Stcrt. 2009, 40, datum inwerkingtreding 01-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.
2 Tot de inkomsten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt ook gerekend de voorlopige
teruggaaf, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
daaronder begrepen de aanspraak op een zodanige teruggaaf, met, voor alleenstaande
ouders van wie het jongste kind jonger dan vijf jaar is, uitzondering van de daarin
begrepen aanvullende alleenstaande-ouderkorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting,
bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
3 Indien bij de vaststelling van de voorlopige teruggaaf voor alleenstaande ouders van
wie het jongste kind jonger dan vijf jaar is, rekening is gehouden met aanvullende
alleenstaande-ouderkorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting, wordt voor de
toepassing van het tweede lid het bedrag van de voorlopige teruggaaf zoveel mogelijk
geacht betrekking te hebben op die kortingen.