Beschikking superheffing 1988

[Regeling vervallen per 24-01-2004.]
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 01-01-1996 t/m 23-01-2004

Beschikking superheffing 1988

De minister van Landbouw en Visserij,

Overwegende dat het gewenst is om voor de perioden na 2 april 1988 over te gaan tot toepassing van Formule B van artikel 5 quater van Verordening (EEG) nr. 804/68;

Gelet op de artikelen 13, 19, 23, 27 en 28 van de Landbouwwet (Stb. 1957, 342));

Gehoord het Produktschap voor Zuivel en het Landbouwschap;

Besluit:

§ 1. Definities

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Voor de toepassing van deze beschikking wordt verstaan onder:

a. minister:

minister van landbouw en Visserij;

b. directeur:

directeur Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie in de provincie waar het bedrijf van de producent is gelegen;

c. DBH:

districtsbureauhouder van het Ministerie van Landbouw en Visserij in de provincie waarin het bedrijf van de producent is gelegen;

d. produktschap:

Produktschap voor Zuivel;

e. EG-verordeningen:

artikel 5 quarter van verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad van de Europese Gemeenschappen en de ter uitvoering daarvan vastgestelde verordeningen of regelen van de Raad of de Commissie van de Europese Gemeenschappen;

f. fabriek:

bedrijf, dat melk of andere zuivelprodukten be of verwerkt, dan wel enige andere behandeling doet ondergaan;

g. heffingsperiode:

tijdvak van 12 maanden te rekenen vanaf 1 april van iedere kalenderjaar, of een periode die daarmee, rekening houdend met het systeem van veertiendaagse afrekeningsperioden van het Produktschap voor Zuivel, nagenoeg samenvalt;

h. referentiehoeveelheid:

hoeveelheid, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Beschikking superheffing 1985 (Stcrt. 118), waarvan de hoogte wordt vastgesteld volgens de bepaling van artikel 6 van deze Beschikking, en welke volgens de regelen van deze Beschikking in aanmerking wordt genomen bij de bepaling van de heffingvrije hoeveelheid van de koper en bij de doorberekening van de heffing aan de producent;

i. heffingvrije hoeveelheid:

hoeveelheid melk of het equivalent daarvan, waarover geen heffing verschuldigd is; en wordt voorts, overeenkomstig 12 van Verordening (EEG) nr. 857/84, verstaan onder;

j. melk:

door het melken van één of meer koeien verkregen produkt;

k. andere zuivelprodukten:

onder andere room, boter en kaas;

l. producent:

landbouwexploitant, natuurlijke of rechtspersoon of groepering van natuurlijke of rechtspersonen, waarvan het bedrijf op het geografische grondgebied van de Gemeenschap is gevestigd,

  • -

    die melk of andere zuivelprodukten rechtstreeks aan de consument verkoopt,

  • -

    en/of levert aan de koper;

m. bedrijf:

geheel van produktie-eenheden die door de producent worden beheerd en die op het geografische grondgebied van de Gemeenschap zijn gevestigd;

n. koper:

onderneming of een groepering die melk of ander zuivelprodukten koopt om deze te bewerken of te verwerken, om deze door te verkopen aan één of meer bedrijven die melk of andere zuivelprodukten bewerken of verwerken dan wel een onderneming of een groepering, die melk of andere zuivelprodukten in een haar al dan niet toebehorende fabriek geleverd krijgt, of koopt om deze met een andere bestemming te leveren;

o. bedrijf dat melk of andere zuivelprodukten bewerkt of verwerkt:

onderneming of groepring die zich uitsluitend bezighoudt met het inzamelen, verpakken, opslaan en koelen van melk of andere zuivelprodukten of met één van deze activiteiten;

p. levering:

elke levering van melk of ander zuivelprodukten, ongeacht of het vervoer wordt verricht door de producent, de koper, het bedrijf dat deze produkten bewerkt of verwerkt of een derde;

q. rechtstreeks aan de consument verkochte melk of melkequivalent:

de melk of de zuivelprodukten, uitgedrukt in melkequivalent, die zonder tussenkomst van een bedrijf dat melk of andere zuivelprodukten bewerkt of verwerkt, worden verkocht, alsmede de ambachtelijk vervaardigde zuivelprodukten, die al dan niet met zodanige tussenkomst worden verkocht.

  • 2 Het bepaalde bij of krachtens deze beschikking geldt onverminderd de Overdrachtsbeschikking bevoegdheden Landbouwwet 1966, Algemeen (Stcrt. 205).

§ 2. De heffingsplichtigen

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De koper is ter zake van de hoeveelheid melk, of het equivalent daarvan, welke hem wordt geleverd een heffing verschuldigd, tenzij de koper aantoont dat ter zake van die hoeveelheid een aanspraak op een in artikel 5, eerste lid, bedoelde heffingsvrije hoeveelheid geldt of aantoont dat ter zake daarvan de heffing reeds is voldaan.

  • 2 Het bedrag van de heffing wordt vastgesteld met inachtneming van de EG-verordeningen. De hoeveelheid melk, of het equivalent daarvan, wordt bepaald met inachtneming van het in paragraaf 4 bedoelde vetgehalte van de geleverde melk en met inachtneming van het bepaalde in de EG-verordeningen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 2 is de producent ter zake van de levering aan een koper van melk of het equivalent daarvan, heffing verschuldigd indien de in artikel 2, eerste lid, bedoelde heffing niet is voldaan.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde heffing is verschuldigd over de door de producent aan de koper geleverde hoeveelheden melk, of het equivalent daarvan, met inachtneming overigens van het bepaalde in de tweede volzin van artikel 29.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

De producent is ter zake van de rechtstreekse verkoop van melk, of het equivalent daarvan, voor consumptie een heffing verschuldigd tenzij ter zake van deze hoeveelheid de producent een aanspraak heeft op een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid. Het bepaalde in de eerste volzin van artikel 2, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

§ 3. De heffingvrije hoeveelheid en de referentiehoeveelheid

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De heffing, bedoeld in artikel 2 is niet verschuldigd over een hoeveelheid, welke in de heffingsperiode gelijk of minder is dan de heffingvrije hoeveelheid van de koper.

  • 2 De heffingvrije hoeveelheid van de koper is voor de betrokken heffingsperiode gelijk aan het totaal van de referentiehoeveelheden of gedeelten daarvan waarvan de koper met inachtneming van de EG-verordeningen vòòr 1 september van de betrokken heffingsperiode aan het produktschap opgave heeft gedaan volgens daartoe door het produktschap gestelde regelen. Op de in de vorige volzin bedoelde opgave dient de toestemming van de betrokken producent te zijn vermeld. Indien van een referentiehoeveelheid door meer dan één koper opgave wordt gedaan, wordt de betrokken referentiehoeveelheid aan de heffingvrije hoeveelheid van de koper toegedeeld naar rato van het aantal kopers.

  • 3 Van de in het tweede lid bedoelde toedeling kan worden afgeweken indien de producent tezamen met de betrokken kopers met inachtneming van de EG-verordeningen mededeling doet van een andere toedeling. De in dit lid bedoelde mededeling dient te worden gedaan vòòr 1 september van de betrokken heffingsperiode, volgens daartoe door het produktschap gestelde regelen.

  • 4 De in het tweede lid bedoelde toedeling wordt bij overgang van referentiehoeveelheden gewijzigd op de wijze bedoeld in artikel 21, tweede lid. Zodanige wijziging vindt op overeenkomstige wijze plaats bij toewijzing dan wel vermindering van referentiehoeveelheden.

  • 5 De overeenkomstig het tweede en derde lid vastgestelde heffingvrije hoeveelheden van de kopers geschiedt voor het eerst voor de heffingsperiode 1988/1989. Deze vaststelling geldt eveneens voor de daarop volgende heffingsperioden, tenzij deze overeenkomstig het bepaalde in het tweede en derde lid door betrokkenen wordt gewijzigd.

Artikel 5a

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Het is een koper verboden melk of het equivalent daarvan afkomstig van een producent geleverd te krijgen als hij niet bij het produktschap als koper is geregistreerd.

  • 2 Het is een producent verboden om voor zover hij melk of het equivalent daarvan niet rechtstreeks aan de consument levert, te leveren aan een niet geregistreerde koper.

  • 3 De in artikel vijf, tweede en derde lid, bedoelde toedelingen kunnen slechts geschieden aan een geregistreerde koper.

  • 4 Registratie kan door het produktschap slechts worden verricht indien de koper schriftelijk verklaart:

    • a. te voldoen aan de bepalingen bij of krachtens deze beschikking;

    • b. toegang te verlenen aan de ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst of functionarissen van het produktschap tot zijn administratie ten behoeve van de controle daarvan;

    • c. desgevraagd op te zullen geven van welke producenten en kopers hij melk of andere zuivelprodukten geleverd krijgt alsmede de omvang daarvan;

    • d. het vervoer van de melk door middel van daartoe gebruikelijke transportmiddelen te laten verrichten, die de mogelijkheid bieden om de getransporteerde hoeveelheid melk alsmede het vetgehalte daarvan vast te stellen

    en voorts slechts indien de koper, voor zover hij niet in Nederland is gevestigd, een natuurlijk persoon gevestigd in Nederland heeft aangewezen als zijn vertegenwoordiger, die bevoegd is hem te vertegenwoordigen in alle in zijn hoedanigheid van koper uit deze beschikking voortvloeiende rechten en verplichtingen:

  • 5 Het produktschap kan nadere voorwaarden verbinden aan de registratie, waaronder het laten stellen van een waarborg ter verzekering van de te betalen heffing.

  • 6 De registratie kan voor bepaalde tijd worden verricht.

  • 7 Ingeval in strijd met de verklaring wordt gehandeld dan wel niet wordt voldaan aan een of meer van de voorwaarden als bedoeld in het vijfde lid vervalt de registratie.

Artikel 5b

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Onder levering van melk, of het equivalent daarvan, aan een koper als bedoeld in artikel 5a, wordt mede verstaan het afvoeren van melk, of het equivalent daarvan, van het bedrijf van de producent.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

De referentiehoeveelheid van de producent is gelijk aan de hoeveelheid waarop de producent aanspraak had in de vorige heffingsperiode of welke hij in die periode toegewezen heeft gekregen voor de daarop volgende heffingsperiode, verminderd met een door de minister bij beschikking vast te stellen percentage.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

De heffing, bedoeld in artikel 4 is niet verschuldigd over een hoeveelheid, welke in de heffingsperiode gelijk of minder is dan de heffingvrije hoeveelheid. Deze heffingvrije hoeveelheid is gelijk aan de heffingvrije hoeveelheid ter zake van de rechtstreekse verkoop voor consumptie waarop de producent aanspraak had in de vorige heffingsperiode of welke hij in die periode toegewezen heeft gekregen voor de daarop volgende heffingsperiode.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid wordt niet meer erkend voor zover ten aanzien van de desbetreffende hoeveelheid een opkoopregeling is toegepast.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Het produktschap kan op een daartoe gedaan verzoek overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, vijfde of zesde lid, van Verordening (EEG) nr. 1546/88 een referentiehoeveelheid respectievelijk een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid toewijzen onder evenredige vermindering van de in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid respectievelijk van de referentiehoeveelheid. Zodanig verzoek dient uiterlijk vóór 1 mei van de betrokken heffingsperiode te worden gericht aan het produktschap, volgens daartoe door het produktschap gestelde regelen.

  • 2 Teneinde het hoofd te kunnen bieden aan een wijziging in hun afzetbehoeften, kan het produktschap op daartoe gedaan verzoek overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 bis van Verordening (EEG) nr. 857/84 aan producenten, die zowel aanspraak kunnen maken op een referentiehoeveelheid als een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid, per heffingsperiode een verhoging toestaan van één van deze twee hoeveelheden onder de voorwaarde dat de andere hoeveelheid met een overeenkomstige hoeveelheid wordt verminderd. Zodanig verzoek dient uiterlijk vóór 1 januari van de betrokken heffingsperiode te worden gericht aan het produktschap volgens daartoe door het produktschap gestelde regelen.

  • 3 Het bepaalde in het eerste lid vindt geen toepassing indien de producent in de betrokken heffingsperiode een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid tijdelijk heeft verkregen dan wel overgedragen, overeenkomstig het bepaalde in § 5A.

  • 4 Het bepaalde in het tweede lid vindt geen toepassing voorzover het overeenkomstig het bepaalde in § 5A tijdelijk verkregen dan wel tijdelijk overgedragen referentiehoeveelheden of de in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheden betreft.

§ 4. Het bij de levering van melk, of het equivalent daarvan, in aanmerking te nemen gemiddelde vetgehalte

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Door het produktschap wordt voor iedere heffingsperiode een nationaal gemiddeld vetgehalte vastgesteld. Dit nationale gemiddelde vetgehalte vormt het gewogen gemiddelde van de in de betrokken heffingsperiode voor de producenten geldende gemiddelde vetgehaltes.

  • 2 Indien het gewogen gemiddelde van de in de betrokken heffingsperiode gerealiseerde individuele vetgehaltes hoger is dan het nationaal gemiddelde vetgehalte, als bedoeld in het eerste lid, dan wordt de door de producent geleverde hoeveelheid melk op de volgende wijze gecorrigeerd:

    • -

      als het voor de producent geldende gemiddelde vetgehalte hoger is dan het door hem in de betrokken heffingsperiode gerealiseerde vetgehalte wordt de geleverde hoeveelheid melk verminderd met 0,18% voor elke 0,1 g melkvet minder per kilogram melk;

    • -

      als het voor de producent geldende gemiddelde vetgehalte lager is dan het door hem in de betrokken heffingsperiode gerealiseerde vetgehalte wordt de geleverde hoeveelheid melk verhoogd met 0,18% voor elke 0,1 g melkvet meer per kilogram melk.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

De bepaling van het voor de producent geldende gemiddelde vetgehalte geschiedt met inachtneming van het gemiddelde vetgehalte van de geleverde melk, of het equivalent daarvan dat door het produktschap is geconstateerd voor de periode van 7 april 1985 tot en met 5 april 1986.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 11 neemt het produktschap op verzoek van de belanghebbende het gemiddelde vetgehalte in acht, geconstateerd voor de periode van 8 april 1984 tot en met 6 april 1985, indien:

    • a. de aan de koper geleverde melk of het equivalent daarvan tijdens de periode van 7 april 1985 tot en met 5 april 1986 onderbroken is geweest, dan wel

    • b. het voor de periode van 7 april 1985 tot en met 5 april 1986 geconstateerde gemiddelde vetgehalte van de aan de koper geleverde melk of het equivalent daarvan, lager is dan het gemiddelde vetgehalte dat voor de periode van 8 april 1984 tot en met 6 april 1985 is geconstateerd.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde verzoek dient bij het produktschap vóór 1 juni 1988 te worden ingediend volgens daartoe door het produktschap gestelde regelen.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

In afwijking van het bepaalde in artikel 11 is het voor de producent geldende vetgehalte, het in het kalenderjaar 1983 geconstateerde gemiddelde vetgehalte van de afgeleverde melk, of het equivalent daarvan, indien:

Artikel 14

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Voor de producent die na 6 april 1985 op grond van een volledige bijzondere toekenning anders dan door middel van een overgang van een referentiehoeveelheid als bedoeld in artikel 15, tweede lid, voor het eerst melk, of het equivalent daarvan, heeft geleverd, wordt, in afwijking van het bepaalde in artikel 11, het in de eerste twaalf maanden na aanvang van de melkproduktie door het produktschap geconstateerde gemiddelde vetgehalte in aanmerking genomen.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Ingeval van overgang van een referentiehoeveelheid op degene die ten tijde van de overgang reeds aanspraak kon maken op een referentiehoeveelheid wordt voor de bepaling van het nieuwe gemiddelde vetgehalte de berekening volgens het gewogen-gemiddelde toegepast, in dier voege, dat de beide betrokken gemiddelde vetgehalten worden gewogen met de desbetreffende referentiehoeveelheden.

  • 2 Ingeval van overgang van een referentiehoeveelheid op degene die ten tijde van de overgang geen aanspraak kan maken op een referentiehoeveelheid, wordt het gemiddelde vetgehalte zoals dat gold voor degene die de referentie-hoeveelheid heeft overgedragen in aanmerking genomen.

  • 3 Bij verplaatsing van een bedrijf, bedoeld in de uitvoeringsregeling op grond van artikel 24, behoudt de verplaatser het vóór de verplaatsing voor hem geldende gemiddelde vetgehalte. De directeur doet aan het produktschap mededeling van deze verplaatsing.

  • 4 Het produktschap verricht de in het eerste lid bedoelde berekening en doet daarvan mededeling aan de betrokken producenten.

§ 5. Overgang van een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1

    • a. Ingeval van overdracht van grond, niet zijnde een geheel bedrijf, gaat 20 000 kg referentiehoeveelheid dan wel heffingvrije hoeveelheid als bedoeld in artikel 7 per hectare overgedragen grond, gebruikt voor de melkveehouderij, met inachtneming van de hierna volgende bepalingen over.

    • b. Iedere overdracht van grond, als bedoeld in onderdeel a, dient minimaal één hectare te omvatten, met dien verstande dat deze overdracht minder dan één hectare kan omvatten wanneer de totale oppervlakte grond op het betrokken bedrijf, gebruikt voor de melkveehouderij, minder dan één hectare bedraagt.

  • 2 Ingeval de totale referentiehoeveelheid dan wel de in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid op het betrokken bedrijf minder dan gemiddeld 20 000 kg per hectare grond, gebruikt voor de melkveehouderij, bedraagt, gaat bij een overdracht als bedoeld in het eerste lid, 20 000 kg per hectare overgedragen grond, gebruikt voor de melkveehouderij, over tot een maximum van de totale beschikbare referentiehoeveelheid dan wel de in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid.

  • 3 De ingevolge het eerste lid over te dragen grond dient gedurende een periode van één jaar voorafgaande aan de overdracht daadwerkelijk voor de melkproduktie op het betrokken bedrijf in gebruik te zijn geweest. Voorts dient de overgedragen grond gedurende een periode van één jaar na de overdracht daadwerkelijk voor de melkproduktie op het betrokken bedrijf in gebruik te blijven.

  • 4 Voor degene die de levering van melk of andere zuivelprodukten volledig heeft gestaakt en al dan niet ingevolge het bepaalde in § 5a de gehele aan zijn bedrijf gerelateerde referentiehoeveelheid dan wel heffingvrije hoeveelheid als bedoeld in artikel 7 tijdelijk heeft overgedragen en om die reden niet aan het gestelde in de eerste volzin van het derde lid kan voldoen, geldt dat gedurende enig jaar sinds 1 april 1984 de ingevolge het eerste lid over te dragen grond daadwerkelijk voor de melkproduktie op zijn bedrijf in gebruik moet zijn geweest.

  • 5 Het produktschap kan in geval van overgang krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht toestemming verlenen af te wijken van het bepaalde in het derde lid.

  • 6 Een verzoek om toestemming als bedoeld in het vijfde lid dient bij het produktschap te worden ingediend op een daartoe voorgeschreven formulier.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Ingeval van overdracht van het gehele bedrijf gaat de betrokken referentiehoeveelheid dan wel de in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid over, met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

  • 2 Een overgang van een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid kan meer bedragen dan 20 000 kg per hectare overgedragen grond, gebruikt voor de melkveehouderij, indien:

    • a. het gehele bedrijf wordt verworven door degene die een echtgenoot, kind, afstammeling in de tweede graad, echtgenoot van een kind, echtgenoot van een kleinkind, of een pleegkind is van de vervreemder;

    • b. het gehele bedrijf wordt verworven door een ander dan genoemd in onderdeel a, als ten genoege van het produktschap is aangetoond dat het bedrijf in de twee jaren voorafgaande aan de overdracht niet substantieel is verkleind, althans voor zover het de melkveehouderij betreft, en als het bedrijf beoordeeld naar de feitelijke bedrijfsvoering als een zelfstandige eenheid ongewijzigd wordt voortgezet. Ter zake van de toepassing van dit onderdeel kunnen nadere regelen worden gesteld.

  • 3 Onder pleegkind wordt verstaan degene die duurzaam als een eigen kind is verzorgd en opgevoed.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Onder overdracht als bedoeld in de artikelen 16 en 17 wordt verstaan:

    • a. overdracht in eigendom onder bijzondere titel;

    • b. vestiging, overdracht of tenietgaan van een beperkt gebruiksrecht.

  • 2 Voor het tijdstip van overgang van de referentiehoeveelheid dan wel de in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid, is bepalend de inschrijving van de desbetreffende akte in de in artikel 89 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde openbare registers met dien verstande dat in het geval van het tenietgaan van een beperkt gebruiksrecht het tijdstip van het tenietgaan in aanmerking wordt genomen.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1

    • a. Indien een door de grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 1 van de Pachtwet (Stb. 1958, 37) wordt aangegaan voor de duur van meer dan één jaar, gaat 20 000 kg referentiehoeveelheid dan wel in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid per hectare overgedragen grond, gebruikt voor de melkveehouderij, over. Voor het tijdstip van overgang van de referentiehoeveelheid dan wel de in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid is bepalend de ingangsdatum van de pachtovereenkomst dan wel, voor zover deze na de ingangsdatum ligt, de datum waarop de betrokken partijen de pachtovereenkomst zijn aangegaan.

    • b. De onder a bedoelde pachtovereenkomst dient minimaal één hectare te omvatten, met dien verstande dat deze overeenkomst minder dan één hectare kan omvatten wanneer de totale oppervlakte grond van de verpachter, gebruikt voor de melkveehouderij, minder dan één hectare bedraagt.

  • 2

    • a. Er gaat eveneens 20 000 kg per hectare overgedragen grond, gebruikt voor de melkveehouderij, over indien er sprake is van:

    • b. Ingeval de rechter:

      • -

        de ontbinding van een pachtovereenkomst uitspreekt;

      • -

        een verzoek tot verlenging van de pachtovereenkomst afwijst;

        kan hij besluiten af te wijken van het in onderdeel a bepaalde in die zin dat een referentiehoeveelheid, dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid overgaat naar evenredigheid op basis van artikel 7, tweede lid van Verordening (EEG) nr. 1546/88 (PB EG L 139).

  • 3 Ingeval de totale referentiehoeveelheid dan wel de in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid op het betrokken bedrijf minder dan gemiddeld 20 000 kg per hectare grond, gebruikt voor de melkveehouderij, bedraagt, gaat bij een overgang als bedoeld in het eerste en tweede lid, onderdeel a, 20 000 kg per hectare overgedragen grond, gebruikt voor de melkveehouderij, over tot een maximum van de totale beschikbare referentiehoeveelheid dan wel in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid.

  • 4 Indien een pachtovereenkomst met betrekking tot een geheel bedrijf als bedoeld in artikel 17 wordt gesloten dan wel beëindigd of ontbonden dan wel eindigt als gevolg van een afwijzing door de rechter van een verzoek tot verlenging of als gevolg van een kennisgeving als bedoeld in artikel 36, tweede lid, van de Pachtwet, waarna niet overeenkomstig artikel 36, derde lid, van de Pachtwet verlenging is verzocht, is het gestelde in die bepaling van overeenkomstige toepassing.

  • 5 In geval van aangaan van een pachtovereenkomst overeenkomstig het eerste lid dient de te verpachten grond gedurende een periode van één jaar voorafgaand aan het aangaan van de pachtovereenkomst daadwerkelijk voor de melkproduktie op het betrokken bedrijf in gebruik te zijn geweest. Voorts dient de gepachte grond gedurende een periode van één jaar na het aangaan van de pachtovereenkomst daadwerkelijk voor de melkproduktie op het betrokken bedrijf in gebruik te blijven.

    In geval van beëindiging van een pachtovereenkomst overeenkomstig het tweede lid, onderdeel a en onderdeel b, tweede gedachtenstreepje dient de terug over te dragen grond gedurende een periode van één jaar voorafgaande aan de beëindiging van de pachtovereenkomst daadwerkelijk voor de melkproduktie op het betrokken bedrijf in gebruik te zijn geweest. Voorts dient de terug overgedragen grond gedurende een periode van één jaar na de beëindiging van de pachtovereenkomst daadwerkelijk voor de melkproduktie op het betrokken bedrijf in gebruik te blijven.

  • 6 Voor degenen die de levering van melk of andere zuivelprodukten volledig hebben gestaakt en al dan niet ingevolge het bepaalde in § 5a de gehele aan hun bedrijf gerelateerde referentiehoeveelheid dan wel heffingvrije hoeveelheid als bedoeld in artikel 7 tijdelijk hebben overgedragen en om die reden niet aan het gestelde in de eerste, respectievelijk de derde volzin van het vijfde lid kunnen voldoen, geldt dat gedurende enig jaar sinds 1 april 1984 de ingevolge het vijfde lid te verpachten, respectievelijk terug over te dragen grond daadwerkelijk voor de melkproduktie op hun bedrijf in gebruik moet zijn geweest.

Artikel 19a

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, en artikel 19, eerste en tweede lid, kan bij overdracht van gronden, bedoeld in artikel 18, of bij het aangaan, eindigen, beëindigen of ontbinden van een pachtovereenkomst, bedoeld in artikel 19, de aanspraak op een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid blijven bestaan, voor zover op het betrokken bedrijf de oppervlakte van de zonder referentiehoeveelheid dan wel de in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid overgedragen grond, gebruikt voor de melkveehouderij, gedurende één heffingsperiode niet meer dan vijf hectare bedraagt.

  • 2 Bij de vaststelling van de maximumhoeveelheid van vijf hectare grond, als bedoeld in het eerste lid, worden buiten beschouwing gelaten de gronden die zijn overgedragen aan:

    • a. het Bureau Beheer Landbouwgronden;

    • b. een publiekrechtelijk lichaam of een particuliere natuurbeschermingsorganisatie, voor zover deze schriftelijk verklaren dat de aan hen overgedragen grond duurzaam niet meer voor de melkproduktie wordt benut.

  • 3 Iedere producent dient jaarlijks vóór 15 april de totale oppervlakte van de hoeveelheid grond, gebruikt voor de melkveehouderij, waarover hij bij de aanvang van de heffingsperiode beschikt, aan de DBH op een daartoe voorgeschreven formulier op te geven.

  • 4 Grond wordt geacht niet meer voor de melkveehouderij in gebruik te zijn wanneer het gedurende één jaar deze bestemming niet meer heeft.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Indien naar het oordeel van het produktschap een overdracht van grond dan wel het aangaan of beëindigen van een pachtovereenkomst kennelijk uitsluitend tot doel heeft gehad de hoeveelheid genoemd in artikel 16, eerste lid, en in artikel 19, eerste en tweede lid, te ontgaan, kan het produktschap binnen een tijdvak van 3 jaar na overgang van de referentiehoeveelheid dan wel de in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid, besluiten dat een aanspraak op deze hoeveelheid ter zake van die overdracht geheel of gedeeltelijk niet meer wordt erkend, te rekenen vanaf het tijdstip van registratie, met dien verstande dat de niet-erkenning maximaal 12 maanden terugwerkt.

  • 2 Indien een aanspraak ingevolge het eerste lid geheel of gedeeltelijk niet meer wordt erkend

    • a. kan erkenning van de aanspraak op de referentiehoeveelheid dan wel de in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid bij de vervreemder plaatsvinden indien de verkrijger en de vervreemder overeenkomen dat de overgang van de referentiehoeveelheid dan wel de in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid ongedaan wordt gemaakt met ingang van de datum waarop partijen van deze overeenkomst op een daartoe voorgeschreven formulier bij het produktschap hebben kennisgegeven;

    • b. kan erkenning van de aanspraak op de referentiehoeveelheid dan wel de in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid bij de verkrijger plaatsvinden, indien alsnog daadwerkelijk voor de melkproduktie gebruikte oppervlakte grond aan hem wordt overgedragen overeenkomstig het bepaalde in artikel 16 dan wel indien met betrekking tot daadwerkelijk voor de melkproduktie gebruikte oppervlakte grond alsnog een pachtovereenkomst wordt aangegeven of beëindigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 met ingang van de datum waarop de betrokken registratie overeenkomstig de procedure van artikel 21 en 22 heeft plaatsgevonden.

  • 3 De erkenning als bedoeld in het tweede lid wordt gerelateerd aan de nog niet verstreken periode van de betrokken heffingsperiode.

  • 4 De verkrijger kan op diens verzoek aanspraak maken op een vergoeding van f0,65 per kilogram referentiehoeveelheid dan wel de in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid.

    Voor zover deze vergoeding toegekend wordt is het in het tweede lid bepaalde niet van toepassing. Een verzoek dient bij het produktschap te worden ingediend op een daartoe voorgeschreven formulier, waarna het produktschap dit verzoek doorgeleidt naar de directeur.

  • 5 Indien bij toepassing van artikel 17, tweede lid, onderdeel b, naar het oordeel van het produktschap in het tijdvak van drie jaren volgend op de overgang van de referentiehoeveelheid dan wel de in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid, het bedrijf niet of niet meer als een zelfstandige eenheid ongewijzigd wordt voortgezet, kan het produktschap besluiten dat een aanspraak op deze hoeveelheid, van meer dan 20 000 kg per hectare overgedragen grond geheel of gedeeltelijk niet meer wordt erkend, te rekenen vanaf het tijdstip van registratie.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Degenen die grond, bedoeld in artikel 16, dan wel een bedrijf als bedoeld in artikel 17, eerste lid, hebben verworven respectievelijk overgedragen, geven daarvan onverwijld gezamenlijk kennis aan het produktschap op een daartoe voorgeschreven formulier, volgens daartoe gestelde voorschriften. Bij het formulier wordt de overeenkomst gevoegd met betrekking tot de overdracht, vermeldende de referentiehoeveelheid dan wel de heffingvrije hoeveelheid, bedoeld in artikel 16 dan wel 17.

  • 2 Grondoverdrachten waarbij gebruik wordt gemaakt van de in artikel 19a. eerste lid, bedoelde mogelijkheid dienen onverwijld gemeld te worden bij het produktschap op een daartoe voorgeschreven formulier. In afwijking hiervan dienen deze grondoverdrachten in de heffingsperiode 1992/93 bij de DBH gemeld te worden.

  • 3 Bij meerdere kopers dient volgens daartoe gestelde voorschriften door partijen te worden aangegeven bij welke heffingvrije hoeveelheid de referentiehoeveelheid of het gedeelte daarvan moet worden afgeschreven en bij welke heffingvrije hoeveelheid de hoeveelheid moet worden toegedeeld.

  • 4 Er kan eerst een aanspraak op een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid worden gemaakt vanaf de registratie door het produktschap.

  • 5 Indien de overeenkomst bedoeld in het eerste lid in het tijdvak van 1 november tot en met het einde van de heffingsperiode bij het produktschap wordt aangemeld, wordt de aanspraak op de referentiehoeveelheid dan wel de in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid, eerst erkend met ingang van de volgende heffingsperiode. Deze bepaling vindt geen toepassing indien artikel 20, tweede lid, onderdeel b, toepassing vindt. Indien zodanige aanmelding plaatsvindt in enige heffingsperiode vóór 1 november kan het produktschap de overgang van de referentiehoeveelheid dan wel de in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid, voor het geheel of een gedeelte daarvan registreren met ingang van enig moment in de lopende heffingsperiode.

  • 6

    • a. Een overgang van een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid wordt niet geregistreerd indien niet aan de voorwaarden gesteld in de artikelen 16, 17 en 19a, derde lid, is voldaan.

    • b. In afwijking van het bepaalde onder a kan op verzoek van betrokken partijen ingeval een overgang van een referentiehoeveelheid dan wel een artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid wordt aangeboden van meer dan 20 000 kg per hectare overgedragen grond, gebruikt voor de melkveehouderij, de registratie uitgaande van 20 000 kg per hectare overgedragen grond, gebruikt voor de melkveehouderij, alsnog worden verricht, waarbij voor dat meerdere de aanspraak komt te vervallen onder toekenning van een vergoeding overeenkomstig de bepalingen van de daarvoor geldende regeling van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw.

    • c. Indien in een heffingsperiode meer dan 5 hectaren wordt overgedragen met gebruikmaking van artikel 19a, eerste lid, vervalt over het meerdere de aanspraak op een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid op basis van 20 000 kg per hectare overgedragen grond, gebruikt voor de melkveehouderij. Een aanspraak kan wederom worden erkend indien de vervreemder alsnog zorgdraagt voor een overgang van een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid op basis van 20 000 kg per hectare overgedragen grond, gebruikt voor de melkveehouderij. Deze erkenning wordt gerelateerd aan de nog niet verstreken periode van de heffingsperiode. Indien van voorgaande erkenningsmogelijkheid geen gebruik wordt gemaakt, wordt voor de vervallen aanspraak een vergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van de daarvoor geldende regeling van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw.

    • d. In afwijking van het bepaalde onder a, kan indien vóór 15 april geen opgave is gedaan door de producent van de totale oppervlakte van de grond, gebruikt voor de melkveehouderij, waarover hij bij aanvang van de heffingsperiode beschikt, de overgang van referentiehoeveelheid dan wel in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid alsnog worden geregistreerd, wanneer de in artikel 19a, derde lid, bedoelde opgave alsnog wordt gedaan. De registratie wordt gerelateerd aan de nog niet verstreken periode van de heffingsperiode.

  • 7 De vergoeding, bedoeld in het zesde lid, wordt toegekend aan de vervreemder van de grond, tenzij de betrokken partijen anders overeenkomen.

  • 8 Indien in een heffingsperiode een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid tijdelijk wordt overgedragen overeenkomstig het bepaalde in § 5A en nadien in dezelfde periode ten aanzien van de betrokken hoeveelheid een overeenkomst bedoeld in de tweede volzin van het eerste lid bij het produktschap wordt aangemeld, wordt de aanspraak op de betrokken hoeveelheid eerst erkend met ingang van de volgende heffingsperiode.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De partijen geven de in artikel 19 bedoelde overgang van een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid aan in ofwel de desbetreffende pachtovereenkomst ofwel in een aparte schriftelijke overeenkomst.

  • 2 Artikel 21 is van overeenkomstige toepassing in de in het eerste lid bedoelde situatie, met dien verstande dat de in artikel 21, eerste lid, bedoelde kennisgeving onder overlegging van de daartoe strekkende bewijsstukken dan dient plaats te vinden onverwijld na;

    • a. de goedkeuring door de grondkamer van de pachtovereenkomst;

    • b. de goedkeuring van de beëindiging van de pachtovereenkomst door de grondkamer;

    • c. de door de rechter uitgesproken ontbinding van de pachtovereenkomst;

    • d. de afwijzing door de rechter van een verzoek tot verlenging van een pachtovereenkomst;

    • e. het eindigen van de pachtovereenkomst als gevolg van een kennisgeving als bedoeld in artikel 36, tweede lid, van de Pachtwet, waarna niet overeenkomstig artikel 36, derde lid, van de Pachtwet verlenging is verzocht.

  • 3 In geval van ontbinding, eindiging dan wel beëindiging van een pachtovereenkomst wordt bij toepassing van artikel 21, zesde lid, de vergoeding toegekend aan de verpachter en pachter gezamenlijk, ieder voor de helft, hetzij de betrokken partijen anders overeenkomen.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Door overgang van een bedrijf of grond krachtens erfrecht dan wel huwelijksvermogensrecht gaat een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid, op de rechthebbende over, met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

  • 2 Het produktschap wijzigt op verzoek van de rechthebbende of de rechthebbenden aan wie een bedrijf toekomt de registratie van de betrokken referentiehoeveelheid dan wel de in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid.

  • 3 Het produktschap wijzigt op verzoek van de rechthebbende of de rechthebbenden aan wie gronden toekomen die ten tijde van de overgang deel uitmaakten van een bedrijf waaraan een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid was gerelateerd, de registratie van de betrokken hoeveelheid als overeengekomen door de rechthebbenden, op basis van de voor de melkproduktie gebruikte oppervlakte.

  • 4 Het produktschap kan op verzoek voorgaande leden overeenkomstig toepassen indien sprake is van een andere wijze van overgang onder algemene titel dan is aangegeven in het eerste en tweede lid danwel indien sprake is van een overgang onder bijzondere titel, anders dan in artikel 18, eerste lid, dan wel indien sprake is van in-de-plaatsstelling of medepacht als bedoeld in de artikelen 49, 49a of 54 van de Pachtwet.

  • 5 Een verzoek wordt gedaan door kennisgeving door de betrokken rechthebbende of de gezamenlijke rechthebbenden aan het produktschap. Artikel 21, eerste, derde en achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 6 Er kan eerst een aanspraak op een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid worden gemaakt vanaf de registratie door het produktschap.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Een aanspraak op een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid, wordt niet of niet meer erkend voor zover het gehele bedrijf niet of niet meer voor landbouwkundige doeleinden wordt gebruikt.

  • 2 Een aanspraak op een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid, wordt niet erkend indien grond, niet zijnde een geheel bedrijf, of een geheel bedrijf wordt verworven door een ander publiekrechtelijk lichaam dan het Bureau Beheer Landbouwgronden, of door een particuliere natuurbeschermingsorganisatie, tenzij de minister anders beslist voor een daarbij vastgestelde hoeveelheid, onder door hem te stellen voorwaarden of beperkingen.

  • 3 Indien een producent grond, niet zijnde een geheel bedrijf, of een geheel bedrijf overdraagt aan een publiekrechtelijk lichaam of een particuliere natuurbeschermingsorganisatie, kan de minister hem een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid, toewijzen ten aanzien van vervangende grond tot ten hoogste de hoeveelheid die ten aanzien van de overgedragen grond of het overgedragen bedrijf op grond van het tweede lid is vervallen en indien zeker is gesteld dat de overgedragen grond of het overgedragen bedrijf niet meer voor landbouwkundige doeleinden wordt gebruikt. De minister kan nadere voorwaarden of beperkingen stellen. Deze bepaling vindt geen toepassing indien een producent een geheel bedrijf in eigendom overdraagt aan het bureau beheer landbouwgronden.

  • 4 Voor zover de minister aan de bevoegdheid, bedoeld in het derde lid, geen toepassing geeft kan hij aan de producent aan wie de grond of het gehele bedrijf door het publiekrechtelijk lichaam wordt overgedragen, een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid, toewijzen tot ten hoogste de hoeveelheid, die op grond van het tweede lid is vervallen. De minister kan nadere voorwaarden of beperkingen stellen.

  • 5 De minister kan een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid, toewijzen ten behoeve van het beheer van gronden, die hun agrarische bestemming in belangrijke mate hebben verloren en die zijn verworven ten behoeve van doeleinden van natuur en landschap, voor zover daartoe eerder referentiehoeveelheden of heffingvrije hoeveelheden zijn vervallen op grond van het tweede lid, bij verwerving van dergelijke gronden. De minister kan nadere voorwaarden of beperkingen stellen.

  • 6 Onder overdracht wordt, onverminderd het bepaalde in de laatste volzin van het derde lid, in dit artikel verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 18, dan wel het aangaan, ontbinden, eindigen of beëindigen van een pachtovereenkomst, bedoeld in artikel 19.

§ 5a. Tijdelijke overdracht van een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Artikel 25a

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Met ingang van de heffingsperiode 1989/1990 kan een producent het gedeelte van een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid, dat door nem niet zal worden gebruikt, overeenkomstig de EG-verordeningen en met inachtneming van de hierna volgende artikelen van deze paragraaf voor de duur van een heffingsperiode tijdelijk overdragen.

Artikel 25b

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Aan de tijdelijke overdracht van een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid zijn de volgende voorwaarden verbonden:

    • a. een tijdelijke overdracht van een gedeelte van de in de aanhef van dit lid genoemde hoeveelheden, dient minimaal een hoeveelheid van 10 000 kg te betreffen. Dit minimum behoeft niet in acht te worden genomen indien deze totale hoeveelheden van de vervreemder minder dan 10 000 kg bedragen;

    • b. per bedrijf kan door tijdelijke overdracht een hoeveelheid worden verkregen van maximaal 75 000 kg;

    • c. een tijdelijke overdracht kan slechts plaatsvinden indien een vervreemder voordien in de betrokken heffingsperiode geen referentiehoeveelheden dan wel in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheden tijdelijk heeft verkregen en een verkrijger voordien in de betrokken heffingsperiode geen referentiehoeveelheden dan wel in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheden tijdelijk heeft vervreemd;

    • d. indien voor de betrokken heffingsperiode door de vervreemder of door de verkrijger een verzoek als bedoeld in artikel 9, eerste lid, is ingediend kan geen tijdelijke overdracht plaatsvinden.

    • e. producenten die een verzoek, als bedoeld in artikel 9, tweede lid, hebben ingediend kunnen referentiehoeveelheden dan wel in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheden waarop dit verzoek betrekking heeft in de betrokken heffingsperiode niet tijdelijk overdragen.

    • f. een tijdelijke overdracht van een referentiehoeveelheid kan slechts plaatsvinden indien zowel de vervreemder als de verkrijger hun referentiehoeveelheden overeenkomstig artikel 5, tweede lid, aan dezelfde koper hebben toegedeeld met dien verstande dat:

      • -

        de referentichoeveelheid die de verkrijger overgedragen kan krijgen van een vervreemder die zijn referentiehoeveelheid aan meerdere kopers heeft toegedeeld, niet groter is dan de referentiehoeveelheid die de vervreemder heeft toegedeeld aan die koper waar ook de verkrijger zijn referentiehoeveelheid aan heeft toegedeeld, dan wel

      • -

        indien de verkrijger geen aanspraak kan maken op een referentiehoeveelheid overdracht slechts kan plaatsvinden als blijkt dat de verkrijger de referentiehoeveelheid aan dezelfde koper zal toedelen als de vervreemder;

  • 2 Een tijdelijke overdracht dient per heffingsperiode volgens daartoe door het produktschap te stellen regelen, uiterlijk op 31 juli van elke periode bij het produktschap geregistreerd te zijn.

  • 3 Er kan eerst een aanspraak op een referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid worden gemaakt vanaf de registratie door het produktschap.

Artikel 25c

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 2 Referentiehoeveelheden die verkregen zijn op grond van specifieke toewijzingen aan deelnemers van de regeling voor het niet in de handel brengen van melk- en zuivelprodukten en voor de omschakeling van het melkveebestand, als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 1078/77 (PbEG L 131), kunnen niet tijdelijk worden overgedragen.

  • 3 Producenten die een overeenkomst hebben gesloten in het kader van het Beëindigingsvergoedingsbesluit (Stcrt. 1972, 221) kunnen geen referentiehoeveelheden dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheden tijdelijk overdragen.

Artikel 25d

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Ingeval van tijdelijke overdracht van een referentiehoeveelheid aan een verkrijger die ten tijde van de tijdelijke overdracht reeds aanspraak kan maken op een referentiehoeveelheid wordt voor de betrokken heffingsperiode voor de verkrijger een nieuw gemiddeld vetgehalte bepaald.

    Hierbij wordt de berekening van het gewogen-gemiddelde toegepast, in dier voege dat de beide betrokken gemiddelde vetgehalten worden gewogen met de desbetreffende referentiehoeveelheden.

  • 2 Ingeval van tijdelijke overdracht van een referentiehoeveelheid aan een verkrijger die ten tijde van de tijdelijke overdracht geen aanspraak kan maken op een referentiehoeveelheid wordt het gemiddelde vetgehalte zoals dat gold voor de vervreeinder voor de betrokken heffingsperiode voor de verkrijger in aanmerking genomen.

  • 3 Voor de toepassing van paragraaf 5 van deze beschikking blijven de op grond van tijdelijke overdrachten nieuw bepaalde gemiddelde vetgehalten voor de betrokken heffingsperioden buiten beschouwing.

Artikel 25e

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Het produktschap is belast met de registratie als bedoeld in artikel 25b tweede lid, met de berekening van het vetgehalte als bedoeld in artikel 25d, eerste lid, alsmede met de verdere uitvoering van deze paragraaf.

§ 6. Vaststelling, oplegging, inning en doorberekening van de heffing

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Artikel 26

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Het produktschap is belast met de vaststelling, de oplegging en de inning van de heffingen, bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4.

  • 2 Aanspraak op een hoeveelheid, bedoeld in de artikelen 5 en 7 bestaat slechts indien ten genoegen van het produktschap zodanige aanspraak kan worden aangetoond, op de wijze als door hetzelve is voorgeschreven. De minister kan met betrekking tot de vaststelling van de hoeveelheid nadere regelen stellen.

  • 3 De geïnde heffingen vormen onderdeel van de afdeling B van het Landbouw-Egalisatiefonds. De door het produktschap geïncasseerde bedragen worden elke week met de centrale rekening van dit fonds verrekend.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De koper dan wel de producent, die een heffing verschuldigd is, doet bij het produktschap aangifte van de grondslagen en al hetgeen overigens ingevolge de EG-verordeningen of het bij of krachtens deze beschikking bepaalde nodig is voor de vaststelling van die heffing.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

De koper, onderscheidenlijk de producent geeft terstond kennis aan het produktschap van iedere wijziging in de situatie of de omstandigheden, welke de verschuldigdheid van de heffing kan beïnvloeden of doen ontstaan, dan wel zodanige verschuldigdheid wederom kan doen ontstaan.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Indien de koper een heffing is verschuldigd berekent deze de heffing overeenkomstig de EG-verordeningen door aan de producenten wier aan de koper afgeleverde hoeveelheid melk, of het equivalent daarvan, hoger is dan de overeenkomstig artikel 5, tweede en derde lid, aan de koper toegedeelde referentiehoeveelheid. Deze doorberekening vindt plaats nadat de koper de referentiehoeveelheden die opnieuw kunnen worden verdeeld overeenkomstig de EG-verordeningen heeft herverdeeld over de in de eerste volzin bedoelde producenten in evenredigheid met hun referentiehoeveelheden.

  • 2 Zodra op basis van de door de koper te verrichten periodieke registratie van de door een producent aan hem geleverde hoeveelheid melk of het equivalent daarvan blijkt dat een producent zijn aan die koper toebedeelde referentiehoeveelheid heeft overschreden, kan de koper reeds gedurende de heffingsperiode doch niet voordat de eerste zes maanden van die periode zijn verstreken, ter hoogte van de overschrijding een voorschot op de verschuldigde heffing innen.

  • 3 Het in het tweede lid bedoelde voorschot op de inning kan worden verrekend met de door de koper aan de producent verschuldigde gelden.

  • 4 Na afloop van de heffingsperiode wordt het aldus betaalde voorschot op de inning verrekend met de ingevolge het eerste lid door de producent definitief verschuldigde heffing.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 In afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 29, eerste lid,vindt over de in onderdeel a bedoelde hoeveelheden geen doorberekening plaats, indien het produktschap op verzoek van de producent of producenten daarvoor toestemming heeft gegeven. Zodanige toestemming kan slechts worden gegeven indien:

    • a. op een bedrijf meer dan één referentiehoeveelheid is geregistreerd en de melk, of het equivalent daarvan, door de betrokkenen gezamenlijk aan één koper wordt geleverd tot ten hoogste deze referentiehoeveelheden en

    • b. de produktie en de levering van melk, of het equivalent daarvan, plaatsvindt op één te onderscheiden zelfstandige bedrijfseenheid en

    • c. de melk, of het equivalent daarvan, rechtstreeks wordt geleverd vanuit één op deze bedrijfseenheid geplaatst gebouw of complex van gebouwen.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde verzoek dient te worden ingediend bij het produktschap op een daartoe voorgeschreven formulier. Indien dit verzoek in het tijdvak van 1 november tot en met het einde van de heffingsperiode bij het produktschap wordt ingediend, kan de toestemming eerst met ingang van de volgende heffingsperiode worden verleend. Het produktschap beslist op dit verzoek. Aan de door het produktschap verleende toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 3 De toestemming vervalt zodra niet meer wordt voldaan aan een of meer voorwaarden voor de verlening van de toestemming.

  • 4 Indien partijen zelf de regeling wensen te beëindigen vervalt de toestemming met ingang van een volgende heffingsperiode.

  • 5 De producent of producenten aan wie de in het eerste lid bedoelde toestemming is verleend, dient of dienen, zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de verlening van de toestemming, of indien zij zelf de regeling wensen te beëindigen, hiervan het produktschap onverwijld in kennis te stellen.

Artikel 31

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De koper dan wel de producent, die ingevolge de artikelen 2, 3 of 4 een heffing verschuldigd is of kan worden, is verplicht aan het produktschap, dan wel ieder ander, die belast is met de uitvoering van de EG-verordeningen of deze beschikking, desgevraagd binnen de daarvoor gestelde termijn duidelijk, zonder voorbehoud en naar waarheid die inlichtingen te verstrekken, welke naar hetzelfs, onderscheidenlijk diens oordeel nodig zijn voor de vaststelling of de oplegging van de heffing.

  • 2 De koper dan wel de producent, die ingevolge artikelen 2, 3 of 4 een heffing verschuldigd is of kan worden, is voorts verplicht van alles wat zijn onderneming of bedrijf betreft op zodanige wijze aantekening te houden, dat daaruit te allen tijde de produktie, de voorraad en de ontvangen be- of verwerkte en afgeleverde hoeveelheden van melk of andere zuivelprodukten, alsmede de op een en ander betrekking hebbende financiële gegevens kunnen worden gekend, en zodanige aantekeningen en gegevens gedurende ten minste 4 jaren te bezwaren.

  • 3 Het produktschap kan ambtshalve de afgeleverde hoeveelheden vaststellen, indien de verplichtingen uit het eerste of tweede lid dan wel uit artikel 27 niet of, naar het oordeel van het produktschap, onvoldoende worden nagekomen.

  • 4 Degene die een aanspraak kan maken op referentiehoeveelheid dan wel een in artikel 7 bedoelde heffingvrije hoeveelheid en die de leveringen onderbreekt, dan wel wederom begint met het doen van leveringen, dient daarvan melding te maken bij het produktschap.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Het is de producent verboden feitelijk melk van zijn bedrijf te leveren anders dan op eigen naam, behoudens ontheffing verleend door het produktschap.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Voor de vaststelling en oplegging van de heffingen, bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 wordt geen rekening gehouden met rechtshandelingen waarvan op grond van de omstandigheid dat zij geen wezenlijke verandering van feitelijke verhoudingen hebben ten doel gehad, of op grond van andere bepaalde feiten en omstandigheden moet worden aangenomen, dat zij zouden achterwege gebleven zijn indien daarmede niet de vaststelling of oplegging voor het vervolg geheel of ten dele zou worden onmogelijk gemaakt.

Artikel 33a

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Indien de verschuldigde heffing niet binnen de in de EG-verordeningen gestelde termijn door de koper aan het produktschap is voldaan, is de koper vanaf het verstrijken van deze termijn tot het moment van voldoening van de schuld wettelijke rente verschuldigd zonder dat ingebrekestelling of rechterlijk tussenkomst is vereist.

Artikel 33b

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Het is verboden om melk, of het equivalent daarvan, te vervoeren indien niet op eerste vordering van de ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst alle inlichtingen worden verstrekt die deze in verband met de uitvoering van zijn taak behoeft.

Artikel 33c

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Indien de vervoerder van melk of het equivalent daarvan niet voldoet aan het bepaalde in artikel 33b wordt hij beschouwd als de koper.

§ 7. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Artikel 34

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De Beschikking superheffing 1985 geldt voor de periode tot en met 2 april 1988 en blijft van kracht voor zover en tot zolang nodig is voor de goede uitvoering van het daarin bepaalde.

Artikel 35

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Een toekenning op grond van artikel 24 kan niet samengaan met een toekenning op grond van artikel 11 of 11c van de Beschikking superheffing, tenzij de investeringsverplichtingen als bedoeld in genoemd artikel 11 of 11c, zijn aangegaan vóór het moment waarop de commissie, als bedoeld in artikel 5 van de Ruilverkavelingswet 1954, artikel 4, van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën en artikel 3 van de Reconstructiewet Midden-Delfland, de toezegging tot substantiële bedrijfsvergroting dan wel bedrijfsverplaatsing heeft gedaan.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Het produktschap regelt overigens, met inachtneming van de EG-verordeningen en, zo nodig, de aanwijzing van de minister, al hetgeen voor een goede uitvoering van deze beschikking is vereist.

Artikel 37

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 2 Zij wordt in de Nederlandse Staatscourant bekendgemaakt.

  • 3 Zij treedt in werking met ingang van 3 april 1988.

's-Gravenhage, 30 maart 1988

De

minister

van Landbouw en Visserij,

G. J. M. Braks

Naar boven