Regeling bijdragen aanleg snelgroeiend bos 1988

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 22-01-2016 t/m heden

Regeling bijdragen aanleg snelgroeiend bos 1988

De minister van Landbouw en Visserij en de minister van Economische Zaken,

Overwegende, dat het gewenst is een nieuwe regeling vast te stellen voor het verlenen van bijdragen ter bevordering van de aanleg van snelgroeiend bos voor de houtvoorziening op de korte termijn;

Gehoord het Bosschap en de Bosbouwvoorlichtingsraad;

Besluiten:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

minister:

Minister van Economische Zaken;

eigenaar:

natuurlijke persoon of rechtspersoon die krachtens eigendom of enig ander zakelijk recht dan wel krachtens enig duurzaam persoonlijk recht het genot heeft van de grond.

Artikel 2

Aan de eigenaar wordt op de voet van de bepalingen van deze regeling op zijn verzoek door de minister een eenmalige bijdrage van f 3000 per hectare verleend ter zake van bebossing van gronden anders dan ter voldoening aan een bestaande verplichting tot herbeplanting.

Artikel 3

De bijdrage, bedoeld in artikel 2, wordt slechts verleend indien:

  • a. ten minste een aaneengesloten halve hectare grond wordt bebost of een door de minister daarmee gelijk te stellen aantal kilometers weg- of rijbeplanting wordt aangelegd en

  • b. de bebossing geschiedt met de boomsoorten behorende tot de geslachten populus (populier) of salix (wilg), dan wel met de boomsoorten Fijnspar (Picea abies), Sitcaspar (Picea sitchensis), Corsicaanse den (Pinus nigra var. maritima) of Douglas (Pseudo-tsuga menziesii).

Artikel 4

Geen bijdrage wordt verleend indien:

  • a. de voor de toekenning van bijdragen op grond van deze regeling beschikbaar gestelde middelen blijkens een daartoe strekkende mededeling van de minister in de Staatscourant door het totaal van de voorafgaande toezeggingen zijn uitgeput dan wel overschreden zullen worden door toezegging van de gevraagde bijdrage;

  • b. de bebossing heeft plaatsgevonden voordat op de aanvrage is beslist;

  • c. de beplanting naar het oordeel van de minister bosbouwkundig niet verantwoord is.

Artikel 5

De eigenaar dient de opstand waarvoor een bijdrage als bedoeld in artikel 2, is verleend in stand te houden:

  • a. gedurende tenminste 15 jaar na het moment van aanleg, indien de opstand bomen betreft die behoren tot de geslachten populus of salix;

  • b. gedurende tenminste 25 jaar na het moment van aanleg, indien de opstand andere boomsoorten, genoemd in artikel 3, onderdeel b, betreft.

Artikel 6

Aanvragen voor een bijdrage als bedoeld in artikel 2, kunnen op een daartoe bestemd formulier worden gericht aan de minister tot en met uiterlijk 30 juni 1994.

Artikel 7

  • 1 De minister kan de eigenaar een termijn stellen waarbinnen de bebossing dient plaats te vinden.

  • 2 De bijdrage wordt uitbetaald nadat door of namens de minister is vastgesteld, dat de bebossing heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de bepalingen van deze regeling. Hiertoe dient de eigenaar binnen vier weken na de aanleg van het bos schriftelijk te verklaren dat de bebossing heeft plaatsgevonden.

Artikel 8

Indien de voorschriften bedoeld in de artikelen 5 en 7 niet worden nagekomen vervalt het recht op de bijdrage en kan deze, vermeerderd met de verschuldigde wettelijke rente, geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd van degene aan wie de bijdrage is verleend of van diens rechtsopvolgers onder algemene titel.

Artikel 11

Beslissingen op grond van deze regeling vinden plaats onder het voorbehoud dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen de vereiste goedkeuring geeft voor het uitvoeren van deze regeling.

Artikel 12

De Regeling bijdragen aanleg snelgroeiend bos (Stcrt. 1984, 253) wordt ingetrokken met dien verstande dat het bepaalde daarin van toepassing blijft ten aanzien van op grond van die regeling reeds genomen beschikkingen.

Artikel 13

  • 1 Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Regeling bijdragen aanleg snelgroeiend bos 1988.’

  • 2 Deze regeling wordt bekendgemaakt in de Staatscourant en treedt in werking met ingang van de dag van haar bekendmaking.

  • 3 Deze regeling werkt terug tot 1 mei 1988.

's-Gravenhage, 14 oktober 1988

De

minister

van Landbouw en Visserij,

G. J. M. Braks

,
De

minister

van Economische Zaken,

R. W. de Korte

Naar boven