Regeling beheer en vervreemding in landinrichtingsgebieden in uitvoering

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 24-06-1987 t/m heden

Regeling beheer en vervreemding in landinrichtingsgebieden in uitvoering

De minister van Landbouw en Visserij,

Gelet op artikel 29, derde lid, van de Wet agrarisch grondverkeer (Stb. 1981, 248);

Gehoord de Centrale Landinrichtingscommissie en de Commissie Beheer Landbouwgronden;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

landinrichtingsgebieden in uitvoering:

gebieden waar ingevolge de Landinrichtingswet (Stb. 1985, 299) het landinrichtingsplan of een deel daarvan dan wel het aanpassingsplan is vastgesteld en het besluit tot herinrichting, ruilverkaveling of aanpassingsinrichting is genomen;

materieel beheer:

het treffen van regelingen met betrekking tot gebruik en onderhoud van land in landinrichtingsgebieden in uitvoering waarvan het bureau zakelijke of persoonlijke rechten heeft verworven;

landinrichtingscommissie:

de in artikel 27, eerste lid, dan wel artikel 99, eerste lid, van de Landinrichtingswet bedoelde landinrichtingscommissie;

landinrichtingsplan:

het plan, bedoeld in artikel 73, eerste lid, dan wel artikel 86 van de Landinrichtingswet;

aanpassingsplan:

het plan, bedoeld in artikel 101 van de Landinrichtingswet;

plan van toedeling:

het plan van toedeling, bedoeld in artikel 196, eerste lid, van de Landinrichtingswet;

akte van toedeling:

de akte van toedeling, bedoeld in artikel 207, eerste lid, van de Landinrichtingswet.

Artikel 2

  • 1 Het materieel beheer dient zodanig te worden gevoerd dat:

    • a. het land niet met persoonlijke of zakelijke rechten wordt belast die een zo spoedig mogelijke vervreemding ten behoeve van de gewenste bestemming kunnen bemoeilijken of vertragen;

    • b. wordt zorggedragen voor een regelmatige wisseling van degenen aan wie het land in gebruik wordt gegeven.

  • 2 Voor ingebruikneming van land dat in materieel beheer bij het bureau is, kunnen gegadigden zich door middel van een inschrijving bij het bureau melden.

  • 3 Bij het in gebruik geven van het land wordt een vergoeding gevraagd ter grootte van de hoogst toelaatbare pachtprijs.

Artikel 3

  • 1 Voor landinrichtingsgebieden in uitvoering voert het bureau het materieel beheer gedurende het tijdvak dat begint op de datum van verwerving van het land en eindigt met ingang van het kalenderjaar volgende op het jaar waarin het plan van toedeling van het betreffende blok ter visie is gelegd.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid voert:

    • a. het bureau het materieel beheer tot aan de datum waarop de akte van toedeling in de openbare registers wordt overgeschreven ten aanzien van land en de daarop aanwezige opstallen:

      • -

        welke worden aangewend voor niet agrarisch gebruik, voor zover niet opgenomen in het landinrichtingsplan dan wel het aanpassingsplan;

      • -

        welke gelegen zijn binnen als zodanig aangewezen reservaatsgebieden;

      • -

        welke worden aangewend voor uitgifte in erfpacht;

    • b. de landinrichtingscommissie gedurende het tijdvak dat begint met het kalenderjaar volgende op het jaar waarin het landinrichtingsplan of een gedeelte daarvan dan wel het aanpassingsplan is vastgesteld en eindigt op de datum bedoeld in het derde lid, het materieel beheer ten aanzien van het land dat per kalenderjaar aangewend wordt voor:

      • -

        uitvoering van werken;

      • -

        tijdelijke compensatie van grondgebruikers op wier grond werken worden uitgevoerd;

      • -

        blijvende compensatie van grondgebruikers op wier grond werken zijn uitgevoerd als gevolg waarvan het gebruik niet meer mogelijk is;

      • -

        oplossing van incidentele problemen bij de uitvoering van een landinrichtingsproject welke geen verband behoeven te hebben met de uitvoering van werken.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in het tweede lid voert de landinrichtingscommissie het materieel beheer gedurende het tijdvak dat begint met het kalenderjaar volgende op het jaar waarin het plan van toedeling van het betreffende blok ter visie is gelegd en eindigt op de datum waarop de akte van toedeling in de openbare registers wordt overgeschreven.

  • 4 In die delen van het landinrichtingsgebied in uitvoering waar geen herverkaveling zal plaatsvinden, voert het bureau het materieel beheer zolang het bureau het land in eigendom of pacht heeft, met dien verstande dat dit land aan de landinrichtingscommissie in materieel beheer kan worden gegeven ten behoeve van doeleinden genoemd in het tweede lid, onderdeel b.

Artikel 4

  • 1 In afwijking van het gestelde in artikel 3 geldt voor landinrichtingsgebieden waarvan de stemming vóór 1 maart 1983 heeft plaatsgevonden, dat de landinrichtingscommissie het materieel beheer voert tot de datum waarop de akte van toedeling in de openbare registers wordt overgeschreven.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid voert het bureau het materieel beheer tot aan de datum waarop de akte van toedeling in de openbare registers wordt overgeschreven ten aanzien van land en de daarop aanwezige opstallen:

    • -

      welke worden aangewend voor niet agrarisch gebruik, voor zover niet opgenomen in het landinrichtingsplan;

    • -

      welke gelegen zijn binnen als zodanig aangewezen reservaatsgebieden;

    • -

      welke worden aangewend voor uitgifte in erfpacht.

Artikel 5

Met betrekking tot het land dat de landinrichtingscommissie in materieel beheer heeft:

  • a. betaalt zij aan het bureau een vergoeding ter grootte van de hoogst toelaatbare pachtprijs;

  • b. brengt zij voor het gebruik door derden maximaal een bedrag in rekening ter grootte van de hoogst toelaatbare pachtprijs;

  • c. legt zij jaarlijks verantwoording af aan het bureau.

Artikel 6

  • 1 De uit het materieel beheer voortvloeiende afwikkeling van de financiële gevolgen en de daarbij behorende administratie wordt door het bureau verricht vanaf de datum van verwerving van het land tot aan de datum waarop de akte van toedeling in de openbare registers wordt overgeschreven dan wel tot aan het moment waarop het land van het bureau, in het geval bedoeld in artikel 3, vierde lid, vervreemd wordt.

Artikel 7

Het in een landinrichtingsgebied in uitvoering gelegen land wordt op de volgende wijze vervreemd:

  • a. uitgifte in erfpacht als bedoeld in artikel 57 van de wet, voor zover het betreft landbouwgrond;

  • b. vestiging van zakelijke rechten anders dan bedoeld in artikel 57 van de wet;

  • c. overdracht in eigendom aan de Staat;

  • d. overdracht in eigendom aan andere openbare lichamen dan de Staat;

  • e. overdracht in eigendom aan particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties;

  • f. overdracht in eigendom aan ondernemers in de landbouw, voor zover het landbouwgrond betreft op voordracht van de landinrichtingscommissie;

  • g. overdracht in eigendom aan derden dan wel de vestiging van een zakelijk recht ten behoeve van derden, niet ressorterend onder a–f, ter oplossing van incidentele problemen bij de uitvoering van een landinrichtingsproject.

Artikel 9

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van haar bekendmaking in de Nederlandse Staatscourant en werkt terug tot en met 15 oktober 1985.

  • 2 Zij kan worden aangehaald als ‘Regeling beheer en vervreemding in landinrichtingsgebieden in uitvoering’.

's-Gravenhage, 18 juni 1987

De

minister

van Landbouw en Visserij,
Voor deze,
De

secretaris-generaal

,

T. H. J. Joustra

Naar boven