Inleiding
[Regeling vervallen per 01-03-2004]
Deze aanwijzingen stellen regels ter beveiliging van staatsgeheimen en vitale onderdelen
bij de rijksdienst.
Vitale onderdelen zijn die delen van de rijksdienst die van vitaal belang zijn voor
de defensie of voor de instandhouding van het maatschappelijk leven. Te denken valt
aan delen van de Rijkswaterstaat. Een omschrijving van het begrip staatsgeheim is
te vinden in artikel 98 van het Wetboek van Strafrecht: enig gegeven waarvan de geheimhouding door het belang van de Staat of van zijn bondgenoten
wordt geboden. De aanwijzingen beogen een preventieve bescherming toe te voegen aan
de repressieve bescherming die het Wetboek van Strafrecht aan deze gegevens biedt.
Beveiligen brengt als regel extra werkzaamheden met zich mee en kan, onder andere
in verband met veiligheidsonderzoeken, leiden tot inbreuken op de persoonlijke levenssfeer.
Onnodig beveiligen moet daarom worden vermeden en in het geval dat beveiligen noodzakelijk
is dient dit zodanig plaats te vinden dat personele beveiligingsmaatregelen een zo
beperkt mogelijke rol spelen.
Een probleem in dit verband is dat de inhoud van het begrip staatsgeheim zeer onbepaald
is. Voor de invulling van dit begrip moet niet alleen worden gekeken naar het Wetboek van Strafrecht, maar in samenhang daarmee ook naar de Wet openbaarheid van bestuur en bijzondere geheimhoudingsregelingen. De aanwijzingen binden daarom het aanwijzen
van gegevens als een staatsgeheim waarop het onderhavige beveiligingsregime van toepassing
is, aan een procedure-model.
Uitsluitend een zo klein mogelijk te houden aantal daartoe aangewezen ambtenaren is
bevoegd vast te stellen dat een gegeven een staatsgeheim vormt. Bij het bepalen dat
een gegeven een staatsgeheim vormt dienen per ministerie vast te stellen richtlijnen
in acht te worden genomen. Ter wille van de eenheid in beleid dient het vaststellen
van deze richtlijnen plaats te vinden in overleg met de minister van Binnenlandse
Zaken. Bovendien kunnen gegevens in beginsel slechts voor een beperkte tijdsduur als
staatsgeheim worden aangewezen.
Naast deze regels, die ertoe strekken het ten onrechte aanwijzen van gegevens als
staatsgeheim te voorkomen, bevatten de aanwijzingen regels om het aantal personen
dat met staatsgeheimen in aanraking komt zo beperkt mogelijk te houden. Ten einde
een juiste toepassing van deze regels te verzekeren worden per ministerie beveiligingsplannen
vastgesteld. Deze plannen geven aan hoe de beveiliging binnen de sfeer van een ministerie
daadwerkelijk moet worden uitgevoerd. De beveiligingsplannen dienen ook te worden
benut om bij de vitale onderdelen tot een zodanig pakket beveiligingsmaatregelen te
komen dat de personele beveiliging daarin zover mogelijk is teruggedrongen.
De aanwijzingen zijn bedoeld voor de beveiliging van staatsgeheimen. Zij zijn niet
bestemd voor de beveiliging van andere bij de rijksdienst berustende gegevens die
ingevolge één der uitzonderingsgronden van de Wet openbaarheid van bestuur of ingevolge bijzondere geheimhoudingsbepalingen zijn uitgesloten van informatieverstrekking.
Voor zover deze gegevens, naast de bescherming die de regeling van het ambtsgeheim
in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht biedt, nog nadere beveiliging behoeven, kunnen andere voorschriften regels stellen.
Dit is bijvoorbeeld het geval bij persoonsgegevens, verwerkt en opgeslagen in geautomatiseerde
gegevensverwerkende systemen bij de rijksdienst.
Bedoelde regelingen zullen – zoals deze aanwijzingen – wat betreft het organisatorisch
kader van de beveiliging moeten aansluiten bij het bepaalde in het Beveiligingsvoorschrift
I, 1949. Voor het overige kunnen de regelingen ten dele de bepalingen van deze aanwijzingen
overnemen of van toepassing verklaren. Ten dele omdat de bepalingen met betrekking
tot ambtenaren die in aanraking komen met staatsgeheimen voor een deel, te denken
valt bijvoorbeeld aan die betreffende de veiligheidsonderzoeken, berusten op wettelijke
regelingen die niet toelaten dat die bepalingen in verband met andere overheidsgeheimen
dan staatsgeheimen worden toegepast.
De aanwijzing van een gegeven als staatsgeheim heeft tot gevolg dat het beveiligingsregime
van deze aanwijzingen op dat gegeven wordt toegepast.
Nadrukkelijk zij er hier op gewezen dat dit niet betekent dat indien een dergelijk
gegeven op grond van de Wet openbaarheid van bestuur wordt opgevraagd, dit verzoek zonder meer kan worden geweigerd. In een dergelijk
geval zal het gegeven opnieuw moeten worden getoetst aan de voor geheimhouding en
informatieverstrekking geldende normen.
De aanwijzingen gelden voor de rijksdienst. Tot de rijksdienst worden gerekend de
ministeries en de daaronder ressorterende diensten, instellingen, bedrijven, raden
en commissies. Deze organisaties lopen zeer uiteen wat betreft hun omvang, de hoeveelheid
aanwezige staatsgeheimen en de aard van de werkzaamheden die er worden verricht. Bovendien
hebben documenten en materiaal waarin staatsgeheimen zijn vastgelegd zeer uiteenlopende
verschijningsvormen. Dit maakt het onpraktisch de aanwijzingen op alle punten even
gedetailleerd te doen zijn.
Op een aantal plaatsen waar het niet mogelijk bleek gedetailleerde regels te stellen
zonder meerdere uitzonderingsbepalingen op te nemen volstaan de aanwijzingen dan ook
met globaal geformuleerde minimum normen. Deze globale normen zullen moeten worden
uitgewerkt in de eerder genoemde per ministerie vast te stellen beveiligingsplannen.
Ten einde een zo gelijk mogelijk niveau van beveiliging bij de rijksdienst te kunnen
bereiken, worden de beveiligingsplannen in overleg met de minister van Binnenlandse
Zaken vastgesteld. Niettegenstaande deze opzet van de aanwijzingen was het gezien
de bijzondere structuur van het ministerie van Defensie noodzakelijk voor dit ministerie
een aantal uitzonderingsbepalingen op te nemen.
De werking van de aanwijzingen strekt zich niet verder uit dan de rijksdienst.
Het kan echter noodzakelijk zijn staatsgeheimen ook buiten de rijksdienst te brengen.
De aanwijzingen staan dit alleen toe indien er voldoende zekerheid bestaat dat de
beveiliging overeenkomstig de bepalingen van deze aanwijzingen zal plaatsvinden. Ten
einde een dergelijke beveiliging bij niet tot de rijksdienst behorende organisaties
die onder de verantwoordelijkheid van ministers werkzaam zijn – zoals bepaalde adviesraden
– te bereiken, dienen de betrokken ministers er voor te zorgen dat er voor die organisaties
met deze aanwijzingen overeenkomende regelingen worden vastgesteld.
Om bij andere organisaties, bijvoorbeeld particuliere bedrijven, een adequate beveiliging
te verzekeren zullen er met die organisaties afspraken moeten worden gemaakt waarbij
de naleving van de in deze aanwijzingen vastgelegde beveiligingsregels wordt bedongen.
A.
Algemeen
[Regeling vervallen per 01-03-2004]
-
2
Bijzondere beveiligingsregelingen
Voor zover voor bepaalde onderdelen van de beveiliging van staatsgeheimen (zoals op
het gebied van verbindingen en geautomatiseerde gegevensverwerking) en voor zover
voor de beveiliging van bepaalde staatsgeheimen (zoals op het gebied van kernenergie)
bijzondere beveiligingsregelingen zijn vastgesteld, worden die bijzondere regelingen
toegepast.
-
3
Staatsgeheimen van niet-nationale herkomst
Staatsgeheimen die krachtens internationale verdragen of overeenkomsten zijn verkregen
worden als regel beveiligd volgens deze aanwijzingen. Voor zover de verdragen of overeenkomsten
afwijkende of verdergaande beveiligingsbepalingen bevatten, worden die afwijkende
of verdergaande bepalingen toegepast.
B .
Organisatie
[Regeling vervallen per 01-03-2004]
-
6
Dagelijkse zorg voor de beveiliging
De beveiligingsambtenaar (BVA) is belast met de dagelijkse zorg voor de beveiliging.
De BVA kan bij zijn werkzaamheden terzijde worden gestaan door één of meer door de
secretaris-generaal aangewezen ambtenaren, sub-BVA('s) genaamd. De minister stelt
een instructie vast voor de BVA en de eventuele sub BVA('s). Indien de secretaris-generaal
ingevolge deze aanwijzingen een ambtenaar met een bepaalde taak belast en indien de
secretaris-generaal een ambtenaar aanwijst om namens hem ambtenaren met bepaalde taken
te belasten, kiest hij hiervoor, tenzij dwingende redenen zich hiertegen verzetten,
de BVA.
-
8
Toezicht op de beveiliging
De BVA oefent toezicht uit op de deugdelijkheid van de beveiliging. Hij voert periodiek
een inspectie uit en rapporteert zijn bevindingen schriftelijk aan de secretaris-generaal.
-
9
Uitzondering voor het ministerie van Defensie
Bij het ministerie van Defensie kan, voor zover dit in verband met de bijzondere structuur
van dit ministerie noodzakelijk is, worden afgeweken van het bepaalde in de aanwijzingen
4 5, 6 en 8 en, voor zover dit als gevolg van dergelijke afwijkingen noodzakelijk
is, van andere aanwijzingen.
-
10
Bevorderen van de beveiliging
De minister van Binnenlandse Zaken bevordert de beveiliging van staatsgeheimen en
vitale onderdelen bij de rijksdienst.
De Binnenlandse Veiligheidsdienst is met de uitvoering hiervan belast. De dienst heeft
tot taak de secretaris-generaal bij zijn algemene zorg voor de beveiliging van advies
te dienen en de BVA bij zijn beveiligingswerkzaamheden terzijde te staan. Bij het
Ministerie van Defensie vindt dit plaats in overleg met de Militaire Inlichtingendienst.
-
11
Bevorderen van de beveiliging van verbindingen
De minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie bevorderen bij de rijksdienst
de beveiliging van verbindingen waarmee staatsgeheimen worden verzonden. De Nationale
Verbindingsbeveiligingsraad is met de uitvoering hiervan belast.
C.
Rubriceringen
[Regeling vervallen per 01-03-2004]
-
13
Merkingen
-
13.1 Een rubricering aangebracht op een document of materiaal waarin een staatsgeheim
is vastgelegd wordt voorafgegaan door de merking staatsgeheim, afgekort Stg..
-
13.2 Het gebruik van andere merkingen die een bepaalde wijze van behandelen van een staatsgeheim
aanduiden is toegestaan. Dergelijke merkingen mogen naast maar niet in de plaats van
de merking Stg. of een rubricering worden aangebracht.
-
17
Tijdelijke rubriceringen
In beginsel worden rubriceringen, overeenkomstig de aanwijzingen van een rubriceringslijst
en met overeenkomstige toepassing van het gestelde in aanwijzing 15.3, aan een bepaald
tijdsverloop van maximaal tien jaar of aan een bepaalde gebeurtenis gebonden.
Op een document of materiaal waarop een tijdelijke rubricering is aangebracht wordt
dit als volgt aangegeven:
‘Na … is deze rubricering beëindigd’.
-
18
Uitzonderingen op het systeem van tijdelijke rubriceringen
Rubriceringen kunnen, overeenkomstig de aanwijzingen van een rubriceringslijst, worden
uitgezonderd van het systeem van tijdelijke rubriceringen in die gevallen waarin de
rubricering betrekking heeft op:
- -
een staatsgeheim dat krachtens een internationaal verdrag of overeenkomst is verkregen;
- -
een staatsgeheim dat door de wet als zodanig is aangewezen;
- -
een staatsgeheim dat een onderdeel vormt van een plan, systeem, project enz. waarvoor
een langdurige geheimhouding noodzakelijk is;
- -
een staatsgeheim waarbij bronbescherming of verbindingsbeveiliging in het geding is.
-
20
Wijze van herzien en beëindigen van rubriceringen
Indien een op een document of materiaal aangebrachte rubricering door een daartoe
bevoegd ambtenaar wordt herzien of beëindigd, wordt de rubricering doorgehaald of
verwijderd. In het geval dat de rubricering wordt herzien wordt de nieuwe rubricering
in de onmiddellijke nabijheid of op de plaats van de oude rubricering aangebracht.
Op een document worden de aanduiding van de ambtenaar die de rubricering heeft herzien
of beëindigd en de datum waarop dit heeft plaatsgevonden vermeld.
-
21
Rubriceringen uitgezonderd van het systeem van tijdelijke rubriceringen
Rubriceringen die op grond van het in aanwijzing 18 gestelde zijn uitgezonderd van
het systeem van tijdelijke rubriceringen worden uiterlijk vijftien jaar na vaststelling
door de algemene secretarie, de verbindingsdienst of de materiaaldienst onderzocht
op de mogelijkheid om de rubricering te herzien of te beëindigen.
-
22
Rubriceringen vastgesteld voor het in werking treden van deze aanwijzingen
Rubriceringen die zijn vastgesteld voor het in werking treden van deze aanwijzingen
worden uiterlijk dertig jaar na vaststelling door de algemene secretarie, de verbindingsdienst
of de materieeldienst onderzocht op mogelijkheid om de rubricering te herzien of te
beëindigen.
-
23
Toezicht op het rubriceren
Onverlet de algemeen toezichthoudende taak van de BVA, oefenen de algemene secretarie,
de materieeldienst en de verbindingsdienst met betrekking tot interne en te verzenden
documenten alsmede ontvangen materiaal toezicht uit op het naleven van de regels betreffende
het rubriceren.
Indien de regels naar het oordeel van een secretarie of een dienst niet juist zijn
toegepast doet de secretarie of de dienst een voorstel tot verbetering aan de ambtenaar
die bevoegd is de rubricering vast te stellen, te herzien of te beëindigen. In het
geval dat de secretarie of de dienst en de betrokken ambtenaar het niet eens worden
over een juiste toepassing van de regels beslist de secretaris-generaal of een door
hem aangewezen ambtenaar.
D.
Personeel
[Regeling vervallen per 01-03-2004]
-
25
Beveiligingsbegeleiding
-
25.1 De BVA wijst de ambtenaar die in een vertrouwensfunctie is benoemd op het belang
van de beveiliging alvorens de ambtenaar wordt belast met werkzaamheden als bedoeld
in onderdeel 1 van aanwijzing 24.
De BVA legt de ambtenaar die werkzaamheden met betrekking tot staatsgeheimen gaat
verrichten een verklaring ter tekening voor die inhoudt dat de ambtenaar op de hoogte
is gesteld van zijn verplichtingen ten aanzien van de beveiliging, alsmede dat hij
kennis heeft genomen van de wettelijke bepalingen die straf bedreigen op het opzettelijk
of uit onachtzaamheid ter kennis brengen van staatsgeheimen aan niet gerechtigden.
Hij herhaalt de beveiligingsinstructie op gezette tijden en schenkt daarbij aandacht
aan de persoonlijke omstandigheden van de ambtenaar die voor de beveiliging van belang
kunnen zijn.
-
25.2 De BVA wijst de ambtenaar voor wie een meldingsplicht geldt voor reizen naar bepaalde
landen op de risico's die aan een voorgenomen reis zijn verbonden.
Na afloop van de reis heeft de BVA een gesprek met de ambtenaar, ten einde vast te
stellen of er een gebeurtenis heeft plaatsgevonden die van belang is voor de beveiliging.
-
25.3 De BVA legt de ambtenaar bij het verlaten van een vertrouwensfunctie waarin werkzaamheden
met betrekking tot staatsgeheimen zijn verricht, een verklaring ter tekening voor
die inhoudt dat de ambtenaar geen document of materiaal waarin een staatsgeheim is
vastgesteld meer onder zijn berusting heeft en dat hij ervan op de hoogte is gesteld
dat hij onderworpen blijft aan de wettelijke bepalingen die straf bedreigen op het
opzettelijk of uit onachtzaamheid ter kennis brengen van staatsgeheimen aan niet gerechtigden.
E .
Behandelen van staatsgeheimen
[Regeling vervallen per 01-03-2004]
-
29
Registratie van documenten en materiaal waarin staatsgeheimen zijn vastgelegd
Een document of materiaal waarin een staatsgeheim is vastgelegd wordt zo spoedig mogelijk
na vervaardiging of ontvangst door de algemene secretarie, de materieeldienst of de
verbindingsdienst geregistreerd en van een kenmerk als bedoeld in het Besluit algemene
secretarie-aangelegenheden rijksadministratie (Stb. 1980, 182) en/of een nummer voorzien.
Indien van een document of materiaal meer dan één exemplaar is ontvangen worden alle
exemplaren geregistreerd.
De secretarie of de dienst draagt er zorg voor dat de registratie op een zodanige
wijze plaatsvindt dat is na te gaan waar het document of materiaal zich bevindt en
dat ten aanzien van een document of materiaal waarin een geheim of hoger gerubriceerd
staatsgeheim is vastgelegd bovendien zodanige maatregelen worden getroffen dat is
na te gaan welke ambtenaar het document of materiaal onder zijn berusting heeft en
welke ambtenaren kennis genomen (kunnen) hebben van het daarin vastgelegde staatsgeheim.
-
31
Gebruikte hulpmiddelen
Een document of materiaal dat is gebruikt als hulpmiddel bij het vervaardigen of bijmaken
van een document waarin een staatsgeheim is vastgelegd (zoals kladpapier, carbonpapier,
een typemachinelint, een cassette, een floppy disk, een stencil, een offsetplaat enz.)
wordt indien daaruit de inhoud van het vervaardigde of bijgemaakte document kan blijken,
zo spoedig mogelijk na gebruik op de in aanwijzing 44 aangegeven wijze vernietigd.
Zolang vernietiging niet heeft plaatsgevonden wordt het gebruikte hulpmiddel behandeld
overeenkomstig de regels geldend voor het vervaardigde of bijgemaakte document.
-
33
Verzenden van documenten en materiaal waarin staatsgeheimen zijn vastgelegd
Een document of materiaal waarin een staatsgeheim is vastgelegd wordt altijd door
tussenkomst van de algemene secretarie, de materieeldienst of de verbindingsdienst
verzonden.
-
34
Wijze van verzenden van documenten en materiaal waarin staatsgeheimen zijn vastgelegd
binnen Nederland
Een document of materiaal waarin een staatsgeheim is vastgelegd wordt naar een bestemming
binnen Nederland als volgt verzonden:
- -
indien het staatsgeheim zeer geheim is gerubriceerd per koerier;
- -
indien het staatsgeheim geheim is gerubriceerd per koerier of indien dit niet mogelijk
is per post, mits dit plaatsvindt als aangetekende zending met aangegeven waarde en
met bericht van ontvangst en de zending door de afzender op een postkantoor wordt
aangeboden;
- -
indien het staatsgeheim confidentieel is gerubriceerd per koerier of indien dit niet
mogelijk is per post als aangetekende zending.
Door of in overleg met de BVA wordt een instructie vastgesteld voor koeriers.
-
36
Ontvangstbewijzen
-
36.1 Bij het verzenden van een document waarin een geheim of hoger gerubriceerd staatsgeheim
is vastgelegd wordt in de binnenenveloppe een ontvangstbewijs bijgesloten. Dit bewijs
vermeldt het kenmerk en het eventuele exemplaarnummer van het document en de eventuele
bijlage(n).
-
36.2 Bij het verzenden van materiaal waarin een geheim of hoger gerubriceerd staatsgeheim
is vastgelegd wordt een ontvangstbewijs meegezonden. Dit bewijs vermeldt het kenmerk
en een eventueel ander nummer van het materiaal.
-
36.3 De ontvanger zendt het ontvangstbewijs ondertekend en gedateerd terug naar de afzender.
Deze ziet er op toe dat hij het ontvangstbewijs terug ontvangt en doet indien dit
niet binnen redelijke tijd plaatsvindt, navraag.
Heeft dit geen resultaat dan stelt de afzender de BVA op de hoogte.
-
39
Overdracht van staatsgeheimen via telecommunicatiemiddelen
Staatsgeheimen worden niet via een telecommunicatiemiddel doorgegeven, tenzij gebruik
wordt gemaakt van een beveiligde verbinding en/of een vercijfersysteem die door de
Nationale Verbindingsbeveiligingsraad zijn goedgekeurd voor het doorgeven van staatsgeheimen
met tenminste de rubricering van het betrokken staatsgeheim.
-
42
Sleutels
-
42.1 Sleutels van opbergmiddelen voor staatsgeheimen worden door de BVA of door een door
hem aangewezen ambtenaar uitgegeven en geregistreerd. Aangetekend wordt welke ambtenaren
bepaalde sleutels hebben ontvangen. Het aantal uitgereikte sleutels wordt zo klein
mogelijk gehouden. Indien een ambtenaar niet langer over een sleutel behoeft te beschikken
wordt deze ingenomen. De ambtenaar die de sleutel uitgeeft beschikt over een reserve
sleutel van ieder opbergmiddel.
-
42.2 Sleutels die niet in gebruik zijn, worden bewaard in een sleutelkast of een ander
opbergmiddel waarvan de klasse tezamen met de positie tenminste dezelfde mate van
beveiliging bieden als die van de opbergmiddelen waar de sleutels bij horen. De sleutel
dan wel de combinatie van het slot van de sleutelkast of een ander opbergmiddel waarin
sleutels worden bewaard, berust bij een door de BVA aangewezen ambtenaar.
-
42.3 Sleutels worden uitsluitend bij- of nagemaakt met toestemming van de ambtenaar die
de sleutel uitgeeft. Het bij- of namaken wordt geregistreerd. Indien wordt vermoed
of blijkt dat een sleutel zonder toestemming is bij- of nagemaakt, wordt het betrokken
opbergmiddel niet meer gebruikt voor het opbergen van staatsgeheimen totdat een nieuw
slot is aangebracht.
-
42.4 Zoekraken van sleutels, ook tijdelijk zoekraken, wordt onverwijld gemeld aan de BVA.
Het betrokken opbergmiddel wordt, tenzij wordt vastgesteld dat de sleutel niet in
handen van een onbevoegde is of is geweest, niet meer gebruikt voor het opbergen van
staatsgeheimen totdat een nieuw slot is aangebracht.
-
43
Combinaties van sloten
Combinaties van sloten van opbergmiddelen voor staatsgeheimen worden aan zo weinig
mogelijk ambtenaren bekend gemaakt. Combinaties worden, zonder dat een eerder gebruikte
combinatie wordt gekozen, veranderd:
- -
minstens éénmaal per halfjaar;
- -
indien een ambtenaar die de combinatie kent wordt vervangen;
- -
indien wordt vermoed of vaststaat dat compromittering (zie aanwijzing 63) heeft plaatsgevonden;
- -
indien een nieuw opbergmiddel in gebruik wordt genomen.
Een opgave van een gebruikte combinatie wordt in een gesloten enveloppe aan de BVA
in bewaring gegeven.
-
46
Behandelen van krachtens een internationaal verdrag of overeenkomst verkregen staatsgeheimen
waarvoor een overeenkomstige nationale rubricering ontbreekt
Staatsgeheimen die krachtens een internationaal verdrag of overeenkomst zijn verkregen
worden indien aan die staatsgeheimen een rubricering is toegekend die niet overeenkomt
met één van de rubriceringen van deze aanwijzingen, tenminste behandeld volgens de
beginselen die in het NAVO-document CM(55)(final) zijn vastgelegd voor de rubricering
‘restricted’. Dit houdt in dat die staatsgeheimen tenminste worden behandeld volgens
het ‘need to know’ principe en het ‘clean desk’ systeem.
-
47A Indien zeer geheim gerubriceerde gegevens moeten worden verwerkt, dient tijdens de
uitvoering van die opdracht de daarbij gebruikte apparatuur in principe uitsluitend
voor de betreffende verwerking te worden toegewezen. Daarbij dienen eindstations,
die niet mogen worden ingeschakeld bij de verwerking van zeer geheime gegevens of
die geen toegang mogen hebben tot deze gegevens, automatisch te worden uitgeschakeld
vanuit het centrale computersysteem.
F.
Plaatsen waar staatsgeheimen en vitale onderdelen aanwezig zijn
[Regeling vervallen per 01-03-2004]
-
48
Algemeen
Plaatsen waar staatsgeheimen of vitale onderdelen aanwezig zijn worden beveiligd.
Indien de staatsgeheimen of vitale onderdelen zijn geconcentreerd binnen bepaalde
werkruimten kan de beveiliging beperkt blijven tot die ruimten.
De mate van beveiliging wordt bepaald door:
- -
de rubricering van de staatsgeheimen;
- -
de hoeveelheid van de staatsgeheimen;
- -
de voor de staatsgeheimen beschikbare opbergmiddelen;
- -
de kwetsbaarheid van de vitale onderdelen;
- -
de plaatselijke dreiging van vijandelijke inlichtingendiensten en terroristische en
andere criminele activiteiten.
-
50
Controle op het betreden en verlaten van plaatsen waar staatsgeheimen en vitale onderdelen
aanwezig zijn
Op het betreden en verlaten van plaatsen waar staatsgeheimen of vitale onderdelen
aanwezig zijn wordt tijdens de werkuren controle uitgeoefend door bewakingsbeambten
of door de BVA aangewezen ambtenaren.
De controle heeft ten doel te voorkomen dat:
- -
anderen dan ambtenaren die daar werkzaam zijn de plaats onopgemerkt betreden of verlaten;
- -
een document of materiaal waarin een staatsgeheim is vastgelegd buiten de plaats wordt
gebracht zonder dat de daarvoor geldende regels in acht zijn genomen.
-
51
Toegangsbewijzen
Ambtenaren die werkzaam zijn op plaatsen waar staatsgeheimen of vitale onderdelen
aanwezig zijn worden voorzien van een toegangsbewijs, tenzij de in aanwijzing 50 bedoelde
controle kan worden uitgeoefend door persoonlijke herkenning. Toegangsbewijzen worden
door de BVA of een door hem aangewezen ambtenaar uitgegeven en geregistreerd. Aangetekend
wordt welke ambtenaar een bepaald toegangsbewijs heeft ontvangen. Zoekraken van een
toegangsbewijs, ook tijdelijk zoekraken indien de mogelijkheid bestaat dat het toegangsbewijs
in handen van een onbevoegde is geweest, wordt onverwijld gemeld aan de BVA. Indien
een ambtenaar niet langer behoeft te beschikken over een toegangsbewijs, wordt dit
ingenomen.
-
52
Bezoekers van plaatsen waar staatsgeheimen en vitale onderdelen aanwezig zijn
Bezoekers van plaatsen waar staatsgeheimen of vitale onderdelen aanwezig zijn worden
indien dit naar het oordeel van de BVA nodig is, geregistreerd en van een incidentele
bezoekerspas voorzien. Geregelde bezoekers kunnen worden voorzien van een voor een
bepaalde periode geldige pas. Op voor langere tijd geldige passen is het in aanwijzing
51 ten aanzien van toegangsbewijzen gestelde van overeenkomstige toepassing. Bezoekers
staan indien dit naar het oordeel van de BVA nodig is, tijdens hun verblijf voortdurend
onder toezicht van bewakingsbeambten of ambtenaren die ter plaatse werkzaam zijn.
-
53
Werkruimten waar onopgeborgen staatsgeheimen aanwezig zijn
Werkruimten waar tijdens de werkuren onopgeborgen staatsgeheimen aanwezig zijn worden
niet onbeheerd gelaten, tenzij door het sluiten van ramen en deuren kennis nemen van
de staatsgeheimen door niet gerechtigden, ook door waarneming van buitenaf, niet mogelijk
is. Indien tot de werkruimten niet tot kennis nemen gerechtigden moeten worden toegelaten,
worden maatregelen getroffen om kennis nemen van de staatsgeheimen door de niet gerechtigden
te voorkomen.
-
54
Controle na werkuren van plaatsen waar staatsgeheimen en vitale onderdelen aanwezig
zijn
Op plaatsen waar staatsgeheimen of vitale onderdelen aanwezig zijn controleren na
afloop van de werkzaamheden bewakingsbeambten dan wel door de BVA aangewezen ambtenaren
of:
- -
staatsgeheimen op de oorgeschreven wijze zijn opgeborgen;
- -
geen onbevoegden aanwezig zijn;
- -
ramen en deuren behoorlijk zijn afgesloten.
-
55
Bewaken van plaatsen waar staatsgeheimen en vitale onderdelen aanwezig zijn
Plaatsen waar staatsgeheimen of vitale onderdelen aanwezig zijn worden buiten de werkuren
bewaakt. De bewaking kan bestaan uit:
- -
permanente bewaking door bewakingsbeambten;
- -
incidentele bewaking door rondes van bewakingsbeambten;
- -
een indringersdetectiesysteem al dan niet gecombineerd met één van de andere bewakingsmethoden.
Een indringersdetectiesysteem wordt alleen toegepast in opdracht van of in overleg
met de BVA. Een dergelijk systeem wordt periodiek op het juist functioneren beproefd
Door of in overleg met de BVA wordt een instructie vastgesteld voor bewakingsbeambten.
-
56
Sleutels en combinaties van sloten van plaatsen waar staatsgeheimen en vitale onderdelen
aanwezig zijn
Sleutels en combinaties van sloten van toegangen tot plaatsen waar staatsgeheimen
of vitale onderdelen aanwezig zijn en die van een indringersdetectiesysteem op dergelijke
plaatsen, worden behandeld overeenkomstig het in de aanwijzingen 42 en 43 gestelde
ten aanzien van sleutels en combinaties van sloten van opbergmiddelen voor staatsgeheimen.
-
58
Afluisteren
Bij werkruimten waar regelmatig wordt gesproken over staatsgeheimen worden door of
in overleg met de BVA maatregelen getroffen om te voorkomen dat het gesprokene buiten
de ruimten doordringt, zodat niet gerechtigden kennis kunnen nemen van de staatsgeheimen.
De werkruimten worden zo nodig geregeld gecontroleerd op de aanwezigheid van afluisterapparatuur.
-
59
Waarnemen van buitenaf
Bij werkruimten waar regelmatig met documenten of materiaal wordt gewerkt waarin staatsgeheimen
zijn vastgelegd worden door of in overleg met de BVA maatregelen getroffen om te voorkomen
dat niet gerechtigden, al dan niet met gebruik van optische hulpmiddelen, door waarnemen
van buitenaf kennis kunnen nemen van de staatsgeheimen.
-
60
Opvangen van electromagnetische straling
Zo nodig worden door of in overleg met de BVA maatregelen getroffen om te voorkomen
dat niet gerechtigden door het opvangen van de electromagnetische straling van bepaalde
apparatuur, kennis kunnen nemen van de daarmee in bewerking zijnde staatsgeheimen.
-
61
Nieuwbouw van plaatsen waar staatsgeheimen en vitale onderdelen aanwezig zijn
Bij de nieuwbouw van plaatsen waar staatsgeheimen of vitale onderdelen aanwezig zullen
zijn, wordt met het oog op de te treffen beveiligingsmaatregelen vooraf overleg gevoerd
met de BVA.
G.
Inbreuken op de beveiliging
[Regeling vervallen per 01-03-2004]
-
62
Meldingsplicht
Elke ambtenaar is verplicht de BVA onverwijld mededeling te doen van een inbreuk op
de beveiliging, die het naar behoren functioneren van een vitaal onderdeel redelijkerwijs
kan schaden of die redelijkerwijs kan leiden, dan wel vermoedelijk of vaststaand heeft
geleid, tot compromittering van een staatsgeheim.
-
63
Compromittering van een staatsgeheim
Compromittering van een staatsgeheim heeft plaatsgevonden indien een niet gerechtigde
kennis heeft genomen van het staatsgeheim of, tenzij na onderzoek door de BVA blijkt
dat dit niet is gebeurd, in de gelegenheid is geweest om kennis te nemen van het staatsgeheim.
-
64
Onderzoek BVA
De BVA stelt, nadat hij op de hoogte is gebracht van een inbreuk op de beveiliging,
onverwijld een onderzoek in naar het gebeurde. Hij treft maatregelen om de beveiliging
te herstellen en herhaling te voorkomen. In het geval dat de BVA vaststelt dat compromittering
van een staatsgeheim heeft plaatsgevonden doet hij hiervan mededeling aan de secretaris-generaal.
Indien de compromittering betrekking heeft op een via een beveiligde verbinding verzonden
staatsgeheim of een krachtens en internationaal verdrag of overeenkomst verkregen
staatsgeheim, doet hij bovendien mededeling aan de betrokken verbindingsdienst respectievelijk
de krachtens het verdrag of overeenkomst voor de beveiliging van het staatsgeheim
verantwoordelijke instantie.
-
65
Commissie van onderzoek
-
65.1 De secretaris-generaal stelt nadat hij op de hoogte is gebracht van de compromittering
van een staatsgeheim onverwijld een commissie van onderzoek in.
-
65.2 De commissie bestaat uit ambtenaren die met het uitvoeren van onderzoeken ervaring
hebben, die niet betrokken zijn bij de compromittering en die niet onmiddellijk ondergeschikt
zijn aan bij de compromittering betrokken ambtenaren. De commissie is gerechtigd kennis
te nemen van de inhoud van de documenten die op de compromittering betrekking hebben
en de bij de compromittering betrokken ambtenaren, alsmede de ambtenaar die de rubricering
heeft vastgesteld, te horen.
-
65.3 De commissie stelt een onderzoek in naar:
- -
de wijze waarop de compromittering heeft plaatsgevonden;
- -
de aard en de omvang van de schade aan de veiligheid of andere gewichtige belangen
van de Staat of zijn bondgenoten;
- -
de te nemen maatregelen om de schade te beperken en herhaling te voorkomen.
-
65.4 De commissie voert indien het gecompromitteerde staatsgeheim afkomstig is van een
ander ministerie of van een interdepartementale commissie, haar onderzoek uit in overleg
met de BVA van dat ministerie of de voorzitter van die commissie. In het geval dat
het gecompromitteerde staatsgeheim krachtens een internationaal verdrag of overeenkomst
is verkregen voert de commissie haar onderzoek uit in samenwerking met de instantie
die krachtens het verdrag of de overeenkomst verantwoordelijk is voor de beveiliging
van het staatsgeheim.
Indien geen redelijke verklaring voor de compromittering wordt gevonden of indien
spionage wordt vermoed, kan de Binnenlandse Veiligheidsdienst de commissie bij haar
onderzoek terzijde staan.
-
66
Door de secretaris-generaal te treffen maatregelen
De secretaris-generaal of een door hem aangewezen ambtenaar treft, nadat de commissie
van onderzoek haar werkzaamheden heeft voltooid, onverwijld al de maatregelen die
mogelijk zijn om de schade die de compromittering heeft toegebracht aan de veiligheid
of andere gewichtige belangen van de Staat of zijn bondgenoten te beperken en herhaling
van de compromittering te voorkomen.