Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting

[Regeling vervallen per 01-07-2015.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 20-07-2011 t/m 30-06-2012

Besluit van 17 oktober 1988, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 59, vijfde lid, van de Woningwet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 juli 1988, no. MJZ 2278002), Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 59, vijfde lid, van de Woningwet (Stb. 1964, 222).

Gezien het advies van de Raad voor de Gemeentefinanciën van 7 juni 1988, no. 24058 RGF 175/14;

Gehoord de Raad voor de Volkshuisvesting (advies van 11 juli 1988, no. 151/U/10);

De Raad van State gehoord (advies van 10 oktober 1988, nr. W08.880421);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 14 oktober 1988, no. MJZ 1408038, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. woongelegenheid: zelfstandige woning, wooneenheid, standplaats en woonwagen;

  • b. wijkactieplan: beleidsplan, overeengekomen tussen in elk geval een gemeente en een of meer toegelaten instellingen, om met een gecombineerde inspanning problemen op te lossen en achterstanden weg te werken in een wijk of wijken, genoemd in de bijlage bij dit besluit;

  • c. uitvoeringsovereenkomst: overeenkomst tussen een gemeente en een of meer toegelaten instellingen, waarin voor elk jaar van de looptijd van het betrokken wijkactieplan de werkzaamheden van elke toegelaten instelling ten behoeve van dat plan en de inzet van middelen, wat betreft elke toegelaten instelling uitgedrukt in rendabele en onrendabele investeringen en overige kosten, zijn benoemd.

  • d. additionele inzet: inzet van middelen door een toegelaten instelling, voor activiteiten die gemeenten en toegelaten instellingen voor de eerste maal zijn overeengekomen na 16 juli 2007 en die zijn of worden uitgevoerd blijkens de uitvoeringsovereenkomst.

§ 2. Verstrekking door het fonds van subsidie ter tegemoetkoming in de kosten van werkzaamheden van toegelaten instellingen

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 1 Het fonds verstrekt op hun aanvraag aan toegelaten instellingen subsidie ter tegemoetkoming in de kosten van werkzaamheden welke door die toegelaten instellingen in het belang van de volkshuisvesting worden uitgevoerd.

  • 2 Het fonds verstrekt op hun aanvraag aan toegelaten instellingen subsidie ter tegemoetkoming in de kosten van werkzaamheden welke in het belang van de volkshuisvesting door die toegelaten instellingen worden uitgevoerd in het kader van de aanpak van problemen en achterstanden in een wijk of wijken, genoemd in de bijlage bij dit besluit.

  • 3 De maximale subsidiebedragen per wijk in de bijlage bij dit besluit kunnen bij ministeriële regeling worden gewijzigd.

Artikel 2a

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Het fonds verstrekt slechts subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste of tweede lid, voor zover het over voldoende middelen beschikt als verkregen uit het bedrag, bedoeld in artikel 9, onderdeel b respectievelijk c.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Het fonds verstrekt slechts subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, indien de in dat lid bedoelde werkzaamheden zonder die subsidie niet zouden kunnen worden uitgevoerd.

Artikel 3a

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 1 Het fonds verstrekt slechts subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, ten behoeve van de additionele inzet door de aanvragende toegelaten instelling.

  • 2 Het fonds verstrekt zodanig subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, dat per wijk het maximale subsidiebedrag, genoemd in de bijlage bij dit besluit, jaarlijks niet wordt overschreden.

§ 3. Toezicht van het fonds op toegelaten instellingen

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 1 Het fonds stelt jaarlijks op:

    • a. overzichten van de financiële situatie van de afzonderlijke toegelaten instellingen, waarin in elk geval wordt aangegeven of naar het oordeel van het fonds de financiële situatie van een toegelaten instelling zodanig is, dat zij niet slaagt in het op een voor haar in het bijzonder aangewezen wijze, anders dan het aanvragen van subsidie bij het fonds, aantrekken van de noodzakelijke financiële middelen, en

    • b. een overzicht van de financiële situatie van de toegelaten instellingen gezamenlijk.

  • 2 Ten behoeve van het opstellen van de overzichten, bedoeld in het eerste lid, kan het fonds aan de toegelaten instellingen inlichtingen vragen en van hen inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden.

  • 3 Het fonds doet:

    • a. jaarlijks voor 1 november de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde overzichten aan Onze Minister toekomen en

    • b. jaarlijks voor 1 december het in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde overzicht aan Onze Minister toekomen, vergezeld van een oordeel over de in dat overzicht geschetste financiële situatie van de toegelaten instellingen gezamenlijk.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 3 Het fonds bevestigt binnen vier weken de ontvangst van de krachtens het eerste lid gezonden bescheiden.

  • 4 Indien een toegelaten instelling de bescheiden op 1 februari respectievelijk 1 juli van een jaar niet aan het fonds heeft doen toekomen, stelt het fonds onverwijld een termijn van ten hoogste vier weken binnen welke de bescheiden alsnog moeten worden verstrekt en doet daarvan mededeling aan die toegelaten instelling.

  • 5 Indien de toegelaten instelling de bescheiden niet binnen de krachtens het vierde lid gestelde termijn verstrekt, kan het fonds bepalen, dat zij, totdat zij de bescheiden alsnog verstrekt, de door het fonds aangegeven rechtshandelingen slechts kan verrichten na zijn instemming.

§ 4. De inhoud van de door het fonds op te stellen beleidsregels

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 1 In de beleidsregels, bedoeld in artikel 71b, eerste lid, van de Woningwet, wordt met betrekking tot de subsidie, bedoeld in artikel 71a, eerste lid, onderdeel a, van die wet, bepaald:

    • a. dat een aanvraag voor subsidie bij het fonds wordt ingediend;

    • b. welke gegevens door de aanvragende toegelaten instelling aan het fonds moeten worden overgelegd, en dat tot die gegevens in elk geval behoren:

      • 1°. een plan voor de sanering van de toegelaten instelling, dan wel

      • 2°. een plan met betrekking tot de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, dat door die toegelaten instelling is voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar zij haar woonplaats heeft en aan de huurders van haar woongelegenheden, teneinde hen in de gelegenheid te stellen zich daarover uit te spreken, dan wel

      • 3°. de betrokken uitvoeringsovereenkomst, waarbij naar het oordeel van het fonds voldoende inzichtelijk is gemaakt wat de additionele inzet van de aanvragende toegelaten instelling is ten opzichte van de additionele inzet van de andere toegelaten instellingen die partij bij die overeenkomst dan wel het betrokken wijkactieplan zijn, vergezeld van een verklaring van het college van burgemeester en wethouders dat die overeenkomst in overeenstemming is met dat plan;

    • c. binnen welke termijn de betrokken gegevens, bedoeld in onderdeel b, aan het fonds moeten worden verstrekt, en dat het fonds, indien de toegelaten instelling die gegevens niet binnen die termijn verstrekt, kan bepalen dat zij, totdat zij de gegevens alsnog verstrekt, de door het fonds aangegeven rechtshandelingen slechts kan verrichten na zijn instemming;

    • d. onder welke verplichtingen of voorschriften het fonds subsidie als bedoeld in artikel 2 verstrekt, waartoe verplichtingen kunnen behoren met betrekking tot de wijze waarop de toegelaten instelling uitvoering geeft aan artikel 21, eerste lid, van het Besluit beheer sociale-huursector;

    • e. aan de hand van welke criteria ten aanzien van de vermogenspositie van een toegelaten instelling wordt beoordeeld of die instelling voor de subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, in aanmerking komt;

    • f. welk deel van de additionele inzet voor subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, in aanmerking komt, en dat het fonds bij de bepaling van dat deel in beginsel uitgaat van de verdeling van die inzet blijkens de uitvoeringsovereenkomst;

    • g. hoe de in artikel 2, tweede lid, bedoelde subsidie per in de bijlage bij dit besluit genoemde wijk, tussen de toegelaten instellingen die partij zijn bij de uitvoeringsovereenkomst wordt verdeeld;

    • h. dat de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, met een meerjarig karakter kan leiden tot een jaarlijkse deeltoekenning, en

    • i. dat ten behoeve van de vaststelling van de subsidie, bedoeld in artikel 2, tweede lid, de toegelaten instelling een eindafrekening opstelt waarin zij aangeeft in hoeverre de voorgenomen onderdelen van het wijkactieplan en de uitvoeringsovereenkomst zijn uitgevoerd blijkens in elk geval een verklaring van het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente, en dat de uitkomst van die eindafrekening kan leiden tot een herberekening van die subsidie, naar rato van het uitgevoerde deel van de activiteiten, indien een deel van de activiteiten niet is uitgevoerd.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

De beleidsregels bevatten voorts:

  • a. de criteria die het fonds hanteert bij het opstellen van de overzichten, bedoeld in artikel 4, eerste lid;

  • b. de wijze waarop het fonds toepassing geeft aan de artikelen 5, eerste en vijfde lid, en 12, tweede lid, aan de ingevolge artikel 6, eerste lid, onderdeel c, gestelde beleidsregels en aan artikel 31, derde lid, van het Besluit beheer sociale-huursector;

  • c. de criteria aan de hand waarvan het fonds bepaalt of en voor hoelang het over voldoende financiële middelen beschikt om uitvoering te geven aan artikel 71a, eerste lid, van de Woningwet en

  • d. de termijn waarbinnen de hoogte van de bijdrage, bedoeld in artikel 71e, tweede lid, van de Woningwet, door het fonds moet zijn bepaald, de termijn waarbinnen de hoogte van die bijdrage door het fonds aan de toegelaten instellingen moet zijn bekendgemaakt, en de termijn vanaf het tijdstip van bekendmaking waarbinnen die bijdrage door de toegelaten instellingen aan het fonds moet zijn betaald, met dien verstande dat de hoogte van het totaal aan bijdragen op hetzelfde tijdstip moet zijn bepaald als waarop de begroting, bedoeld in artikel 71f, eerste lid, van de Woningwet, is vastgesteld.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

De beleidsregels, bedoeld in artikel 71b, eerste lid, van de Woningwet, worden door het fonds bekendgemaakt in de Staatscourant.

§ 5. De bijdrage van toegelaten instellingen aan het fonds

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

De bijdrage, bedoeld in artikel 71e, tweede lid, van de Woningwet, bestaat uit de som van:

  • a. een bedrag ten behoeve van het verstrekken van subsidie ter bevordering van de sanering van toegelaten instellingen;

  • b. een bedrag ten behoeve van het verstrekken van subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en

  • c. een bedrag ten behoeve van het verstrekken van subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

Artikel 9a

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 1 Ten behoeve van de bepaling van de hoogte van het bedrag, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, stelt het fonds vast:

    • a. een bedrag per zelfstandige woning, en

    • b. een bedrag per andere woongelegenheid, dat lager is dan het bedrag, bedoeld in onderdeel a.

  • 2 Het fonds bepaalt de hoogte van het bedrag, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, door:

    • a. per categorie woongelegenheden als bedoeld in het eerste lid met elkaar te vermenigvuldigen:

      • 1°. het aantal woongelegenheden in die categorie dat de toegelaten instelling op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarover de bijdrage verschuldigd is in eigendom of in beheer had volgens de gegevens, bedoeld in bijlage II bij het Besluit beheer sociale-huursector, en

      • 2°. het betrokken in het eerste lid, onderdeel a of b, bedoelde bedrag, en

    • b. de aldus verkregen bedragen bij elkaar op te tellen.

Artikel 9b

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 1 Ten behoeve van de bepaling van de hoogte van de bedragen, bedoeld in artikel 9, onderdeel b en c, stelt het fonds telkens vast:

    • a. een bedrag per woongelegenheid, en

    • b. een tarief per € 1000 van de gezamenlijke WOZ-waarde van de woongelegenheden.

  • 2 Het fonds bepaalt de hoogte van de bedragen, bedoeld in artikel 9, onderdeel b en c, door telkens, met gebruikmaking van het aantal woongelegenheden dat de toegelaten instelling op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarover de bijdrage verschuldigd is in eigendom of in beheer had volgens de gegevens, bedoeld in bijlage II bij het Besluit beheer sociale-huursector:

    • a. het aantal woongelegenheden te vermenigvuldigen met het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde bedrag;

    • b. de gezamenlijke WOZ-waarde van de woongelegenheden te delen door 1000 en vervolgens te vermenigvuldigen met het tarief, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b;

    • c. de aldus verkregen bedragen bij elkaar op te tellen.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 2 Het fonds bepaalt de hoogte van de bijdrage aan de hand van de ingevolge artikel 30 van het Besluit beheer sociale-huursector aan het fonds gezonden bescheiden. Het kan in plaats daarvan de hoogte van de bijdrage door schatting bepalen, uitsluitend indien het toepassing heeft gegeven aan artikel 5, vierde lid, of aan artikel 31, tweede lid, van het Besluit beheer sociale-huursector en de betrokken toegelaten instelling de ontbrekende bescheiden niet binnen de krachtens het betrokken artikellid gestelde termijn heeft verstrekt. Het fonds kan aan de betrokken toegelaten instelling administratiekosten in rekening brengen die verbonden zijn aan het door schatting bepalen van de hoogte van de bijdrage.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 2 Het fonds kan op verzoek van een toegelaten instelling het gedeelte van de op grond van artikel 71e, tweede lid, van de Woningwet door die instelling verschuldigde bijdrage, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, kwijtschelden, indien naar het oordeel van het fonds de betrokken toegelaten instelling aannemelijk heeft gemaakt dat zij in aanzienlijke mate heeft bijgedragen aan werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting die door andere toegelaten instellingen worden verricht, of dat zij in aanzienlijke mate werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting ten behoeve van andere toegelaten instellingen heeft verricht.

  • 3 De toegelaten instelling die partij is bij een uitvoeringsovereenkomst, is geen bedrag als bedoeld in artikel 9, onderdeel c, verschuldigd indien:

    • a. het fonds voor 1 september van het heffingsjaar die uitvoeringsovereenkomst heeft ontvangen en

    • b. op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarover de bijdrage, bedoeld in artikel 71e van de Woningwet, verschuldigd is en volgens de gegevens bedoeld in bijlage II bij het Besluit beheer sociale-huursector:

      • 1°. ten minste 10 procent van de woongelegenheden in eigendom van die toegelaten instelling zich bevond in een of meer wijken, genoemd in de bijlage bij dit besluit, of

      • 2°. zij in een of meer wijken, genoemd in de bijlage bij dit besluit, ten minste 15 procent van de in eigendom van toegelaten instellingen zijnde woongelegenheden in eigendom had.

  • 5 Indien bij een beschikking op een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid dat verzoek wordt ingewilligd, betaalt het fonds een als gevolg van die beschikking ten onrechte betaald bedrag terug aan de betrokken toegelaten instelling. Tevens wordt rente over dat bedrag betaald, berekend vanaf de datum waarop ten onrechte is betaald tot de datum van terugbetaling, bedoeld in de eerste volzin, van welke rente het percentage gelijk is aan dat van de depositorente die de Europese Centrale Bank vaststelt, vermeerderd met 1,25.

§ 6. Slotbepaling

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 17 oktober 1988

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

E. Heerma

Uitgegeven de vijfentwintigste oktober 1988

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Bijlage bij het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Wijk

Additionele inzet per wijk (in miljoen euro)

Maximale subsidiebedrag per wijk (in euro)

Alkmaar Overdie

2,9

580.000

Amersfoort De Kruiskamp

2,5

500.000

Amsterdam Noord

6,6

1.320.000

Amsterdam Oost

6,7

1.340.000

Amsterdam Bijlmer

6,6

1.320.000

Amsterdam Bos en Lommer

15,3

3.060.000

Amsterdam Nieuw-West

29,3

5.860.000

Arnhem Het Arnhemse Broek

3,7

740.000

Arnhem Klarendal

2,6

520.000

Arnhem Malburgen/Immerloo

4,9

980.000

Arnhem Presikhaaf

3,7

740.000

Den Haag Zuid-West

13,0

2.600.000

Den Haag Schilderswijk

9,0

1.800.000

Den Haag Stationsbuurt

3,6

720.000

Den Haag Transvaal

3,2

640.000

Deventer Rivierenwijk

2,8

560.000

Dordrecht Wielwijk/Crabbehof

4,2

840.000

Eindhoven Bennekel

3,2

640.000

Eindhoven Doornakkers

2,6

520.000

Eindhoven Woensel West

2,3

460.000

Enschede Velve-Lindenhof

1,7

340.000

Groningen De Hoogte

1,9

380.000

Groningen Korrewegwijk

2,9

580.000

Heerlen Meezenbroek

2,8

560.000

Leeuwarden Heechterp/Schieringen

2,3

460.000

Maastricht Noordoost

5,2

1.040.000

Nijmegen Hatert

3,1

620.000

Rotterdam Bergpolder

2,9

580.000

Rotterdam Oud Zuid

22,3

4.460.000

Rotterdam Overschie

2,8

560.000

Rotterdam Noord

12,4

2.480.000

Rotterdam West

18,2

3.640.000

Rotterdam Vreewijk

4,3

860.000

Rotterdam Zuidelijke Tuinsteden

9,2

1.840.000

Schiedam Nieuwland

4,4

880.000

Utrecht Kanaleneiland

6,8

1.360.000

Utrecht Ondiep

3,3

660.000

Utrecht Overvecht

8,6

1.720.000

Utrecht Zuilen Oost

2,8

560.000

Zaanstad Poelenburg

3,4

680.000

Totaal

250

50.000.000

Naar boven