer
daarvan aansprakelijk voor de belasting die terzake door de gerechtigde is verschuldigd,
alsmede voor de revisierente die ingevolge artikel 30i van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen in verband daarmee is verschuldigd.
2 Het bedrag van de verschuldigde belasting wordt gesteld op het evenredig gedeelte
van de belasting die meer is verschuldigd terzake van alle in het jaar ingevolge de
toepassing van artikel 19b, eerste lid, tweede lid, eerste volzin, of achtste lid,
van de Wet op de loonbelasting 1964 of van artikel 3.83, eerste of tweede lid, dan
wel artikel 7.2, achtste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot loon gerekende
aanspraken.
3 Artikel 2.16, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is van overeenkomstige
toepassing.
4 Zo spoedig mogelijk nadat de aansprakelijkheid ingevolge het eerste lid is ontstaan,
wordt aan de verzekeraar schriftelijk mededeling gedaan van het bedrag waarvoor deze
aansprakelijk is.
5 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat degene die op grond van het eerste
lid aansprakelijk is, niet aansprakelijk is indien de verplichting ingevolge een pensioenregeling
in de in artikel 19b, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 bedoelde situatie
overgaat op een niet in Nederland gevestigd pensioenfonds of lichaam dat het verzekeringsbedrijf
uitoefent en dit pensioenfonds of lichaam aansprakelijkheid aanvaardt voor de belasting
die terzake door de gerechtigde is verschuldigd, alsmede voor de in verband daarmee
verschuldigde revisierente. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing indien
de verzekeringnemer of de gerechtigde terzake voldoende zekerheid heeft gesteld.
Stb. 2007, 376, datum inwerkingtreding 01-01-2008, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2005.
1 Indien ingevolge de toepassing van artikel 19b, eerste lid, tweede lid, eerste volzin,
of zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 in verbinding met artikel 3.81
van de Wet inkomstenbelasting 2001 of van artikel 3.83, eerste of tweede lid, dan
wel artikel 7.2, achtste lid, van de laatstgenoemde wet de aanspraak ingevolge een
pensioenregeling of de aanspraak op periodieke uitkeringen, bedoeld in artikel 11,
eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964 tot het loon wordt gerekend
is de verzekeraar van die aanspraak tot ten hoogste de waarde in het economische verkeer
daarvan aansprakelijk voor de belasting die terzake door de gerechtigde is verschuldigd,
alsmede voor de revisierente die ingevolge artikel 30i van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen in verband daarmee is verschuldigd.
2 Het bedrag van de verschuldigde belasting wordt gesteld op het evenredig gedeelte
van de belasting die meer is verschuldigd terzake van alle in het jaar ingevolge de
toepassing van artikel 19b, eerste lid, tweede lid, eerste volzin, of zevende lid,
van de Wet op de loonbelasting 1964 of van artikel 3.83, eerste of tweede lid, dan
wel artikel 7.2, achtste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot loon gerekende
aanspraken.
3 Artikel 2.16, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is van overeenkomstige
toepassing.
4 Zo spoedig mogelijk nadat de aansprakelijkheid ingevolge het eerste lid is ontstaan,
wordt aan de verzekeraar schriftelijk mededeling gedaan van het bedrag waarvoor deze
aansprakelijk is.
5 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat degene die op grond van het eerste
lid aansprakelijk is, niet aansprakelijk is indien de verplichting ingevolge een pensioenregeling
in de in artikel 19b, vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 bedoelde situatie
overgaat op een niet in Nederland gevestigd pensioenfonds of lichaam dat het verzekeringsbedrijf
uitoefent en dit pensioenfonds of lichaam aansprakelijkheid aanvaardt voor de belasting
die terzake door de gerechtigde is verschuldigd, alsmede voor de in verband daarmee
verschuldigde revisierente. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing indien
de verzekeringnemer of de gerechtigde terzake voldoende zekerheid heeft gesteld.
Stb. 2007, 376, datum inwerkingtreding 01-01-2008, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.
1 Indien ingevolge de toepassing van artikel 19b, eerste lid, tweede lid, eerste volzin,
of achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 in verbinding met artikel 3.81
van de Wet inkomstenbelasting 2001 of van artikel 3.83, eerste of tweede lid, dan
wel artikel 7.2, achtste lid, van de laatstgenoemde wet de aanspraak ingevolge een
pensioenregeling of de aanspraak op periodieke uitkeringen, bedoeld in artikel 11,
eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964 tot het loon wordt gerekend
is de verzekeraar van die aanspraak tot ten hoogste de waarde in het economische verkeer
daarvan aansprakelijk voor de belasting die terzake door de gerechtigde is verschuldigd,
alsmede voor de revisierente die ingevolge artikel 30i van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen in verband daarmee is verschuldigd.
2 Het bedrag van de verschuldigde belasting wordt gesteld op het evenredig gedeelte
van de belasting die meer is verschuldigd terzake van alle in het jaar ingevolge de
toepassing van artikel 19b, eerste lid, tweede lid, eerste volzin, of achtste lid,
van de Wet op de loonbelasting 1964 of van artikel 3.83, eerste of tweede lid, dan
wel artikel 7.2, achtste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot loon gerekende
aanspraken.
3 Artikel 2.16, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is van overeenkomstige
toepassing.
4 Zo spoedig mogelijk nadat de aansprakelijkheid ingevolge het eerste lid is ontstaan,
wordt aan de verzekeraar schriftelijk mededeling gedaan van het bedrag waarvoor deze
aansprakelijk is.
5 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat degene die op grond van het eerste
lid aansprakelijk is, niet aansprakelijk is indien de verplichting ingevolge een pensioenregeling
in de in artikel 19b, vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 bedoelde situatie
overgaat op een niet in Nederland gevestigd pensioenfonds of lichaam dat het verzekeringsbedrijf
uitoefent en dit pensioenfonds of lichaam aansprakelijkheid aanvaardt voor de belasting
die terzake door de gerechtigde is verschuldigd, alsmede voor de in verband daarmee
verschuldigde revisierente. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing indien
de verzekeringnemer of de gerechtigde terzake voldoende zekerheid heeft gesteld.
Stb. 2007, 503, datum inwerkingtreding 01-01-2008, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2005.
1 Indien ingevolge de toepassing van artikel 19b, eerste lid, tweede lid, eerste volzin,
of achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 in verbinding met artikel 3.81
van de Wet inkomstenbelasting 2001 of van artikel 3.83, eerste of tweede lid, dan
wel artikel 7.2, achtste lid, van de laatstgenoemde wet de aanspraak ingevolge een
pensioenregeling of de aanspraak op periodieke uitkeringen, bedoeld in artikel 11,
eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964 tot het loon wordt gerekend
is de verzekeraar van die aanspraak tot ten hoogste de waarde in het economische verkeer
daarvan aansprakelijk voor de belasting die terzake door de gerechtigde is verschuldigd,
alsmede voor de revisierente die ingevolge artikel 30i van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen in verband daarmee is verschuldigd.
2 Het bedrag van de verschuldigde belasting wordt gesteld op het evenredig gedeelte
van de belasting die meer is verschuldigd terzake van alle in het jaar ingevolge de
toepassing van artikel 19b, eerste lid, tweede lid, eerste volzin, of achtste lid,
van de Wet op de loonbelasting 1964 of van artikel 3.83, eerste of tweede lid, dan
wel artikel 7.2, achtste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot loon gerekende
aanspraken.
3 Artikel 2.16, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is van overeenkomstige
toepassing.
4 Zo spoedig mogelijk nadat de aansprakelijkheid ingevolge het eerste lid is ontstaan,
wordt aan de verzekeraar schriftelijk mededeling gedaan van het bedrag waarvoor deze
aansprakelijk is.
5 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat degene die op grond van het eerste
lid aansprakelijk is, niet aansprakelijk is indien de verplichting ingevolge een pensioenregeling
in de in artikel 19b, vijfde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 bedoelde situatie
overgaat op een niet in Nederland gevestigd pensioenfonds of lichaam dat het verzekeringsbedrijf
uitoefent en dit pensioenfonds of lichaam aansprakelijkheid aanvaardt voor de belasting
die terzake door de gerechtigde is verschuldigd, alsmede voor de in verband daarmee
verschuldigde revisierente. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing indien
de verzekeringnemer of de gerechtigde terzake voldoende zekerheid heeft gesteld.