Besluit legbatterijen

[Regeling vervallen per 19-05-2004.]
Geraadpleegd op 07-05-2024.
Geldend van 01-01-1995 t/m 18-05-2004

Besluit van 22 juli 1988, houdende vaststelling van het Besluit legbatterijen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Visserij van 15 februari 1988, No. J. 1225, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;

Gelet op artikel 4, vierde lid, van de Wet houdende vaststelling van minimumeisen voor het houden van legkippen (Stb. 1984, 272) en op artikel 18, eerste lid, van de Landbouwwet (Stb. 1957, 342);

Gehoord het Landbouwschap, het Produktschap voor Pluimvee en Eieren, de Nederlandse Vereniging tot bescherming van Dieren, het Bedrijfschap voor de Pluimveehandel en -industrie en het Bedrijfschap voor de groothandel in eieren en eiprodukten en de eiproduktenindustrie;

De Raad van State gehoord (advies van 19 april 1988, No. W.11.88.0081);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw en Visserij van 8 juli 1988, No. J. 4890, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 19-05-2004]

In dit besluit worden de in artikel 1 van de Wet houdende vaststelling van minimumeisen voor het houden van legkippen (Stb. 1984, 272) gebezigde begrippen en daarbij gegeven begripsomschrijvingen overgenomen, met dien verstande dat voor de in artikel 1, onderdeel d, van die wet gegeven omschrijving van het begrip "kooi-oppervlakte" wordt gelezen: de horizontaal gemeten vrij beschikbare oppervlakte van de kooi.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 19-05-2004]

  • 1 Het is verboden één of meer legkippen in een kooi te houden.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing op kooien die voldoen aan de volgende eisen:

    • a. de kooi-oppervlakte dient ten minste 450 cm2 per legkip te bedragen;

    • b. de hoogte van de kooi dient ten minste 40 cm te zijn over 65% van de kooi-oppervlakte en mag over de ingevolge onderdeel a voorgeschreven oppervlakte nergens lager zijn dan 35 cm;

    • c. de voederbaklengte dient ten minste 10 cm per legkip te bedragen;

    • d. de bodem van de kooi dient:

      • 1°. elk van de naar voren gerichte tenen van een poot van een legkip te kunnen steunen;

      • 2°. géén grotere helling te hebben dan 14% of 8 graden;

    • e. de watervoorziening van de legkippen dient plaats te vinden door middel van:

      • 1°. ten minste twee per kooi bereikbare drinknippels of drinkbakjes, of

      • 2°. een continu werkend drinkwaterkanaal met eenzelfde lengte als bedoeld in onderdeel c.

  • 3 Onze Minister kan in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, onderdeel d, onder 2°, bij regeling een steilere helling toestaan voor bodems waarin ander dan rechthoekig draadgaas als bodemmateriaal wordt toegepast.

  • 4 Het is verboden in strijd te handelen met de door Onze Minister bij regeling vastgestelde algemeen geldende voorschriften die bij het houden van legkippen in kooien in acht dienen te worden genomen.

  • 5 Het bepaalde in het eerste lid is tot 1 januari 1995 niet van toepassing op een kooi die vóór de inwerkingtreding van dit besluit voor het eerst in gebruik is genomen, mits die kooi voldoet aan de eisen en onder de voorwaarden valt zoals neergelegd in artikel 2, eerste lid, onderdelen a en b, tweede en derde lid, van de Wet houdende vaststelling van minimumeisen voor het houden van legkippen.

  • 6 Onze Minister stelt bij regeling regelen omtrent de wijze waarop ten zijner genoegen dient te worden aangetoond dat de kooi vóór de inwerkingtreding van dit besluit voor het eerst in gebruik is genomen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 19-05-2004]

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2 Het kan worden aangehaald als: Besluit legbatterijen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Tavarnelle, 22 juli 1988

Beatrix

De Minister van Landbouw en Visserij,

G. J. M. Braks

Uitgegeven de dertiende september 1988

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Naar boven