Besluit overgangsregels werkloosheidswetten stelselherziening sociale zekerheid

[Regeling vervallen per 22-09-2004.]
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 23-02-2002 t/m 21-09-2004

Besluit overgangsregels werkloosheidswetten stelselherziening sociale zekerheid

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 9; 12 en 32 van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid (Stb. 1987, 94);

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

Dit besluit verstaat onder:

a. wet:

Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid (Stb. 1987, 94);

b. nWW:

Werkloosheidswet (Stb. 1987, 93);

c. WW:

Werkloosheidswet (Stb. 1967, 421) zoals die wet luidde op de dag voorafgaande aan die waarop de nWW in werking treedt;

d. WWV:

Wet Werkloosheidsvoorziening (Stb. 1964, n485);

e. IOAW:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Stb. 1987, 92).

Artikel 2

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

De persoon die terzake van een voor 1 januari 1987 geëindigde dienstbetrekking geen recht heeft op uitkering op grond van de WW dan wel die voor 1 januari 1987 de maximum uitkeringsduur op grond van de WW bereikt, doch vervolgens onafgebroken tot 1 januari 1987 geen recht heeft op uitkering op grond van de WWV, uitsluitend wegens een omstandigheid als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, b, c, e, g, h of j, van die wet, wordt geacht op de dag volgend op die waarop zijn dienstbetrekking eindigde dan wel hij de bedoelde maximum uitkeringsduur bereikt zijn recht op uitkering op grond van de WWV te hebben onderbroken.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

De persoon die op 31 december 1986 de maximum uitkeringsduur op grond van de WW bereikt, heeft met ingang van 1 januari 1987 recht op uitkering op grond van de nWW, tenzij die wet dat verhindert. De in de eerste volzin bedoelde persoon wordt voor de toepassing van de overige bepalingen van de wet gelijkgesteld met de persoon, bedoeld in artikel 45 van de wet.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

Voor de toepassing van artikel 4 van de wet wordt de persoon, die op grond van artikel 21 van de WW wegens niet onvrijwillige werkloosheid, of artikel 31, eerste lid, onderdeel a tot en met f, zonodig in verbinding met artikel 39 van de WW, geheel van het recht op uitkering wordt uitgesloten, geacht de maximum uitkeringsduur, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet te hebben bereikt op de dag voorafgaande aan die, waarop hij van het recht op uitkering op grond van de WW is uitgesloten.

Artikel 4a

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

Voor de toepassing van artikel 4 van de wet wordt de persoon, die na werkaanvaarding opnieuw werkloos wordt na 31 december 1986 en die ter zake van de nieuwe werkloosheid uitsluitend in verband met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 27 of 35 van de WW geen recht op uitkering op grond van die wet heeft, zolang voor hem geen recht op uitkering op grond van de nWW is ontstaan, geacht de maximum uitkeringsduur, bedoeld in artikel 4 van de wet te hebben bereikt op de dag voorafgaande aan die waarop hij opnieuw werkloos wordt.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

De persoon, bedoeld in artikel 4 van de wet, wiens recht op uitkering op grond van de WW is onderbroken door een omstandigheid als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel g, i of k, zonodig in verbinding met artikel 39, eerste lid, van die wet, wordt, indien dat recht op 1 januari 1989 nog is onderbroken door die omstandigheid, na afloop van die onderbreking geacht zijn maximum uitkeringsduur op grond van de WW te hebben bereikt.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

  • 1 Met de persoon, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, wordt gelijkgesteld de persoon wiens dienstbetrekking voor 1 januari 1987 is geëindigd doch onafgebroken tot 1 januari 1987 geen recht had op uitkering op grond van de WW, uitsluitend wegens een omstandigheid als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel g, h, i of k, zonodig in verbinding met artikel 39, eerste lid, van die wet.

  • 2 De persoon, genoemd in het eerste lid, ten aanzien van wie de in dat lid genoemde omstandigheid voor 1 januari 1989 niet meer van toepassing is, wordt geacht op de dag volgend op die waarop zijn dienstbetrekking eindigde, zijn recht op uitkering op grond van de WW te hebben onderbroken.

  • 3 De persoon, bedoeld in het eerste lid, ten aanzien van wie de in dat lid genoemde omstandigheid op 1 januari 1989 nog van toepassing is, wordt geacht na afloop van die omstandigheid de maximum uitkeringsduur op grond van de WW te hebben bereikt.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

Voor de toepassing van artikel 4 van de wet wordt een betaling op grond van hoofdstuk IIIa van de WW aangemerkt als een doorbetaling van het loon als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, van de wet.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

  • 1 Ten aanzien van de persoon die op grond van artikel 4 van de wet of artikel 14 van dit besluit na 31 december 1986 recht heeft op uitkering op grond van de WW en wiens recht eindigt wegens werkaanvaarding, wordt de termijn van 78 weken, bedoeld in artikel 22, vijfde lid, van de WW, in afwijking van het zesde lid van dat artikel, niet geacht te zijn onderbroken door dagen van werken.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde termijn van 78 weken wordt verlengd met de voor het einde daarvan aangevangen dagen, waarop de betrokkene na een werkaanvaarding als bedoeld in het eerste lid, heeft gewerkt.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

De persoon, bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid van de wet, wiens recht op uitkering op grond van de WW eindigt, uitsluitend wegens het ontstaan van recht op uitkering op grond van de nWW anders dan op grond van artikel 4, zesde lid, van de wet, heeft recht op een zodanige verhoging van het dagloon, waarnaar de laatstbedoelde uitkering wordt berekend, dat een bedrag van 100/70 van het gemiddelde van de geëindigde uitkering in het dagloon is inbegrepen. Bij de vaststelling van het verlies van arbeidsuren op grond van artikel 16 van de nWW wordt mede in aanmerking genomen het verlies aan arbeidsuren dat heeft geleid tot de eerder genoemde uitkering op grond van de WW.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

Ten aanzien van de persoon, genoemd in artikel 9, is artikel 18 van de wet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

De persoon, bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, van de wet, wiens recht op uitkering op grond van de WWV eindigt uitsluitend wegens het ontstaan van recht op uitkering op grond van de nWW, heeft recht op een zodanige verhoging van het dagloon, waarnaar de laatstbedoelde uitkering wordt berekend, dat een bedrag van 100/70 van het gemiddelde van de geëindigde uitkering in het dagloon is inbegrepen, gedurende de periode dat hij uitkering op grond van de WWV zou hebben ontvangen, als het recht daarop uitsluitend wegens bedoelde omstandigheid niet was geëindigd. Bij de vaststelling van het verlies van arbeidsuren op grond van artikel 16 van de nWW wordt mede in aanmerking genomen het verlies aan arbeidsuren dat heeft geleid tot de eerder genoemde uitkering op grond van de WWV.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

  • 1 Ten aanzien van de persoon die op 1 januari 1987 60 jaar of ouder is en op 31 december 1986 recht had op uitkering op grond van de WWV, is in afwijking van artikel 6, van de wet, ook indien die persoon op de eerste dag van werkloosheid jonger was dan 57,5 jaar, de nWW van toepassing.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

  • 2 Met ingang van de dag, waarop de in het eerste lid bedoelde persoon de leeftijd van 60 jaar bereikt, zijn de artikelen 11, 16, 20, 22 en 32 van de wet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

  • 1 Ten aanzien van de persoon, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet blijft de WW van toepassing, zolang voor hem geen recht op uitkering op grond van de nWW is ontstaan.

  • 3 Ten aanzien van de persoon, bedoeld in artikel 6 van de wet, artikel 12 of artikel 13 van dit besluit, blijven dit artikel en de artikelen 20 en 22 van de wet op hem van toepassing tot de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt.

  • 4 Ten aanzien van de persoon, die terzake van een eerdere werkloosheid met ingang van een dag, gelegen na het bereiken van de leeftijd van 57,5 jaar recht op uitkering op grond van de WW of na het bereiken van de leeftijd van 58 jaar recht op uitkering op grond van de WWV had en wiens recht op uitkering voor 1 januari 1987 wegens werkhervatting is geëindigd is, indien recht op uitkering op grond van de nWW ontstaat met betrekking tot de duur van die uitkering artikel 20 van de wet van toepassing. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

Ten aanzien van de persoon, bedoeld in de artikelen 4, 5, vierde lid, en 6, van de wet en de artikelen 12 en 13 van dit besluit is, met inachtneming van artikel 22, eerste lid, van de wet en de artikelen 9 en 11 van dit besluit, artikel 47, tweede en derde lid, van de nWW van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15a

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is bevoegd ten aanzien van de persoon bedoeld in artikel 6 van de wet en artikel 12 van dit besluit op wie op 31 december 1986 wegens verrichtte arbeid de bepalingen inzake aftrek van inkomsten van het op grond van artikel 28 van de WW vastgestelde wachtgeldreglement van toepassing of van overeenkomstige toepassing waren, dan wel artikel 17, tweede tot en met vierde lid, van de WWV van toepassing was, voor de duur van die arbeid artikel 20, derde lid, van de nWW buiten toepassing te laten en de inkomsten uit die arbeid op de uitkering in mindering te brengen met toepassing van de eerderbedoelde bepalingen van het wachtgeldreglement onderscheidenlijk artikel 17 van de WWV. In afwijking van artikel 3 van de wet blijft bij de toepassing van de eerste volzin het daarin bedoelde wachtgeldreglement van kracht.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de persoon bedoeld in artikel 13, met dien verstande dat voor hem in plaats van 31 december 1986 in aanmerking wordt genomen de dag voorafgaande aan die, waarop hij de leeftijd van 60 jaar bereikt.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

Voor de toepassing van artikel 6 van de wet wordt een loonsuppletie als bedoeld in hoofdstuk IIIb van de WW en hoofdstuk IIIa van de WWV, niet beschouwd als een uitkering op grond van de WW onderscheidenlijk de WWV.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

Ten aanzien van de persoon, bedoeld in artikel 6 van de wet, op wie op 31 december 1986 artikel 31, eerste lid, onderdeel a tot en met f, zo nodig in verbinding met artikel 39 van de WW van toepassing was, alsmede ten aanzien van de persoon, bedoeld in artikel 4, van dit besluit, die op grond van artikel 21 van de WW wegens niet onvrijwillige werkloosheid geheel van het recht op uitkering is uitgesloten, vindt artikel 14 van de wet overeenkomstige toepassing.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

Met de uitkeringsduur, genoemd in artikel 7, eerste lid, van de wet wordt voor de toepassing van dat artikel gelijkgesteld de duur van de uitkering, vastgesteld op grond van artikel 18 of 19 van de wet.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

De persoon, wiens recht op uitkering op grond van hoofdstuk IIIb van de WWV als gevolg van werkaanvaarding is geëindigd en die vervolgens ter zake van nieuw ingetreden werkloosheid recht heeft op uitkering op grond van de nWW en die niet voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 42, tweede lid, van de nWW, heeft na eindiging van die uitkering wegens het verstrijken van de uitkeringsduur bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de nWW, recht op uitkering op grond van de IOAW, tenzij dat anders dan op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, sub 2° en 3° van laatstgenoemde wet wordt verhinderd.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

  • 3 Bij de toepassing van het eerste en tweede lid is het bepaalde bij of krachtens artikel 77, tweede tot en met vierde lid, van de Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies (Stb. 1989, 127) van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

In afwijking van artikel 32, eerste lid, van de wet, is de persoon, bedoeld in artikel 6 van de wet en de artikelen 12 en 13 van dit besluit, verzekerd bij de bedrijfsvereniging die voorafgaande aan de dag waarop de nWW op hem van toepassing wordt, het laatst zijn recht op uitkering op grond van de WW heeft beoordeeld, indien dit een andere bedrijfsvereniging is dan de bedrijfsvereniging waarbij zijn laatste werkgever was aangesloten.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

Het besluit overgangsregels werkloosheidswetten stelselherziening sociale zekerheid nr. SZ/SVW/86/11009 van 24 december 1986, Stcrt. 251 en het Besluit van 25 februari 1987, nr. 87/-U-1405, Stcrt. 41, wordt ingetrokken.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

Dit besluit, dat met de daarbij behorende toelichting in de Nederlandse Staatscourant zal worden geplaatst, treedt in werking met ingang van de eerste dag na plaatsing en werkt wat de artikelen 2, 4, 5, 6, 9, 10, 11, 14 en 18 betreft terug tot en met 1 januari 1987.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 22-09-2004]

Dit besluit kan worden aangehaald onder de titel: Besluit overgangsregels werkloosheidswetten stelselherziening sociale zekerheid.

's-Gravenhage, 26 mei 1987

De

staatssecretaris

voornoemd,

L. de Graaf

Naar boven