Regeling vrijstelling machtiging zendinrichtingen niet-ingezetenen

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-1998 t/m heden

Regeling vrijstelling machtiging zendinrichtingen niet-ingezetenen

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel D.4.1 van het Besluit radio-elektrische inrichtingen (Stb. 1988, 552);

Besluit:

I. Landmobiele radiocommunicatie

Artikel 1

Een niet-ingezetene, die tijdelijk in Nederland verblijft en in een van de landen van de Conference Européenne des Administrations des Postes et des Télécommunications (CEPT) is gemachtigd om een zendinrichting bestemd voor landmobiele radiocommunicatie, niet zijnde een zendinrichting voor satellietcommunicatie dan wel een zendinrichting voor algemene radiocommunicatie in de 27 MHz-band, te gebruiken, is vrijgesteld van het vereiste van een machtiging voor de aanleg en aanwezigheid van deze inrichting voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 2.

Artikel 2

  • 1 De zendinrichting mag niet worden ingeschakeld of gebruikt.

  • 2 De in het land van machtigingenuitgifte afgegeven machtigingsbescheiden, dienen op eerste aanzegging van een toezichthouder te worden getoond.

Ia. Landmobiele satellietcommunicatie

Artikel 2a

Een niet-ingezetene die tijdelijk in Nederland verblijft en in één van de landen van de CEPT overeenkomstig de Recommandatie T/R 21-07 is gemachtigd voor het aanwezig hebben en gebruiken van een zendinrichting, bestemd voor landmobiele communicatie door middel van satellietverbindingen, is vrijgesteld van het vereiste van een machtiging voor de aanleg, de aanwezigheid en het gebruik van deze inrichting voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 2b.

Artikel 2b

  • 1 De zendinrichting mag uitsluitend worden gebruikt voor zakelijk berichtenverkeer.

  • 2

Het in het land van machtigingsuitgifte afgegeven machtigingsbewijs conform het in CEPT-verband overeengekomen model dient op eerste aanzegging van een toezichthouder te worden getoond.

Artikel 2c

In afwijking van het bepaalde in artikel 2a is een niet-ingezetene, die tijdelijk in Nederland verblijft en in een van de landen van de CEPT overeenkomstig de Recommandatie T/R 21–09 is gemachtigd voor het aanwezig hebben en gebruiken van een zendinrichting, bestemd voor landmobiele satelliet-communicatie, vrijgesteld van het vereiste van een machtiging voor de aanleg, de aanwezigheid en het gebruik van de zendinrichting, voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 2d.

Artikel 2d

De toezichthouder dient op eerste aanzegging door een niet-ingezetene in de gelegenheid te worden gesteld na te gaan of op de zendinrichting overeenkomstig de in artikel 2c genoemde recommandatie het in die recommandatie beschreven keurmerk is aangebracht.

II. Radiozendamateurs

Artikel 3

Een niet-ingezetene die tijdelijk in Nederland verblijft en in overeenstemming met de Recommandatie T/R 61–01 van CEPT gemachtigd is tot het aanwezig hebben en gebruiken van een zendinrichting bestemd voor het doen van onderzoekingen is vrijgesteld van het vereiste van een machtiging voor de aanleg, de aanwezigheid en het gebruik van deze inrichting voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 4 en 5.

Artikel 4

  • 1 De niet-ingezetene die is gemachtigd in overeenstemming met de in het voorgaande artikel genoemde recommandatie voor de Klasse I dient zich te houden aan de in Nederland voor de amateurzendmachtiging in de categorie A vastgestelde voorschriften en beperkingen.

  • 2 De niet-ingezetene die is gemachtigd in overeenstemming met de in het voorgaande artikel genoemde recommandatie voor de Klasse II dient zich te houden aan de in Nederland voor de amateurzendmachtiging in de categorie C vastgestelde voorschriften en beperkingen.

Artikel 5

  • 1 De niet-ingezetene dient tijdens de uitzending de hem toegewezen roepletters vooraf te laten gaan door de aanduiding ‘PA/’.

  • 2 De niet-ingezetene dient de aan hem afgegeven machtigingsbescheiden op eerste aanzegging van een toezichthouder te tonen.

Artikel 6

Een niet-ingezetene die tijdelijk in Nederland verblijft en in België is gemachtigd voor het aanwezig hebben en gebruiken van een zendinrichting bestemd voor het doen van onderzoekingen in de sectie A als bedoeld in het Belgisch ministerieel besluit betreffende het aanleggen en het doen werken van radio-elektrische stations door radio-amateurs (Belgisch Staatsblad 19 december 1986), is vrijgesteld van het vereiste van een machtiging voor de aanwezigheid en het gebruik van deze inrichting voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 7.

Artikel 7

  • 1 De in Nederland voor amateurzendmachtigingen in de categorie D vastgestelde voorschriften dienen te worden nageleefd, met dien verstande dat tijdens de uitzending de aanduiding ‘PA/’ vooraf dient te gaan aan de in België toegewezen roepletters.

  • 2 De in België afgegeven machtigingsbescheiden dienen op eerste aanzegging van een toezichthouder te worden getoond.

III. Algemene radiocommunicatie (Citizen band)

Artikel 8

Een niet-ingezetene die tijdelijk in Nederland verblijft en in een van de landen van de CEPT is gemachtigd voor het aanwezig hebben en gebruiken van een zendinrichting bestemd voor algemene radiocommunicatie in de 27 MHz-band (Citizen Band), is vrijgesteld van het vereiste van een machtiging voor de aanleg, de aanwezigheid en het gebruik van deze inrichting voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 9.

Artikel 9

De zendinrichting dient te zijn voorzien van een vanwege de bevoegde autoriteiten aangebracht keurmerk met een van de navolgende aanduidingen:

  • a. CEPT-PR 27 aangevuld met het in de CEPT-Recommandatie T/R 20–09 vastgestelde symbool van het land waar de zendinrichting is toegelaten;

  • b. PR27D-FM en het bijbehorende toelatingsnummer van de Bondsrepubliek Duitsland;

  • c. PR27A;

  • d. PR 27 GB.

IV. Radiocommunicatie ten behoeve van bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen en ongevallen

Artikel 10

Aan leden van hulpverleningsdiensten uit het buitenland, die in het kader van daartoe door Nederland afgesloten internationale overeenkomsten op Nederlands grondgebied bijstand verlenen bij het bestrijden van rampen en ongevallen, wordt vrijstelling verleend van het vereiste van een machtiging voor de aanleg, de aanwezigheid en het gebruik van de door hen meegevoerde zendinrichtingen, voorzover wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 11.

Artikel 11

  • 1 De meegevoerde zendinrichtingen dienen in overeenstemming te zijn met de in het land van herkomst geldende technische en administratieve voorschriften.

  • 2 De in het land van herkomst afgegeven machtigingsbescheiden dienen op eerste aanzegging van een toezichthouder te worden getoond.

  • 3 De houder van de zendinrichting dient met betrekking tot het gebruik van de zendinrichtingen en de te gebruiken frequentie de aanwijzingen op te volgen die door het voor de bestrijding van een ramp en het ongeval bevoegde gezag worden gegeven.

V. Slotbepaling

Artikel 12

  • 1 Het ‘Besluit vrijstelling aanwezig hebben zend-ontvanginrichtingen niet-ingezetenen’ van 22 augustus 1985 en het ‘Besluit vrijstelling CEPT-radiozendamateurs’ van 27 juli 1986 worden ingetrokken.

  • 2 Deze regeling treedt in werking met ingang van de inwerkingtreding van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen en kan worden aangehaald als:

    Regeling vrijstelling machtiging zendinrichtingen niet-ingezetenen.

's-Gravenhage, 19 december 1988

De

minister

voornoemd,

N. Smit-Kroes

Naar boven